6642 De ziel van Jezus

11 september 1956: Boek 71

Alles wat de geest uit Mij aan u overbrengt, zal ook overeenstemmen met zijn bedoeling. Wel staat het de mens vrij eigenzinnig een andere betekenis toe te schrijven aan de woorden die mijn geest u doet toekomen, maar dan is diens geest niet verlicht. Maar er kan niet beweerd worden dat u van Mij uit geestelijke leren werden toegezonden die tegenstrijdig met elkaar zijn. Want de “geest uit God” vergist zich niet. En waar er nu tegenspraak aanwezig lijkt te zijn, daar moet om opheldering worden gebeden. Er moet aan Mij zelf om opheldering worden gevraagd, zodat Ik deze kan geven:

De ziel van de mens Jezus kwam van boven. Een Lichtgeest daalde af naar de aarde. Een Wezen dat uit Mij was voortgekomen en in alle vrijheid van wil bij Mij bleef, toen een groot leger geschapen geesten van Mij afviel en in de diepte stortte. Maar deze Lichtgeest had een missie te vervullen als mens. Hij moest afdalen in een gebied zonder licht, dus voorlopig Zijn volheid van licht achterlaten, die op aarde alleen een verwoestende uitwerking zou hebben gehad, omdat de mensen niet in staat waren zo’n licht van boven in ontvangst te nemen. Ze zouden dus vergaan zijn in zijn straal.

Een mens moest die missie ten uitvoer brengen, het verlossingswerk voor de mensen. En deze mens moest zich in dezelfde sfeer ophouden als de medemensen, want het ging erom dezen een weg te tonen, hun een leven voor te leven dat ze moesten navolgen. Bijgevolg moest de mens Jezus net zo geaard zijn als de andere mensen. En Hij was zo geaard, ondanks dat de ziel uit het rijk van het licht was neergedaald.

En het lichaam van het kindje Jezus droeg een ziel in zich, die door haar aardse uiterlijke vorm net zo bepaald werd in haar denken, willen en voelen als ieder ander mens. Dus moesten door de haar omgevende sfeer, evenals door haar uiterlijk omhulsel, ook dezelfde hartstochten en begeerten in haar ontwaken. Want de weg over de aarde te gaan als mens, betekende ook weerstand te moeten bieden aan dezelfde innerlijke en uiterlijke driften.

Want het ging er toch om de vergeestelijking van de ziel na te streven, de vereniging van de ziel met haar geest te bereiken, die zin en doel is van het leven op aarde van ieder mens. Het ging erom de mensen het bewijs te leveren dat het mogelijk was deze vergeestelijking op aarde te bereiken. En daarom waren de gevechten en het worstelen van de mens Jezus van dezelfde aard - wat nu eenmaal een ziel vereiste die net zo van aard was, maar die toch uit het rijk van het licht was neergedaald om God zelf als verblijfplaats te kunnen dienen, Die zich nooit in een zondige ziel zou hebben kunnen manifesteren. Want de ziel van Jezus was zonder zonde, wat echter niet betekent, dat ze helemaal gespeend zou zijn geweest van de driften en hartstochten. Want hoe heftig deze zwakheden en hartstochten ook waren, hoe hevig ook de verzoekingen waren die op Hem afkwamen, Hij heeft ze weerstand geboden en kunnen bieden, omdat ook zijn liefde sterk was en deze Hem kracht gaf voor deze weerstand.

De ziel van de mens Jezus verliet het licht en betrad de duisternis. En er hechtten zich aan deze ziel talloze aard-gebonden wezens die haar in het nauw brachten, op dezelfde manier als elke menselijke ziel door duistere krachten in het nauw wordt gebracht. En omdat Jezus de weg als mens moest gaan, kon de ziel deze wezens ook niet wegdringen. Integendeel, zij moest ze in een harde strijd trachten te overwinnen. Ze moest zelf de wil opbrengen niet aan hen toe te geven wanneer ze in verzoeking werd gebracht. En ze kon deze wil opbrengen op grond van de liefde die ze niet had prijsgegeven. Die haar deel was en bleef, omdat het goddelijke kracht was, met behulp waarvan de mens Jezus Zijn missie moest en kon vervullen, die echter ook iedere mens tot overwinnaar zou kunnen maken, wanneer hij maar de liefde in zich zou ontsteken en voeden.

Steeds weer moet benadrukt worden, dat het verlossingswerk door een mens volbracht moest worden, dat dus Jezus vooreerst alleen als mens moet worden beschouwd Die het gelukt is zich op aarde te vergoddelijken en dat daarom deze mens zich geheel aan de wet der natuur onderwierp, dat Zijn lichaam was geschapen zoals dat van ieder ander mens en dat ook Zijn ziel zich niet mocht verweren toen er onzuivere geesten bezit van haar namen. Maar nooit liet Hij deze geesten de overhand nemen, omdat Zijn wil dit verhinderde en omdat Hij door de liefde ook de daarvoor benodigde kracht opbracht. Maar Hij moest worstelen net als iedere andere mens, want Hij moest en zou een voorbeeld voor hen zijn. Hij wilde hun de weg wijzen, die ook zij konden gaan om zich op aarde nog te vergeestelijken. Want er kon van de mensen alleen dat worden verlangd, wat voor de mensen ook mogelijk was.

En zou Jezus over een kracht hebben beschikt die voor de mensen totaal onmogelijk was te verkrijgen, dan zou Hij nooit hebben kunnen zeggen: “Volg Mij na”. Maar dit sluit nooit uit dat Zijn ziel van boven kwam, dat het een ziel van het licht is geweest, in welke God zelf verblijfplaats nam en kon nemen omdat ze zonder zonde en rein was, omdat de liefde haar kracht gaf om aan alle verzoekingen weerstand te bieden.

Amen

Vertaald door: Gerard F. Kotte

Deze openbaring is opgenomen in de volgende themaboekjes:
Themaboekje Titel Downloaden
110 Jezus Christus ePub   PDF   Kindle  
117 Jezus Christus als mens en als God ePub   PDF   Kindle  
152 Jesus Christus ePub   PDF   Kindle  

Downloads

Download-aanbod voor boek _book
 ePub  
 Kindle  
  Meer downloads

Deze openbaring

 als MP3 downloaden  
Afdrukvoorbeeld
 Kladschriften