Vergelijk Kundgabe met vertaling

Meer vertalingen:

Nog meer over de voormens

U hoeft u maar tot MIJ te wenden met het verzoek, u opheldering te verschaffen en IK zal niet aarzelen u deze te geven. U weet niet dat er voor de scheppingsdaad eindeloze tijden nodig waren, want u meet met uw huidig begrip van tijd, terwijl de scheppingsdaad eeuwigheden vereiste, die u zich verstandelijk niet voor kan stellen. En daarom bent u ook geïnformeerd als u het leven van de preadamieten aanneemt als ver vóór de mens zijnde, die als echt mens werd erkend door het ik-bewustzijn, het verstand en de vrije wil. Maar dat sluit niet uit dat deze mensen op de hoogte waren van de voormensen, dat ze dus van hun bestaan afwisten, maar dit als er lang aan voorafgaand aanduidden.

Maar dat was pas na de zondeval, toen IK lichtwezens van boven tussen de mensen zond, die hun ook opheldering gaven over de weg tevoren door alle scheppingen heen. Daarvóór echter was hun iedere kennis daarover vreemd en dus hadden ze ook geen voorkennis van die op mensen lijkende wezens, omdat - waar er ook maar mensen geschapen werden, deze wezens ook waren uitgestorven. Omdat echter het bevolken met mensen slechts langzaam in zijn werk ging, beantwoordend aan de voltooide oergeesten, strekte het scheppingsproces zich uit over eindeloze tijden. En zo was ook de aarde niet tegelijkertijd overal bevolkt door mensen, daarentegen stierven de preadamieten pas uit toen het scheppingswerk "mens" tevoorschijn trad. De voormensen hebben dus niet tegelijkertijd met de mens samen geleefd, maar pas op een ander tijdstip is de mens geschapen, want ook de aarde was heel verschillend gevormd en ze had dit anders zijn ook nodig omdat ook de oergeesten zich verschillend ontwikkeld hadden, wat voor u, mensen nog niet echt duidelijk is. Het is niet zo, dat er ineens mensen op de aarde geschapen werden, maar het is allemaal op zo'n manier gebeurd, dat men van een schepping in perioden kan spreken. En elke periode had zulke wezens voortgebracht, voordat als laatste scheppingswerk de mens met ik-bewustzijn, verstand en vrije wil in het leven trad.

Wanneer IK nu de uitdrukking "terzelfder tijd" gebruik, wil IK daarmee zeggen in dezelfde scheppingsperiode, die echter zo lang is dat ze niet met getallen is weer te geven, dat echter die voormensen de eigenlijke mensen zijn voorafgegaan omdat er bij MIJ geen tijdsbegrip is - en voor MIJ duizend jaar zijn als een dag. De hele scheppingsdaad heeft zo'n lange tijd gevergd, dat de mensen de tijdsduur niet meer bepalen kunnen, maar dat ene kan niet geloochend worden, dat zich alles van de materie af aan, door de stenen- en plantenwereld, door het dierenrijk tot aan de mens ontwikkeld heeft, dat IK echter steeds weer voor de zieledeeltjes die verder ontwikkeld waren, ook een nieuwe uiterlijke vorm geschapen heb. De uitdrukking: ze hebben zich ontwikkeld tot het volgende wezen, betreft dus alleen de ontwikkeling van de ziel, maar elke uiterlijke vorm was een nieuwe schepping, die steeds verging als ze aan haar doel geheel en al beantwoord had, om welke reden dus ook weer veel wezens verdwenen zijn, toen tenslotte de mensen het leven binnentraden die zelf scheppen en vormen konden volgens hun wil.

Derhalve, de mensen leefden niet in de zelfde tijd samen met de voormensen, wat echter niet uitsluit dat ze in dezelfde tijd op aarde leefden, alleen wat hun plaats betreft, waren ze zo ver uit elkaar, dat ze niets van hen afwisten, daar de tijd nog niet rijp was dat de mens er de juiste levensvoorwaarden aantrof die hij nodig had. Alleen dit ene moet duidelijk gemaakt worden, dat de aarde niet in dezelfde tijd bewoond werd door mensen met 'n volle verantwoordelijkheid, maar dezen pas lange tijd later kwamen, terwijl de voormensen daar voorkwamen waar de ontwikkeling van de aarde nog niet zo ver was voortgeschreden.

Het is moeilijk u, mensen een beeld uiteen te zetten hoe het hele scheppingsproces zich heeft afgespeeld, want enerzijds kan u zich noch de tijdsduur voorstellen waarin dit werk plaatsvond en anderzijds kan u zich niet de onmetelijke ruimte voorstellen, die bevolkt moest worden met de zielepartikeltjes van de gevallen oergeesten. En daar was zo'n grote verscheidenheid voor nodig, die alleen Mijn denken tot stand bracht, zodat IK alles als kleinste scheppingswerk voor ME zag en het tegelijkertijd ook als een volbracht werk ontstond, dat de scheppingen steeds grotere vormen aannamen waarin de zielepartikeltjes rijper moesten worden, zodat het wemelde van scheppingen van allerlei aard - waarvan IK elke daar plaatste waar haar mogelijkheden om rijper te worden werden gegeven.

En zo was de voormens een schepping die IK steeds daar inzette waar het nog te komen menselijk geslacht te verwachten was, dat eens de aarde in bezit zou nemen om zijn voltooiingsproces te beëindigen. Dat nu de aarde wat de tijd betreft overal dezelfde omstandigheden kon aantonen, werd door Mijn veelzijdige Wil om te vormen terzijde geschoven. En er zijn ook nu nog uitgestrekte landstreken waar geen mens bestaan kan omdat hem de voorwaarden om in leven te blijven mankeren, waarvoor IK ook Mijn reden heb. Maar dit ene staat vast, dat de uiterlijke vorm van de mens een daad van Mijn Liefde is geweest, dat IK de mens als Mijn evenbeeld geschapen heb en dat hij ook naar zijn ziel tot Mijn evenbeeld moet worden, wat echter bij die voormensen niet het geval geweest is, zij zich dus ook niet tot die mens konden ontwikkelen die hij nu is - om het even of hij de rijpheid van ziel bereikt of niet.

Vervolg van 9022

En als nu de gedachte zich van u meester maakt, dat IK u in dwaling laat verdergaan, dan moet u steeds bedenken dat u zichzelf door uw verstand een verkeerde voorstelling maakt, en wel daarom: omdat het verstand makkelijk kan ingrijpen als de verbinding met MIJ niet vast tot stand is gebracht. IK echter probeer steeds ook schijnbare tegenstrijdigheden op te helderen, want u moet zo onderwezen worden zoals het met de waarheid overeenkomt.

De langzame positieve ontwikkeling gaf de mensen vaak het idee dat deze ontwikkeling puur lichamelijk - dus de uiterlijke vorm betreffend - te verstaan was. Toch was steeds alleen de ontwikkeling van de ziel bedoeld, het opstijgen van de zielesubstanties in elk apart scheppingswerk. En zo heeft Mijn scheppingswerk ontelbare uiterlijke vormen omvat, die wel groepsgewijs als dezelfde scheppingen waren te beschouwen, maar ook dan nog uit zo oneindig veel afdelingen bestonden, waarin elk weer van de ander afweek, maar zich steeds op dezelfde manier herhaalde, zodat van een verdere ontwikkeling vanuit zichzelf geen sprake kon zijn.

Doch met de toenemende rijpheid van de zielesubstanties ontstonden steeds weer nieuwe uiterlijke vormen, die pas met het scheppingswerk "mens" waren afgesloten, dit echter nu de laatste opgave op aarde te vervullen had, zichzelf te vergeestelijken - zich te vormen tot het schepsel dat het was in het allereerste begin - om dan de gang over de aarde af te kunnen sluiten en weer terug te keren naar MIJ van WIE het was uitgegaan. Dat al die eerdere scheppingen tot deze verandering moesten bijdragen, was voor MIJ een bovenmate gelukkig makend proces, dat eens tot succes moest leiden.

Maar een mens, die slechts in staat is te denken binnen zekere grenzen, daarvan in kennis te stellen, is alleen maar in beperkte mate mogelijk, ofschoon hij het in de staat van licht ineens begrijpen kan hoe alles samenhangt, welk doel elke uiterlijke vorm had. Maar voor het aardse leven is het voldoende als hij zoveel licht verkrijgt om het terugvoeringsproces slechts bij benadering te begrijpen, opdat hij ook zijn medemensen een zwak beeld uiteen kan zetten over de zin en het doel van de schepping. En de wil van ieder afzonderlijk is beslissend hoe deze zelf in Mijn eeuwige heilsplan binnendringt, dat steeds alleen het gelukzalig worden van Mijn schepselen tot doel heeft.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Gerard F. Kotte

Vormenschen?....

Ihr brauchet euch nur an Mich zu wenden mit der Bitte, euch Aufklärung zu schenken, und Ich werde nicht zögern, euch diese zu geben. Ihr wisset es nicht, daß der Schöpfungsakt endlose Zeiten erfordert hat, denn ihr messet mit euren jetzigen Zeitbegriffen, während der Schöpfungsakt Ewigkeiten erforderte, die ihr euch verstandesmäßig nicht ausdenken könnet. Und daher seid ihr auch recht orientiert, wenn ihr das Leben der Präadamiten als lange vor dem Menschen.... der als rechter Mensch anerkannt wurde durch das Ichbewußtsein, den Verstand und den freien Willen.... annehmet. Doch es schließt das nicht aus, daß diese Menschen (nicht) um die Vormenschen gewußt haben, daß sie also von ihrer Existenz wußten, nur diese als lange vorhergehend bezeichneten. Doch das war erst nach dem Sündenfall, als Ich von oben Lichtwesen unter die Menschen sandte, die sie auch aufklärten über den Gang zuvor durch alle Schöpfungen hindurch.... Zuvor aber war ihnen jegliches Wissen darum fremd, und also hatten sie auch kein Vorwissen von jenen Menschen-ähnlichen Wesen, da.... wo immer Menschen erschaffen wurden.... auch diese Wesen ausgestorben waren. Da aber die Bevölkerung mit Menschen nur langsam vor sich ging.... entsprechend den ausgereiften Urgeistern.... erstreckte sich der Schöpfungsvorgang auf endlose Zeiten, und so war die Erde auch nicht zu gleicher Zeit überall bevölkert von Menschen, dagegen starben die Präadamiten erst dann aus, wenn das Schöpfungswerk "Mensch" in Erscheinung trat. Die Vormenschen haben also nicht zu gleicher Zeit mit den Menschen zusammen gelebt, aber zu verschiedener Zeit erst ist der Mensch geschaffen worden, denn auch die Erde war ganz verschieden gestaltet und brauchte auch diese Verschiedenartigkeit, weil sich auch die Urgeister verschieden entwickelt hatten, was euch Menschen noch nicht recht verständlich ist. Es ist nicht so, daß schlagartig auf der Erde Menschen erschaffen wurden, sondern es ist alles in einer Weise vor sich gegangen, daß man von periodenmäßiger Erschaffung reden kann, und eine jede Periode hatte solche Wesen hervorgebracht, bevor dann als letztes Erschaffungswerk der Mensch mit Ichbewußtsein, Verstand und freiem Willen ins Leben trat. Wenn Ich nun den Ausdruck gebrauche: zur gleichen Zeit, so will Ich damit sagen, zur gleichen Schöpfungsperiode, die aber so lang ist, daß sie nicht mit Zahlen belegt werden kann.... daß aber jene Vormenschen dem eigentlichen Menschen vorangegangen sind, weil bei Mir es keinen Zeitbegriff gibt und vor Mir tausend Jahre sind wie ein Tag. Und es hat der ganze Schöpfungsakt so lange Zeit erfordert, daß die Menschen keine Zeitbestimmung mehr aufbringen können, daß nur das eine nicht geleugnet werden kann, daß sich alles von der Materie an, durch die Stein- und Pflanzenwelt.... durch das Tierreich bis zum Menschen entwickelt hat, daß aber immer wieder Ich für die weiter entwickelten Seelenteilchen auch eine neue Außenform geschaffen habe. Daß aber immer wieder der Ausdruck "sie haben sich entwickelt zu dem nächsten Wesen" nur die seelische Entwicklung betrifft, doch jede Außenform eine Neuschöpfung war und immer dann vergeht, wenn sie ihren Zweck restlos erfüllt hat, (Der Ausdruck "sie haben sich entwickelt zu dem nächsten Wesen" betrifft also nur die seelische Entwicklung, doch jede Außenform war eine Neuschöpfung, die immer dann verging, wenn sie ihren Zweck restlos erfüllt hatte), weshalb also auch viele Wesen wieder vergangen sind, wenn dann die Menschen ins Leben traten, die selbst schaffen und gestalten konnten nach ihrem Willen.... Also die Menschen lebten nicht zur gleichen Zeit mit den Vormenschen zusammen, was aber nicht ausschließt, daß sie zu gleicher Zeit die Erde belebten, nur örtlich waren sie so weit auseinander, daß sie nichts von ihnen wußten, weil dort noch nicht die Zeit gekommen war, daß der Mensch die rechten Lebensbedingungen vorfand, die er benötigte. Nur das eine muß klargestellt werden, daß die Erde nicht belebt wurde zu gleicher Zeit mit voll verantwortlichen Menschen, sondern diese kamen erst lange Zeit nachher, während die Vormenschen noch existierten dort, wo die Entwicklung der Erde noch nicht soweit fortgeschritten war. Es ist schwer, euch Menschen ein Bild zu entwickeln, wie der ganze Schöpfungsvorgang sich abgespielt hat, denn einesteils könnet ihr euch weder die Zeitspanne vorstellen, in der dieses Werk geschah, und anderenteils nicht den unermeßlichen Raum, der belebt werden mußte mit den Seelenpartikelchen der gefallenen Urgeister. Und dazu war eine solche Vielfalt nötig, die nur allein Mein Denken zuwege brachte, daß Ich alles als kleinstes Schöpfungswerk vor Mir ersah und es auch gleichzeitig als vollbrachtes Werk erstand.... daß die Schöpfungen immer größere Formen annahmen, in denen die Seelenpartikelchen ausreifen sollten, und es wimmelte von Schöpfungen verschiedenster Art.... und daß Ich jedes Schöpfungswerk dorthin versetzte, wo ihm Ausreifungsmöglichkeiten geboten wurden. Und so war der Vormensch eine Schöpfung, die Ich immer dort einsetzte, wo das kommende Menschengeschlecht zu erwarten war, das einmal die Erde in Besitz nehmen sollte, um ihren Ausreifungsprozeß zu Ende zu führen. Daß nun aber zeitlich die Erde überall die gleichen Bedingungen aufweisen konnte, schaltete bei Meinem vielseitigen Gestaltungswillen aus, und es gibt auch heut noch weite Landstrecken, wo kein Mensch existieren kann, weil ihm die Lebensbedingungen fehlen, wofür Ich auch Meinen Grund habe. Doch das eine steht fest, daß die Außenform des Menschen ein Werk Meiner Liebe gewesen ist, daß Ich den Menschen als Mein Ebenbild geschaffen habe und daß er auch seiner Seele nach wieder zu Meinem Ebenbilde werden soll, was aber bei jenen Vormenschen nicht der Fall gewesen ist, sie sich also auch nicht zu dem Menschen entwickeln konnten, der er nun ist, ganz gleich, ob er die seelische Reife erreicht oder nicht....

Amen

Vertaler
This is an original publication by Bertha Dudde