5934 Opstanding

18 april 1954: Boek 64

„Verheug u en jubel het uit, want Hij is opgestaan uit de dood“. Zo klonk het uit de mond van de mijnen, en ze geloofden in Mij, dat Ik Jezus Christus was, de Gezalfde des Heren, dat Ik werkelijk en waarachtig God was en de wereld verlost had door mijn kruisdood. Ik was opgestaan uit de dood.

Ik had hun daardoor het bewijs gegeven van de waarheid van mijn woorden: "Breek deze tempel af en Ik zal hem in drie dagen weer opbouwen". Ik had de macht van de dood gebroken.

Maar mijn verrijzenis moest er voor de mensen alleen het bewijs zijn, dat het leven niet is afgelopen met de dood van het lichaam.

Ze moesten leren geloven aan een leven na de dood en daarom liet Ik voor de mensen zichtbaar gebeuren wat iedere afzonderlijke ziel te wachten staat na het overlijden op aarde. Want dit geloof ontbrak allen en zelfs de priesters en schriftgeleerden wezen op de dood van de profeten als een bewijs, dat ook de meest godvruchtige mensen tenslotte ten prooi vallen aan de dood.

Want van de geestelijke gevolgen van de levenswandel wisten ze niets. De opstanding van de ziel trokken ze in twijfel en daarom waren de leringen van de mens Jezus voor hen ook onbegrijpelijk en lastig. En Ik wilde het geestelijke gevolg van het naleven van mijn leringen duidelijk aan de mensen laten zien.

Ik was Heer over leven en dood.

Ten tijde van mijn leven op aarde wekte Ik doden op tot leven en de mensen geloofden Mij niet, dat Ik macht had over leven en dood.

En zo bewees Ik hun met Mij zelf dat Ik ook Heer was over de dood, dat het leven niet kan worden ontnomen aan degene die het geestelijk al gevonden heeft, ook wanneer men hem het aardse leven afneemt.

Maar Ik liet ook het aardse lichaam verrijzen, ten teken dat dit niets aards meer bevatte, dat ook dit vergeestelijkt was en bijgevolg de kracht in zich had te verrijzen in vergeestelijkte vorm.

Aan mijn lichaam kleefde niets aards meer, omdat het zich door het ontzettende lijden volledig gelouterd had, omdat al het aardse helemaal veranderd was in geestelijke substantie en dit geestelijke nu kon verrijzen tot volledig leven.

En daarom kon het lichaam uit het graf opstijgen, want niets hield het aan de aarde vast.

Dit was een gebeurtenis, waarvan de gehele mensheid kennis zou moeten nemen, dat en waarom het mogelijk is, na de dood van het lichaam weer ten leven op te staan. Want van het hiervan kennis nemen - van het geloof aan mijn opstanding - hangt ook het geloof in mijn goddelijkheid af, het geloof aan mijn missie op aarde als Gods Zoon en de bereikte volledige vereniging met God door het vervullen van die missie.

Ik ben werkelijk en waarachtig opgestaan uit de dood en heb Me aan de mijnen zichtbaar getoond. En daardoor heb Ik de mensen bewezen dat Ik als mens de dood heb overwonnen, dat hij die de dood in de wereld heeft gebracht, niet de macht had, mijn lichaam op aarde achter te houden, dat het geestelijke kleed al had aangetrokken door het werk van de verlossing.

En dit werk van de verlossing gold voor de gehele mensheid.

Dus kan geen ziel meer door mijn tegenstander worden teruggehouden die - door mijn kruisdood verlost - aan zijn macht is ontrukt.

Ze zal de dood niet hoeven te vrezen, ze zal verrijzen tot het eeuwige leven en ze zal kunnen jubelen en loven, want ze weet dat haar Verlosser leeft en dat Hij al diegenen het leven geeft die in Hem geloven en aan Zijn opstanding.

Amen

Vertaald door: Gerard F. Kotte

Deze openbaring is opgenomen in de volgende themaboekjes:
Themaboekje Titel Downloaden
52 JEZUS CHRISTUS is de deur tot het eeuwige leven ePub   PDF   Kindle  
110 Jezus Christus ePub   PDF   Kindle  
152 Jesus Christus ePub   PDF   Kindle  

Downloads

Download-aanbod voor boek _book
 ePub  
 Kindle  
  Meer downloads

Deze openbaring

 als MP3 downloaden  
Afdrukvoorbeeld
 Kladschriften