In elke ontwikkelingsperiode wordt iets geestelijks rijp en ook kan een periode voldoende zijn dat het geestelijke door de scheppingen gaande, zover opstijgt dat het zich als mens kan belichamen en de laatste wilsproef met succes kan afleggen. Maar er kunnen ook meer van zulke perioden nodig zijn voor deze vergeestelijking van de verharde zielensubstanties, wanneer de weerstand hiervan zo groot is dat de positieve ontwikkeling slechts langzaam plaatsvindt en ook het bestaan als mens een gevaar is dat het geestelijke weer terugzinkt naar de diepte. Want de vrije wil die in het stadium als mens moet worden beproefd is doorslaggevend.
Deze vrije wil is echter tevoren gebonden. Het verharde geestelijke is weliswaar aan de wil van de tegenstander van God ontrukt gedurende deze ontwikkelingsgang door de scheppingen van de aarde, maar de afzonderlijke substanties kunnen zich nu niet in vrije wil bewegen, ze zijn integendeel door de wil Gods overheerst, dat wil zeggen: ze leggen hun ontwikkelingsgang af in een toestand van onvrijheid, ze staan onder de wil van God, die al het wezenlijke in de scheppingswerken hun taak toewijst. Door het vervullen van deze taak onder de wet van de gebonden wil klimmen ze langzaam omhoog, dat wil zeggen: hun weerstand neemt af. Ze verrichten een dienende taak overeenkomstig hun bestemming en kunnen langzaam de toestand bereiken waar hun de vrije wil kan worden teruggegeven. En deze ontwikkelingsgang vereist een voortdurende wisseling van de uiterlijke vorm, het is een langzaam opwaarts gaan. Het is een zich aanpassen aan de wetten van de natuur en bijgevolg een onderwerpen aan de wil van God, al is het ook onder een zekere dwang, die het wezen echter alleen maar verlichting bezorgt en het eens weer de vrijheid moet verschaffen waarin het weer kan denken, willen en handelen vanuit eigen wil.
En deze gang door de scheppingswerken is niet uit te schakelen als het geestelijke wezen weer terug moet keren naar God, van wie het zich eindeloos ver verwijderd had door zijn afval van Hem, zodat het uit eigen kracht nooit deze verwijdering kon overwinnen. En het zou ook nooit door de tegenstander van God vrijgelaten worden ten behoeve van deze terugkeer, wanneer God deze het wezen niet zou ontwringen, juist met het doel van de kluistering in de materie, in de scheppingen op deze aarde. De tegenstander van God heeft recht op het gevallen geestelijke omdat het hem vrijwillig gevolgd is in de diepte. Maar God heeft hetzelfde recht omdat de wezens uit Zijn kracht zijn voortgekomen. Daarom is het ontrukken van dezen aan de macht van de tegenstander van de kant van God gerechtvaardigd, maar daarvoor is de tegenstander het recht gegeven dat hij weer kan inwerken op het geestelijke wanneer het in het stadium als mens over de aarde gaat. En te dien einde moet het geestelijke weer een graad van rijpheid hebben verkregen waarin het in staat is zijn wil te gebruiken om vrij te kiezen voor zijn heer.
Maar het wezenlijke kan niet van God uit plotseling in zo'n toestand worden verplaatst. Het moet de gang omhoog net zo trapsgewijs afleggen zoals het deze in de diepte heeft gedaan, het moet de weerstand langzaam opgeven en die kan bij het wezen niet met geweld worden gebroken. En hiervoor zijn ontelbare omvormingen nodig, door het rijk van de gesteenten, het planten- en dierenrijk, tot aan de mens. Bij elke wisseling van de uiterlijke vorm vermindert ook de weerstand, want het wezen heeft in de toestand van gebonden wil een dienst verricht, die hem steeds makkelijkere omvormingen oplevert. Maar de zonde van de afval van God is zo onmetelijk groot dat de afstand tot Hem daarom ook onmetelijk groot is, wat zoveel betekent als dat er ontelbare omvormingen nodig zijn om deze afstand te verkleinen om weer in de nabijheid van God te komen, waarvoor nu alleen nog de laatste vrije wilsbeslissing nodig is, dat ook de laatste omvorming van het geestelijk wezen afvalt - dat het wezen weer terugkeert naar de Vader, van wie het is uitgegaan.
En deze hele ontwikkelingsgang in de scheppingen van de aarde is een ononderbroken strijd. Het wezenlijke tracht de uiterlijke vorm open te breken omdat het deze als kluister bespeurt, maar het voelt ook elke keer het verbreken van de vorm als een weldaad, het doet er niet toe op welke trap van rijpheid het is aangekomen. En daarom is ook de strijd die u mensen in het dierenrijk kunt waarnemen, alleen maar wreed schijnend voor uw ogen, terwijl elk dier de wisseling van zijn uiterlijke vorm steeds weer als een verlichting ervaart. Daarom is het ook van God uit toegelaten of ook zo gewild, dat het zwakke ten prooi valt aan het sterke, dat het sterke het leven van het zwakke kan beëindigen en als het ware daardoor ook nog het wezenlijke dient ten behoeve van een voortgaande ontwikkeling.
Dus zolang het wezen valt onder de wet van de gebonden wil is alles door de wil van God bepaald, ook zijn einde en zijn nieuwe omvorming. Maar zodra het wezen het stadium als mens heeft bereikt en zijn vrije wil heeft teruggekregen, treedt de wil van God terug. En dan zijn de mens wetten gegeven, waarnaar hij zich heeft te richten wanneer zijn leven op aarde succes wil hebben. Hij is nu eenmaal gebonden aan de wetten van de natuur en aan de andere kant wordt hem de wil Gods voorgehouden, waaraan hij zich moet onderwerpen, wil de ontwikkeling doorgaan en tot voltooiing worden gebracht, want het doel is vrij te worden van elke uiterlijke vorm en als vrije geest binnen te gaan in het rijk van het licht - terug te keren in het vaderhuis, bij God, van wie het wezen eens is weggegaan.
Amen
VertalerDuhovna snov dozoreva tekom vsakega obdobja razvoja, in eno časovno obdobje lahko dejansko zadostuje za duhovno snov, da bi napredovala skozi stvaritve do te mere, da ima možnost sebe utelesiti kot človek in uspešno opraviti svoj zadnji izpit volje.... Vendar je lahko potrebnih tudi nekoliko takšnih obdobij (Odrešitve) za poduhovljenje otrdele snovi duše, če je odpornost teh tako močna, da njihov razvoj navzgor napreduje le počasi, in tudi obstoj kot človek pomeni nevarnost, da bo duhovno ponovno padlo v brezno. Kajti svobodna volja katera se preizkuša v fazi kot človek, je odločilnega pomena.
Vendar pa je pred tem ta svobodna volja omejena.... Čeprav trda duhovna snov sicer ni več pod vplivom volje Božjega nasprotnika zaradi tega procesa razvoja skozi stvaritve Zemlje.... posamezne snovi kljub temu niso sposobne uporabljati svobodne volje, temveč so pod nadzorom Božje volje. To pomeni, da njihov proces razvoja poteka v stanju prisile, one so predmet volje Boga, Kateri dodeljuje nalogo vsem duhovnim snovem znotraj del stvarstva. Skozi uresničevanje te naloge v skladu z zakonom prisile one postopoma napredujejo, to pomeni, da se njihov odpor zmanjšuje; one opravljajo funkcije služenja in lahko počasi dosežejo stanje, ko jim je svobodna volja lahko ponovno vrnjena.
In ta proces razvoja zahteva stalno spremembo zunanje oblike.... to je počasen vzpon, to je integriranje v zakone narave, in zatorej podrejanje Božji volji, čeprav pod določeno prisilo, ki pa lahko le pomaga osvoboditi bitje in mu je nekega dne namenjena zagotoviti svobodo razmišljanja, hotenja in delovanja, s ponovno uporabo njegove lastne volje. In temu procesu skozi dela stvarstva se ni mogoče izogniti, če se duhovno bitje hoče zopet vrniti k Bogu, od Katerega se je nekoč oddaljilo neskončno daleč skozi svoje odpadništvo od Njega, da s svojo močjo nikoli ne bi bilo sposobno premagati te oddaljenosti, in za vrnitev tudi nikoli ne bi bilo osvobojeno od Božjega nasprotnika, če Bog ne bi iztrgal duhovne snovi vstran od njega, ravno z namenom njenega izgnanstva v materijo, v stvaritve na tej Zemlji.
Božji nasprotnik ima pravico nad padlimi duhovi, ker so mu oni prostovoljno sledili v brezno.... Vendar pa ima tudi Bog enako pravico, ker so bitja izšla iz Njegove moči. Zato je Bog upravičen v tem, da jih iztrga iz nasprotnikovega nadzora (oblasti), vendar pa je slednji zato dobil pravico, da lahko ponovno vpliva na dušo, ko ta živi na Zemlji v fazi človeka. In v ta namen je duhovna snov ponovno morala pridobiti določeno stopnjo zrelosti, kjer je sposobna uporabljati svojo voljo, da se svobodno odloči, katerega gospodarja bo izbrala.
Vendar pa Bog ne more nenadoma prestaviti duhovne snovi v to stanje. Ona mora iti skozi proces vzpona po korakih, prav tako kot se je spuščala v brezno, ona mora odstopiti od svojega odpora počasi, ker on ne more biti nasilno zlomljen. In to zahteva številne spremembe oblike skozi svet mineralov, rastlin in živali do človeka.... Z vsako spremembo zunanje oblike se prav tako zmanjšuje njen odpor, ker bitje mora služiti v stanju prisile, s čimer pridobiva vse lažje oblike....
Vendar pa je greh odpadništva od Boga tako neizmerno velik, da je oddaljenost od Njega prav tako neizmerno velika. To pomeni, da so potrebne neštete spremembe oblik, da bi se ta razdalja zmanjšala, da bi se ponovno prišlo v Božjo bližino, ko je potrebna le še končna odločitev svobodne volje, da odpade od duhovnega bitja tudi zadnja oblika.... da se bitje ponovno vrne k Očetu, iz Katerega je nekoč izšlo....
In ta celotni proces razvoja v stvaritvah Zemlje je en nenehni boj.... Duhovna snov poskuša razpočiti zunanjo obliko, ker jo ona doživlja kot omejitev, vendar pa prav tako doživlja vsakokratno razpokanje (razstrelitev) oblike kot dobrodejno, ne glede na svojo stopnjo zrelosti....
In zaradi tega tudi boj, katerega vi ljudje lahko opazujete v živalskem kraljestvu, izgleda le okruten v vaših očeh, medtem, ko vsaka žival spremembo svoje zunanje oblike vedno znova doživlja kot olajšanje. Iz tega razloga Bog dovoljuje ali celo želi, da šibkejši podleže močnejšemu, da močnejši lahko konča življenje šibkejšega, in tako rekoč je na ta način celo sposoben služiti duhovni substanci, da nadaljuje svoj razvoj. Vse dokler je torej bitje podložno zakonu prisile, je vse določeno s strani volje Boga, tudi njegov konec in njegova nova oblika....
Vendar kakor hitro je bitje doseglo stopnjo človeka in je ponovno prejelo svojo svobodno voljo, Bog umakne Svojo voljo.... In potem so človeku dani zakoni, po katerih se mora on ravnati, če hoče da bo njegovo življenje na Zemlji uspešno.... Po eni strani je on vezan na zakone narave (z njimi omejen), po drugi strani pa je obveščen o Božji volji, kateri se mora podrediti, da bo njegov razvoj napredoval in dosegel konec, saj je cilj postati svoboden od vsake zunanje oblike in kot svobodni duh vstopiti v kraljestvo Svetlobe.... vrniti se v Očetovo Hišo, k Bogu od Katerega je bitje nekoč izšlo. AMEN
Vertaler