Vergelijk Kundgabe met vertaling

Meer vertalingen:

Uitleg van de scheppingshandeling - Over de wil van de wezens

Er is wel een schijnbare tegenspraak die u meent te ontdekken, maar zodra u mijn onderrichtingen daarover in ontvangst neemt, zult u het juist begrijpen. Alle wezens zijn uit mijn kracht voortgekomen, die mijn eerst geschapen geest in alle overvloed toestroomde. Voor deze kracht kon hij zich zo lang niet afsluiten, tot zijn afval van Mij totaal was voltrokken. De kracht werd hem zo lang toegestuurd als hij ze wilde gebruiken voor het ontstaan van nieuwe wezens, en al deze wezens waren doorstraald met mijn liefdeskracht, zodat ze dus volmaakt waren en ook volmaakt moesten zijn, want er ontbrak hun niets, noch licht noch kracht. Bovendien kon er niets gebrekkigs uit Mij voortkomen omdat, tot aan de afval van Lucifer, hem mijn liefdeskracht ter beschikking stond, want zo lang was ook de scheppingsdaad voor hem een handeling van de grootste zaligmaking. En pas toen hij zich geheel van Mij afkeerde, hield zijn scheppingskracht op. Hij zag in de eindeloze schaar van geschapen wezens het bewijs van zijn macht en hij wees de verdere toevoer van liefdeskracht af.

Maar de afval strekte zich uit over eeuwigheden. En in deze tijd veranderde hij langzaam zijn wil, die uiteindelijk tegen Mij was gericht. En daar de wezens waren ontstaan uit zijn wil met gebruikmaking van de kracht uit Mij, had wel ieder wezen iets van zijn wil in zich. Maar daar elke scheppingsdaad hem gelukzalig maakte, omdat hij daarbij door mijn onmetelijke liefdeskracht was doorstraald, gaf hij ook op het ogenblik van de schepping zijn geheime weerstand, dus zijn wil, op, en hij gaf zich geheel en al over aan mijn liefdeskracht. Het wezen is dus wel verwekt met zijn wil, die nu het wezen ook trachtte te beïnvloeden om zijn van God afgekeerde wil aan te nemen. Maar daar het nu ook mijn voortbrengsel is geweest, gaf Ik alle wezens het zelfbeschikkingsrecht toen het moest beslissen voor of tegen hem. Want mijn liefdeslicht doorstraalde ieder wezen met zo’n helderheid, dat het ook zijn Verwekker herkende, dat het dus niet hoefde te vallen maar zich evenzo naar Mij kon keren, zelfs wanneer Ik voor hem niet zichtbaar was.

Wanneer er dus wordt gezegd: Lucifer legde zijn wil in het wezen, dan is daar niet onder te verstaan dat hij de wezens kon voorbestemmen af te vallen, want daar moest ieder wezen zelf over beslissen. Want het had net als zijn verwekker wilsvrijheid en het hoefde niet net zo te denken als de eerstgenoemde. Daarom straalde voor hem het licht in alle volheid. Onvolmaakt werd het pas, toen het dit licht niet gebruikte, toen het tegen beter weten in bij zijn wil bleef, die dus het wezen onvolmaakt liet worden. Want in het allereerste begin was het als hoogst volmaakt uitgestraald, wat alleen al daaruit bleek dat ook wezens van Mij zijn afgevallen die bij de eersten behoorden die de willende liefde van ons beiden liet ontstaan. Want ook hun wil was vrij en ze konden hun Heer of hun heer kiezen.

De afval van de geesten strekte zich uit over eindeloos lange tijden. Dus was de wil van Lucifer in deze tijden steeds weer veranderd. Hij stond nu eens op goede voet met Mij en dan was hij weer tegen Mij, zoals het hem na de ontvangst van mijn liefdeskracht aandreef. En evenzo waren ook de geschapen wezens. Nu eens behoorde hun wil Mij toe en dan weer hem. Maar van een onvolmaaktheid kon pas gesproken worden, toen hun afval duidelijk zichtbaar was, toen ze voor hun heer hadden beslist die voor hen in de hoogste gloed van licht straalde. Elke scheppingshandeling was een uitwisseling van liefdeskracht, die de lichtdrager gelukkig stemde en daarom ook alleen iets volmaakts kon voortbrengen.

De wilsvrijheid echter was een goddelijk geschenk, dus hoefde ze niet tot de val te leiden. Veeleer, op de juiste manier gebruikt, kon ze het wezen een onmetelijke gelukzaligheid opleveren. En zo was ook ieder wezen in staat zijn wil de juiste richting te geven en het had er ook de kracht voor, juist omdat het in de volheid van zijn licht inzag, waar Lucifer op aanstuurde. Dat het hem is gevolgd naar de diepte, lag dus niet aan zijn zogenaamde "gebrekkigheid" die het van zijn verwekker dus "meekreeg", maar het was zijn eigen wil, die hem in de diepte volgde ondanks het heldere licht van het inzicht. Het was dus geenszins vooraf al door Lucifer belast met een wil die zich reeds tegen God keerde voordat hem het zelfbeschikkingsrecht werd gegeven. Want het stond, zoals alles wat uit Mij was voortgekomen, in de hoogste volmaaktheid. Ik kan Mij zelf dus niet tegenspreken, het is de zuiverste waarheid die mijn openbaringen bevatten. Wat daar dus mee in tegenspraak is, draagt niet mijn geest in zich. En daarvoor geldt de volgende verklaring: de ene keer het streven van mijn tegenstander om uw geest in verwarring te brengen, wat hem lukt wanneer de band met Mij niet sterk genoeg is, wanneer u zelf door uw eigen denken hem daartoe de gelegenheid geeft de begrippen te verwarren, en de andere keer, wanneer u nog niet zo’n contact met Mij hebt dat het mijn inwerken in u toelaat, dat Ik u zou kunnen beschermen tegen het werkzaam zijn van onrijpe geesten die steeds weer opduiken wanneer een mens het licht zoekt en hij dit licht probeert te doven.

Hoe ernstiger een ontvanger van mijn liefdeslicht op Mij aanstuurt, des te zekerder klinkt mijn woord in hem, dat dan echter ook zuiver en puur is, en iedere kwade geest wordt afgeweerd die een lichtdrager in het nauw wil brengen. Hoe meer de wil en het verlangen naar zuivere waarheid in mijn lichtdragers aanwezig is, des te meer kan hij ook overtuigd zijn van de waarheid van wat hem is aangeboden. Daarom wil Ik ook dat men alle geschriften onderzoekt, want steeds weer wil mijn tegenstander een onzekerheid in de mens wekken. Hij wil dat u twijfelt aan de waarheid van datgene wat Ik zelf u verkondig. Maar u zult Mij uw geloof moeten bewijzen, u zult u niet door zijn werkzaam zijn van de waarheid van mijn woord af moeten laten brengen, want Ik zal steeds uw geest verlichten zodat u het herkent, of en wanneer hij zich heeft binnengedrongen om mijn werkzaam zijn te ontkrachten.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Gerard F. Kotte

Spiegazione dell’Atto di Creazione – Sulla volontà dell’essere

Apparentemente è una contraddizione che voi credete di scoprire, ma appena voi accogliete su ciò il Mio Insegnamento, lo comprenderete giustamente. Tutti gli esseri sono proceduti dalla Mia Forza, che affluiva al Mio spirito primo creato in tutta la pienezza. Egli non poteva chiudersi a questa Forza finché la sua caduta da Me non si era svolta definitivamente. La Forza gli affluiva finché la voleva usare per la creazione di nuovi esseri, e tutti questi esseri erano irradiati dalla Mia Forza d’Amore, in modo che erano dunque perfetti e dovevano essere anche perfetti perché a loro non mancava nulla, né Luce né Forza, ed inoltre nulla d’imperfetto poteva sorgere da Me, perché fino alla caduta di Lucifero la Mia Forza d’Amore era a sua disposizione, perché fino allora anche l’Atto di Creazione era per lui un Atto della massima beatitudine. E soltanto quando egli si fu distolto completamente da Me finì la sua forza di creare. Egli vide nell’infinita schiera di esseri creati la conferma del suo potere e rigettò l’ulteriore apporto di Forza d’Amore. La caduta però si estese a delle Eternità. Ed in questo tempo egli modificò lentamente la sua volontà, che alla fine era rivolta contro di Me. E dato che gli esseri erano sorti dalla sua volontà con l’utilizzo della Mia Forza, ogni essere aveva in sé bensì qualcosa della sua volontà, ma dato che ogni atto di creazione gli procurò della Beatitudine, perché allora era irradiato dalla Mia incommensurabile Forza d’Amore, egli rinunciò anche alla sua segreta resistenza nel momento della creazione, cioè alla sua volontà, e si diede completamente alla Mia Forza d’Amore. Così l’essere è stato bensì creato dalla sua volontà, che lui cercava ora anche di influenzare l’essere ad accettare la sua volontà distolta da Dio. Ma dato che ora è stato anche il Mio prodotto, Io diedi a tutti gli esseri il diritto dell’autodeterminazione, quando dovevano decidersi per o contro di lui. Perché la Mia Luce d’Amore compenetrava ogni essere con una tale Chiarezza, che riconobbe anche il suo procreatore, che quindi non aveva bisogno di cadere, ma poteva rivolgersi ugualmente a Me, anche se Io non Ero visibile per lui. Se dunque si dice: Lucifero mise la sua volontà nell’essere, non s’intende con ciò che poteva obbligare gli esseri alla caduta, perché su ciò ogni essere doveva decidere da sé stesso. Perché esso aveva proprio come il suo procreatore la libera volontà e non doveva pensare nello stesso modo come quello. Per questo splendeva per loro la Luce in tutta la Pienezza. E’ diventato imperfetto solamente quando non usava questa Luce, quando è rimasto contro ogni migliore conoscenza nella sua volontà, che quindi fece diventare l’essere imperfetto, perché nel principio, era stato irradiato sublimemente perfetto, cosa che risultava anche dal fatto che degli esseri sono caduti da Me, che facevano parte dei primi che la Volontà d’Amore di Noi due aveva fatto sorgere. Perché anche la loro volontà era libera, e potevano scegliersi il loro Signore. La caduta degli spiriti si è svolta in un tempo infinitamente lungo, quindi in questi tempi la volontà di Lucifero si è sempre di nuovo modificata, una volta era per Me ed una volta contro di Me, come venne spinto dopo il ricevimento della Mia Forza d’Amore. E proprio così erano anche gli esseri creati, una volta la loro volontà era per Me e poi di nuovo per lui, ma di una imperfezione si poteva parlare solamente quando la loro caduta era ben visibile, quando si erano decisi per il loro signore, che per loro splendeva nella massima pienezza di Luce. Ogni Atto di Creazione era uno Scambio di Forza d’Amore, che rendeva beato il portatore di Luce e perciò poteva produrre soltanto del perfetto. La libera volontà però era un Dono divino, quindi non doveva condurre alla caduta ma, usata nel modo giusto, poteva apportare all’essere una incommensurabile beatitudine. E così ogni essere era anche in grado di dare la giusta direzione alla sua volontà e ne aveva anche la forza proprio perché riconosceva nella sua pienezza di Luce dove andava Lucifero. Che lo ha seguiva nell’abisso, non dipendeva dunque dalla sua “presunta imperfezione”, che aveva “ricevuta” dal suo procreatore, ma era la sua propria volontà che, malgrado la chiara luce di conoscenza, lo seguiva nell’abisso. Non era perciò per nulla pre caricato da parte di Lucifero di una volontà che si opponeva già contro Dio, prima che gli sia stato dato il diritto dell’autodeterminazione. Perché stava, come tutto ciò che è proceduto da Me, nella più sublime Perfezione. (02.11.1964) Io Stesso non posso perciò contraddirMi, è la purissima Verità che celano in sé le Mie Rivelazioni. Quello che è in contrasto con ciò, non porta in sé il Mio Spirito, e per questo c’è la seguente spiegazione: lo sforzo del Mio avversario di confondere il vostro spirito gli riesce quando il vostro collegamento con Me non è abbastanza profondo, quando voi stessi gli date per questo l’occasione di confondere i concetti mediante il vostro proprio pensare, e peraltro, quando voi non siete ancora in contatto con Me che permette la Mia Influenza su di voi – che Io posso proteggervi dall’agire di spiriti immaturi, che si ritrovano sempre di nuovo quando un uomo cerca la Luce e loro cercano di spegnere questa Luce. Più un ricevitore della Mia Luce d’Amore tende seriamente verso Me, più sicura gli risuona la Mia Parola, che poi è anche pura e limpida, ed ogni spirito immondo che vuole opprimere un portatore di Luce, viene respinto. Più dimora nel Mio portatore di Luce la volontà ed il desiderio per la pura Verità, più egli può essere convinto anche della Verità di ciò che gli viene offerto. Per questo Io voglio anche che tu esamini tutti gli Scritti, perché il Mio avversario vuole sempre di nuovo risvegliare una insicurezza nell’uomo, egli vuole che voi dubitiate della Verità di ciò che Io Stesso vi annuncio. Ma voi dovete dimostrarMi la vostra fede, non dovete farvi distogliere dalla Verità della Mia Parola mediante il suo agire, perché Io illuminerò sempre il vostro spirito affinché riconosciate se e quando egli si è immischiato per indebolire il Mio Agire.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Ingrid Wunderlich