Vergelijk Kundgabe met vertaling

Meer vertalingen:

God schiep alleen wezens in dezelfde volmaaktheid (1)

Door Mij is slechts een enkel wezen uitgestraald: Lucifer, de lichtdrager, die Ik Me schiep om Mij en mijn liefde aan hem te kunnen schenken. Een wezen dat daarom als mijn evenbeeld was vormgegeven, dat in hoogste volmaaktheid uit Mij voortkwam, dat als denkbeeld voor Me stond en ook al bestond in zijn volheid van licht en kracht, zoals het ook niet anders kon zijn, omdat uit Mij niets gebrekkigs kon voortkomen.

Dit wezen schiep Ik Me tot eigen diepe vreugde, omdat mijn oerwezen liefde is en liefde voortdurend gelukkig wil maken, maar er tevoren niets wezenlijks voorhanden was dat mijn liefde in zich kon opnemen. Het was een spiegelbeeld van Mij zelf. Ik zelf zag Mijzelf in dit wezen, dat door Mij buiten Mij geplaatst was. Het was als het ware mijn tweede Ik, dat liefde, wijsheid en macht evenzo in zich verenigde, dat het niet anders kon zijn dan Ik zelf, en dat derhalve ook onuitsprekelijk gelukzalig was, omdat de kracht van mijn liefde het voortdurend doorstroomde. Ik wilde eenzelfde wezen naast Mij hebben, omdat Ik uitermate gelukkig was in mijn scheppende kracht en deze zelfde gelukzaligheid een wezen wilde bereiden van welks geluk Ik nu kon genieten.

Mijn oersubstantie is liefde. En deze liefde is wederom kracht. De kracht van mijn liefde kon niet werkeloos blijven en liet onophoudelijk geestelijke scheppingen ontstaan. Maar niemand buiten Mij kon zich in deze scheppingen verheugen en dat bewoog Me om een evenbeeld te scheppen. Een wezen dat precies zo geaard was als Ik zelf, dat wel alleen een begin had, terwijl Ik sinds eeuwigheid bestond. Ik genoot mateloze gelukzaligheden door het uitstralen van de kracht van mijn liefde in dit door Mij geschapen wezen, dat nu - doorstroomd van dezelfde liefdeskracht - eveneens scheppend werkzaam wilde zijn en ook zijn kon, omdat het geheel vrij was.

Het ging volledig op in mijn liefde. Er was een voortdurende uitwisseling van liefde, want de liefde die Ik het wezen schonk, gaf het Mij evenzo weer terug. Het wezen was Mij toegedaan en ging geheel in Mij op. En dat betekende ongehinderde doorstraling van liefde, ongehinderd doorstralen met kracht die werkzaam wilde zijn. En daar het scheppen van de eerste lichtgeest Mij de grootste vreugde had bereid, zo bestond ook diens vreugde in het scheppen van gelijke wezens. Dus kwam uit onze beider liefdeskracht een ontelbaar leger van gelijke wezens voort, die allen hoogst volmaakt en uitermate gelukzalig waren.

Dit gebeuren is u mensen al herhaaldelijk door mijn openbaringen duidelijk gemaakt. En toch stelt u steeds weer vragen, wie eigenlijk de Schepper van de hoge en hoogste lichtwezens was, omdat u als mens al een ander denkbeeld van de oergeschapen lichtgeest hebt, omdat u niet meer het volledige inzicht bezit als gevolg van de zonde. Maar u vergeet dat alle oergeesten hun oorsprong hebben in Mij en in de lichtdrager, dat deze laatste mijn kracht gebruikte voor het scheppen van alle geestelijke wezens, dat u dus uit Mij bent en uit hem, maar ook dat zijn wil mijn kracht gebruikte die hem onbeperkt toevloeide. En zo zult u ook begrijpen dat de lichtdrager een uitzonderingspositie innam, omdat hij de enige was die door Mij zelf in het leven werd geroepen. Hij heeft nu door zijn afval van Mij wel zijn kracht en macht verloren, hij verloor zijn inzicht en viel in de diepste diepte, maar als wezen is hij nog steeds dezelfde oergeschapen geest, die nu werkzaam is als tegenpool, zoals hij tevoren Mij in vurigste liefde was toegedaan en de grootste gelukzaligheden genoot.

Alle andere gevallen wezens werden in hun oersubstantie opgelost. De eens als wezen uitgestraalde kracht werd omgevormd tot scheppingen van de meest uiteenlopende aard. Maar de lichtdrager die al het licht verloren had, bleef in zijn wezen wat hij was vanaf het eerste begin, alleen geheel veranderd in het tegendeel, zodat hij mijn tegenpool werd. En nu dient hij Mij als tegenpool bij het terugbrengen van het gevallen geestelijke.

Want eens is dit geestelijke op de proef gesteld, zich uit te spreken voor Mij of voor hem, en het volgde hem en werd ongelukkig. En nu wordt het steeds weer op de proef gesteld, want mijn huidige tegenstander volhardt in zijn recht op de gevallen wezens, evenals ook Ik hen niet opgeef, die uit mijn liefdeskracht zijn voortgekomen. Maar het wezen zelf neemt het besluit. Mijn tegenstander doet zijn rechten gelden en werkt in negatieve zin op de wezens in, terwijl Ik door positief inwerken de wezens voor Mij probeer te winnen.

En ontelbare wezens staan Mij bij, die ook door hem geschapen zijn, maar die Mij als Krachtbron erkenden, uit wie ook hij is voortgekomen. En deze wezens zijn in hun gelukzaligheid gebleven, omdat ze nog onafgebroken mijn kracht van liefde ontvangen en scheppend en vormend werkzaam zijn. Zelfbewuste wezens zijn echter alleen uit Mij en de lichtdrager gemeenschappelijk voortgebracht en deze zelfbewuste wezens blijven ook bestaan tot in alle eeuwigheid.

Alleen de eens gevallen wezens verloren voor een bepaalde tijd hun zelfbewustzijn, om de klim omhoog uit de diepte weer te kunnen afleggen in opgeloste toestand. Maar ze krijgen het zelfbewustzijn weer terug zodra ze de laatste wilsproef als mens moeten afleggen. Maar steeds moet er met een wezenlijke tegenstander van Mij rekening worden gehouden, want hij is gebleven wat hij was en hij zal ook blijven wie hij is, voor eeuwige tijden. Maar toch zal hij eenmaal zijn wezen weer veranderen en zich omvormen tot liefde. En ook hij zal weer onbeperkt gelukkig zijn. Dan zal mijn liefde hem weer doorstralen, zoals het was in het allereerste begin.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Gerard F. Kotte

Dio creò solo degli esseri della stessa perfezione

Da Me è stato irradiato soltanto un unico essere – Lucifero, il portatore di Luce – che Io ho creato per poter donare Me ed il Mio Amore, e che era stato formato come Mia Immagine proceduta da Me nella più alta Perfezione, che stava al di fuori di Me quale Pensiero ed esisteva già anche nella sua Pienezza di Luce e Forza, come non poteva essere diversamente, perché nulla d’imperfetto poteva sorgere da Me.

Ho creato questo essere per la Mia propria Felicitazione, perché il Mio Essere dall’Eternità E’ Amore ed Amore vuole sempre rendere felice, ma prima non esisteva nulla di essenziale che potesse accogliere in sé il Mio Amore. E fu una Immagine riflessa di Me Stesso, Io Stesso Mi vidi in questo essere esternato da Me, era per così dire il Mio secondo Io che univa in sé Amore, Saggezza e Potere così come non ha potuto essere diversamente di Me Stesso e che era perciò anche indicibilmente beato, perché la Mia Forza d’Amore lo compenetrava costantemente. Io volevo avere accanto a Me un essere simile perché Io ero oltremodo beato nella Mia Forza creativa e volevo preparare la stessa Beatitudine ad un essere nella cui felicità Io potevo ora rallegrarMi.

La Mia Sostanza dall’Eternità E’ Amore, soltanto questo Amore è a sua volta Forza. La Mia Forza d’Amore non poteva rimanere inattiva e fece sorgere ininterrottamente delle Creazioni spirituali. Ma nessuno fuori di Me poteva rallegrarsi di queste Creazioni, e questo Mi ha stimolato alla Creazione di Un’Immagine – di un essere che era fatto come Me Stesso, soltanto che aveva un inizio, mentre Io Ero dall’Eternità. Io godetti Beatitudini senza misura mediante l’Irradiazione della Mia Forza d’Amore in quell’essere creato da Me che ora era compenetrato della stessa Forza d’Amore, poteva e voleva pure diventare attiva nel creare perché era totalmente libero.

Si schiudeva totalmente in Me, era un costante scambio d’Amore, perché l’Amore che Io donai all’essere, lo donò ugualmente a Me. L’essere Mi voleva bene e si schiudeva totalmente in Me. E questo significava libera Irradiazione d’Amore, libera compenetrazione di Forza che voleva diventare attiva. E dato che la Creazione del primo spirito di Luce mi procurava la massima Beatitudine, anche la sua beatitudine era nel creare esseri simili – quindi dalla Forza d’Amore di noi due procedeva un innumerevole esercito di esseri simili che erano tutti della più sublime Perfezione ed oltremodo beati.

Questo processo è stato spiegato più sovente a voi uomini tramite le Mie Rivelazioni. E malgrado ciò voi ponete sempre di nuovo domande su chi era veramente il Creatore degli alti e più sublimi esseri di Luce, perché voi uomini avete già un altro concetto dello spirito di Luce primo creato, e perché voi non avete più la piena conoscenza in conseguenza al peccato. Ma voi dimenticate che tutti gli spiriti ur hanno la loro origine in Me e nel portatore di Luce che utilizzava la Mia Forza per la creazione di tutti gli esseri spirituali, che voi siete perciò da Me e da lui, ma anche, che la sua volontà utilizzava la Mia Forza che gli affluiva illimitatamente. E così comprenderete anche che il portatore di Luce aveva una posizione d’eccezione perché era l’unico che è stato da Me Stesso chiamato in vita. Ora attraverso la caduta da Me egli ha perso la sua forza e potenza, ha perduto la sua conoscenza e cadde nel più profondo abisso, ma come essere egli è ancora sempre lo stesso spirito creato ur, che ora si attiva come polo opposto, come egli era prima dedito a Me nel più ardente amore e godeva della più sublime beatitudine. Tutti gli altri esseri caduti sono stati dissolti nella loro sostanza ur, la Forza una volta irradiata come esseri è stata trasformata in Creazioni di differenti specie.

Ma il portatore di Luce, che aveva perduto ogni Luce, rimase nel suo essere ciò che era in principio, soltanto rivolto totalmente nel contrario, in modo che è diventato il Mio polo opposto e Mi serve ora come polo opposto nel Rimpatrio dello spirituale caduto. Perché una volta è stata posta a tutto lo spirituale la prova di confessarsi per Me o per lui, ed ha seguito lui ed è diventato infelice. Ed ora viene sempre di nuovo messo davanti alla prova, perché il Mio avversario rimane fermo nella convinzionedi avere il diritto sull’essere caduto, come nemmeno Io rinuncio a coloro che sono proceduti dalla Mia Forza d’Amore, ma l’essere stesso prende la decisione. Il Mio avversario fa valere i suoi diritti ed agisce sugli esseri in senso negativo, mentre Io cerco di conquistare per Me gli esseri mediante l’influenza positiva. Ed al Mio Fianco stanno ancora innumerevoli esseri creati da lui, che però Mi riconobbero come Fonte di Forza, da cui anche lui ha avuto la sua origine. E questi sono rimasti nella loro beatitudine, perché ricevono ancora ininterrottamente la Mia Forza d’Amore e sono attivi nella creazione e nella formazione. Degli esseri auto consapevoli sono però soltanto proceduti insieme da Me e dal portatore di Luce, e questi esseri auto consapevoli rimangono anche esistenti in tutte le Eternità. Soltanto gli esseri una volta caduti hanno perduto per un certo tempo la loro auto consapevolezza, per poter di nuovo fare la risalita dall’abisso nello stato dissolto. Ma loro riottengono l’auto consapevolezza appena hanno assolto l’ultima prova di volontà da uomo. Ma deve sempre essere tenuto conto di un Mio essenziale avversario perché è rimasto ciò che era ed egli rimarrà anche chi è per tutte le Eternità (tempi eterni), ma una volta il suo essere cambierà di nuovo lo stesso e si ritrasformerà in amore, perché anche lui sarà di nuovo illimitatamente beato. Allora il Mio Amore lo irradierà di nuovo, come è stato in principio.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Ingrid Wunderlich