Vergelijk Kundgabe met vertaling

Meer vertalingen:

Slagen van het noodlot - Geestelijke dood

De mensen die geen geloof meer hebben in een God en Schepper, in een leven van de ziel na de dood, zijn nu al een prooi geworden van de geestelijke dood. Want dezen geloven ook niet aan een doel en zin van hun aardse leven, maar beschouwen dit leven slechts als een doel op zich. Ze houden zich alleen op in aardse gebieden. Hun gedachten vinden de weg naar het geestelijke rijk niet, want ze verweren zich ertegen vandaar uitgaande gedachten aan te nemen en er gevolg aan te geven. Ze zijn slechts menselijk gerichte schepselen, wier graad van geestelijke rijpheid zo laag is dat hun met grote zekerheid het lot wacht opnieuw gekluisterd te worden, omdat hun vrije wil zich niet naar boven, maar naar beneden richt. Ze hebben al een bepaald leven bereikt en leveren zich toch weer uit aan de dood. Maar ze kunnen ook niet daarbij gehinderd worden, omdat het hun vrije wil is, omdat het om de laatste wilsbeslissing in alle vrijheid gaat in het leven op aarde.

Maar God wil de mensen het leven geven dat eeuwig duurt. En de mensen moeten het ook uit Zijn hand aannemen. Ze kunnen het niet ergens anders in ontvangst nemen dan alleen bij hun God en Schepper van eeuwigheid. In Hem echter geloven ze niet en daarom vragen ze Hem er ook niet om. En daarom kan Hij hun voor het aardse bestaan slechts een lot opleggen dat hen van de aardse wereld afleidt en hen ertoe brengt na te denken. Hij kan bij hen alleen aards geluk en hoop stukslaan, omdat Hij ze wil redden, omdat Hij hun het leven wil bezorgen dat eeuwig duurt. Want vindt de mens steeds vervulling van zijn aardse wensen en begeerten, dan zal hij er steeds meer naar verlangen en zijn gedachten steeds wereldser richten. En dan zal voor hem het leven ook slechts het doel op zichzelf blijven, maar nooit het middel tot het doel worden.

Daarom zult u zich niet moeten verwonderen wanneer in de laatste tijd de gebeurtenissen toenemen die in aardse zin een rampzalige uitwerking hebben op de getroffenen. Wanneer ongevallen en catastrofen van allerlei aard talloze mensenlevens eisen. Wanneer aards bezit verwoest wordt en de mensen met ziekte en leed worden getroffen. Want dit zijn alleen middelen die God gebruikt om toegang te krijgen tot de harten van de mensen die in wereldse welvaart Hem de toegang beletten.

Wat Hij nog kan doen, dat zal Hij ook doen tot redding van de mensen die de dood tegemoet gaan. Want de geestelijke dood is veel erger dan de lichamelijke dood, waardoor de ziel niet getroffen hoeft te worden wanneer de mens op aarde een adequaat leven heeft geleid. De ziel kan niet sterven, maar ze moet de gevolgen dragen van het denken en de levenswandel van de mens op aarde. En ze zal onherroepelijk het lot van de hernieuwde kluistering moeten ondergaan, wanneer ze niet nog voor het einde de weg naar God heeft gevonden, wanneer ze Hem niet nog voor het einde leert onderkennen en Hem bewust erkent en om hulp en ontferming vraagt in haar geestelijke nood. En opdat dit nog mogelijk is, zal er nog veel gebeuren wat u niet in overeenstemming meent te kunnen brengen met de liefde van een God.

Maar het is liefde, al mag het u nog zo vreselijk toeschijnen. Want de geestelijke dood van een ziel is veel benauwender dan de meest vreselijke slagen van het noodlot op deze aarde kunnen zijn. Want het leven op aarde gaat voorbij, maar de ziel moet weer eindeloze tijden in kwelling en duisternis doorbrengen, voordat ze weer de genade heeft als mens over de aarde te gaan met dezelfde opgave: in vrije wil te beslissen ten gunste van Hem uit Wie ze eens is voortgekomen, uit vrije wil te kiezen voor God van Wie ze zich eens in vrije wil afwendde en daarom ongelukkig werd. En ze kan pas weer gelukzalig worden wanneer ze de zin en het doel van haar bestaan als mens heeft vervuld. Dan zal ze ook tot leven komen, dan zal ze de dood niet meer hoeven te vrezen. Ze zal eeuwig leven zodra ze weer naar God is teruggekeerd, zodra ze zich weer met Hem heeft verenigd, waartoe het bestaan als mens haar de mogelijkheid bood en haar wil nu de juiste beslissing nam.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Gerard F. Kotte

Schicksalsschläge.... Geistiger Tod....

Dem geistigen Tode sind nun schon die Menschen verfallen, die keinen Glauben mehr haben an einen Gott und Schöpfer, an ein Leben der Seele nach dem Tode, denn diese glauben auch nicht an einen Zweck und Sinn ihres Erdenlebens, sondern sehen dieses Leben nur als Selbstzweck an. Sie bewegen sich nur auf irdischer Ebene, ihre Gedanken finden nicht den Weg in das geistige Reich, denn sie wehren sich dagegen, von dort ausgehende-Gedanken anzunehmen und ihnen zu folgen. Sie sind nur menschlich-ausgerichtete Geschöpfe, deren geistiger Reifegrad so niedrig ist, daß sie mit großer Sicherheit das Schicksal der Neubannung erwartet, weil sich ihr freier Wille nicht nach oben, sondern wieder nach unten richtet.... Sie sind schon zu einem gewissen Leben gelangt und liefern sich doch wieder dem Tode aus.... Aber sie können auch nicht daran gehindert werden, weil es ihr freier Wille ist, weil es um den letzten Willensentscheid in aller Freiheit im Erdenleben geht. Gott aber will den Menschen das Leben geben, das ewig währet.... Und es müssen die Menschen es auch aus Seiner Hand annehmen, sie können es nicht anderswo entgegennehmen als nur bei ihrem Gott und Schöpfer von Ewigkeit, an Den sie jedoch nicht glauben und Ihn daher auch nicht darum angehen. Und so kann Er nur ihnen für das Erdenleben ein Schicksal auflegen, das sie von der irdischen Welt abbringt und sie zum Nachdenken veranlaßt.... Er kann ihnen nur irdisches Glück und Hoffnung zerschlagen, weil Er sie retten will, weil Er ihnen verhelfen will zum Leben, das ewig währet.... Denn findet der Mensch stets seine Erfüllung irdischer Wünsche und Begierden, so wird er stets mehr verlangen und seine Gedanken stets weltlicher richten, und dann wird für ihn auch das Leben nur Selbstzweck bleiben, niemals aber Mittel zum Zweck werden. Darum sollet ihr euch nicht wundern, wenn in der letzten Zeit sich die Geschehen mehren, die unheilvoll im irdischen Sinne sich für die Betroffenen auswirken.... wenn Unglücksfälle und Katastrophen aller Art zahllose Menschenleben fordern, wenn irdischer Besitz zerstört wird und die Menschen mit Krankheit und Leid geschlagen werden.... Denn es sind dies nur Mittel, die Gott Selbst anwendet, um Zugang zu finden in die Herzen der Menschen, die im irdischen Wohlleben Ihm den Zugang verwehren.... Was Er noch tun kann, das wird Er auch tun zur Errettung der dem Tode entgegengehenden Menschen. Denn der geistige Tod ist um vieles schlimmer als der leibliche Tod, von dem die Seele nicht betroffen zu werden braucht, wenn der Mensch entsprechend sein Erdenleben geführt hat.... die Seele kann nicht sterben, aber sie muß die Folgen tragen des Denkens und Wandels des Menschen auf der Erde. Und sie wird unwiderruflich das Los der Neubannung erfahren müssen, wenn sie nicht vor dem Ende noch zu Gott gefunden hat, wenn sie Ihn nicht vor dem Ende noch erkennen lernt und Ihn bewußt anerkennt und um Hilfe und Erbarmen bittet in ihrer geistigen Not. Und auf daß dies noch möglich ist, wird noch vieles geschehen, was ihr mit der Liebe eines Gottes nicht vereinbaren zu können glaubt.... Aber es ist Liebe, und mag es euch noch so grausam erscheinen, denn der geistige Tod der Seele ist um vieles qualvoller, als die furchtbarsten Schicksalsschläge auf dieser Erde sein können.... Denn das Erdenleben geht vorüber, die Seele aber muß endlose Zeiten wieder in Qual und Finsternis verbringen, bevor sie wieder die Gnade hat, als Mensch über die Erde zu gehen, mit der gleichen Aufgabe: im freien Willen sich zu entscheiden zugunsten Dessen, aus Dem sie einst hervorgegangen ist.... im freien Willen sich zu entscheiden für Gott, von Dem sie sich einst im freien Willen abwandte und darum unselig wurde. Und sie kann erst wieder zur Seligkeit gelangen, wenn sie den Sinn und Zweck ihres Daseins als Mensch erfüllt hat.... Sie wird dann auch zum Leben gelangen, sie wird dann den Tod nicht mehr zu fürchten brauchen, sie wird leben ewiglich, sowie sie wieder zu Gott zurückgekehrt ist, sowie sie sich mit Ihm wieder vereinigt hat, wozu ihr das Dasein als Mensch die Möglichkeit bot und ihr Wille sich nun recht entschied....

Amen

Vertaler
This is an original publication by Bertha Dudde