Vergelijk Kundgabe met vertaling

Meer vertalingen:

Het stadium van het zelfbewustzijn

U mensen bent u van uzelf bewust. En dat is het teken dat u wezens bent met intelligentie, dat wil zeggen: dat u in staat bent te denken en bijgevolg wezens bent die van God afkomstig zijn, die geschapen werden als Zijn evenbeeld en daarom ook van zichzelf bewust waren. Tussen die tijd en de tijd dat u nu op de aarde bent, ligt echter een eindeloos lange tijd waarin u van uw zelfbewustzijn beroofd was. Een tijd waarin u wel ook als iets wezenlijks de scheppingswerken bevolkte, maar dit wezenlijke zich niet van zichzelf bewust was, omdat het steeds slechts als deeltjes van een eens zelfbewust wezen door deze scheppingswerken heen ging. Pas nadat alle deeltjes zich weer verzameld hadden, belichaamde het wezen zich als mens en ging dan ook weer het stadium van het zelfbewustzijn binnen, waarin het nu ook een taak te vervullen heeft.

Als mens draagt het wezen derhalve nu ook een zekere verantwoordelijkheid voor zijn ontwikkeling, omdat het verstandelijk in staat is het voor en tegen van zijn levenswandel in te zien, het kan dus beoordelen welke uitwerking zijn levenswandel op het eigenlijke "ik" - de ziel - heeft. Zolang het wezen zich in de voorstadia niet van zichzelf bewust was, had het ook geen verantwoording te dragen en stond het onder de wet van de gebonden wil. Het deed wat hem door de wil van God was opgedragen. Het handelde instinctmatig, dat wil zeggen: geleid door geestelijke intelligenties die het geestelijke in de scheppingswerken zo beïnvloeden dat het 't werk uitvoerde dat voor hem bestemd was.

Anders is het nu gesteld in het stadium als mens, waarin het wezen over zichzelf beslissen kan, waarin het denkt en handelt, waarin het als zelfbewust wezen de volle vrijheid heeft van denken en handelen. En het moet nu bewust denken en willen en handelen naar de wil van God, het wordt nu niet meer door Gods wil bepaald maar zijn eigen wil moet nu beslissen en altijd onder invloed van zijn eigen zelfbewustzijn, want de mens voelt dat hij over zichzelf beschikt - hij is zich van zichzelf bewust. Hij staat niet meer onder vreemde invloed maar richt zelf zijn wil naar eigen believen en hij weet ook dat hij zich ervoor moet verantwoorden hoe hij zijn wil richt.

En dat onderscheidt de mens van het dier, dat in zijn ontwikkeling ook al ver gevorderd is, maar tot de laatste belichaming als mens steeds een wezen blijft dat onder de wet van de gebonden wil staat en niet vrij over zichzelf beslissen kan, al mag het nog zo intelligent lijken. Het heeft nog niet het zelfbewustzijn terug gekregen en is daarom nog niet in het laatste stadium van belichaming beland. Toch zal ook dit de laatste fase bereiken, want al het geestelijke neemt eens zijn levenswandel op aarde op zich, waarbij het zich als mens belichaamt en zich ook van zichzelf bewust is.

Dat echter de mens een zelfbewust wezen is moest hem ook laten concluderen dat zijn Schepper en Maker, zijn God van eeuwigheid geen irreële geest kan zijn, maar dat Hij als het hoogst volmaakte Wezen eveneens kan denken en een vrije wil heeft, daar er anders nooit zulke schepselen uit Hem konden zijn voortgekomen die deze kenmerken van goddelijkheid vertonen. Want uitgaande van de mens - het schepsel - kan ook de gevolgtrekking worden gemaakt dat er een God, een Schepper is. Het hoogste Wezen moet zelfbewust zijn, net als de mens zelfbewust is, alleen in hoogste volmaaktheid, aangezien de mens onweerlegbaar een nog onvolmaakt wezen is. Maar het zelfbesef heeft hij ondanks alle onvolmaaktheid. En dit maakt de mens tot een goddelijk wezen dat aan Hem gelijk geschapen was en weer tot dezelfde volmaaktheid moet komen waarin het eens van God is uitgegaan.

Het "zelfbewustzijn" is het grootste wonder in het scheppingswerk "mens". De mensen zouden zich eens moeten voorstellen welk een doods leven zij zouden leiden als zij dit zelfbewustzijn niet bezaten dat iedere mens pas het persoonlijke stempel geeft: zichzelf te zien als een wezen dat in staat is te denken en over zichzelf beslissen kan in vrije wil, omdat het over zichzelf ook kan nadenken en zich kan voegen naar het kader van de schepping in het besef van het ik, in het bewustzijn zelf te kunnen beslissen wat zijn "ik" wil. Dat zelfbewustzijn is een duidelijk teken van goddelijkheid, want het is een teken van verbondenheid met een gelijksoortig Wezen, Dat hem in 't leven riep, ook al is het wezen als mens maar een karikatuur van dat wat God eens schiep. Maar het heeft toch het zelfbewustzijn ontvangen en kan zichzelf daarom ook weer vormen tot het oerwezen, dat het vanaf het begin der tijden was. Het kan in het stadium als mens - in het stadium van het zelfbewustzijn - alles doen wat het wil, zelfs als hem soms de mogelijkheid dit te realiseren door de wil van God wordt beknot. Maar het is in staat te denken en plannen te maken, altijd van zichzelf uitgaande, zich altijd in het middelpunt voelend van alles wat er gebeurt, omdat het weet dat het er is en dit bewustzijn ook niet meer verliest. Daarom echter zal het ook eenmaal tot verantwoording geroepen worden hoe zijn houding was in het aardse leven tegenover deze grote genade: te weten dat het een zelfbewust wezen is dat door de Schepper zo gemaakt werd, besef van zichzelf te hebben en vanuit zichzelf de ware verhouding tot zijn Schepper tot stand te brengen.

Het denkvermogen behoort tot het zelfbewustzijn en kan pas dan ware vruchten opleveren, maar altijd moet de vrije wil werkzaam zijn die evenzo bij een goddelijk schepsel hoort. En deze vrije wil moet alle goddelijke gaven juist gebruiken, dan zal het wezen ook tijdens het leven als mens de weg nemen die onherroepelijk tot de verandering ten goede voert en het zal in alle volmaaktheid terugkeren in het vaderhuis - zoals het eens van daar is uitgegaan.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Gerard F. Kotte

STADIJ SAMOSVJESNOSTI....

Vi ljudi ste svjesni vašeg ja.... A to je znak da ste vi biće sa inteligencijom, odnosno, da ste vi sposobni razmišljati, i samim tim ste bića koja su proizašla iz Boga, koja su bila stvorena kao Njegova slika [[(vjerna slika, slika i prilika)]], i koja su zato također bila svjesna sebe samih. No, između tog vremena i vremena u kojem vi sada hodate Zemljom, leži beskrajno dugo vrijeme, u kojem ste vi bili lišeni vaše samo-svjesnosti, vrijeme, u kojem ste vi doduše, kao nešto suštinsko, oživljavali djela Stvaranja, no ovo suštinsko nije bilo svjesno sebe samoga, budući je uvijek prolazilo kroz ova djela Stvaranja samo kao djelić jednog nekad samosvjesnog bića. Tek nakon što su se svi djelići iznova sakupili, biće se utjelovilo kao čovjek, a onda i iznova stupilo u stadij samosvjesnosti, u kojem ono sada ima i jedan zadatak za ispuniti. Kao čovjek, dakle, biće sada nosi i određenu odgovornost za svoj razvoj, budući je razumski u stanju prepoznati prednosti i nedostatke načina života, tako da ono može procijeniti kako njegov način života utječe na istinsko ja čovjeka.... dušu. Dok god biće nije bilo svjesno samog sebe, ono nije nosilo nikakvu odgovornost, i stajalo je pod zakonom prisile.... ono je vršilo ono što mu je bilo dodijeljeno Božjom voljom. Ono je djelovalo po instinktu, odnosno, bilo je vođeno duhovnim inteligencijama, koje su [[(na)]] duhovno u djelima Stvaranja tako utjecale, da je ono vršilo aktivnost koja je bila njegovo određenje. Drugačije je to sada, u stadiju kao čovjek, gdje ono samo može odlučivati nad sobom, gdje ono razmišlja i djeluje, gdje ono kao samosvjesno biće ima punu slobodu u razmišljanju, htijenju i postupanju.... A ono sada treba svjesno razmišljati i htjeti i postupati prema Božjoj volji, ono više nije određeno od Božje volje, već njegova vlastita volja treba određivati, a uvijek pod znakom samosvjesnosti, budući čovjek sebe samoga osjeća odlučujućim, on je svjestan samog sebe.... On više nije pod vanjskim utjecajem, nego on sam usmjerava svoju volju prema svom nahođenju, i on također zna da on sam mora odgovarati za to kako ju on usmjerava. I to razlikuje čovjeka od životinje, koja je također daleko napredovala u svom razvoju, no sve do posljednjeg utjelovljenja kao čovjek, uvijek ostaje biće koje stoji pod zakonom prisile i ne može slobodno odlučivati o sebi samome, ma koliko inteligentno ono izgledalo. Ono još nije vratilo svoju samosvjesnost, i prema tome, još nije doseglo posljednji stupanj utjelovljenja. No, ono će također dostići posljednji stupanj, jer sve duhovno jednom uzima na sebe svoj zemaljski tok života, kada se utjelovljuje kao čovjek i također je svjesno sebe. No, to da je čovjek samosvjesno biće, njemu također onda mora omogućiti zaključiti da njegov Stvoritelj i Oblikovatelj, njegov Bog od vječnosti, ne može biti ne-Bitni Duh [[(Duh bez Bića)]], nego da je On također, kao najsavršenije Biće, sposoban razmišljati, i ima slobodnu volju, inače iz Njega ne bi mogla proizaći takva stvorenja, koja pokazuju ove znakove Božanstvenosti. [[(21 Rujan 1959)]] Jer, od čovjeka.... stvorenoga.... može se također zaključiti na Stvoritelja. Najviše biće mora biti Samosvjesno, jednako kao što je čovjek samosvjestan, samo u najvišem savršenstvu, budući je čovjek neosporno jedno još nesavršeno biće. No, on ima samosvjesnost unatoč svoj nesavršenosti, i tek to čovjeka čini Božanskim bićem, koje je stvoreno jednako Njemu, i opet treba doći do jednakog savršenstva u kojem je jednom proizašlo iz Boga. „Samosvjesnost“ je najveće čudo u djelu Stvaranja „čovjek“.... Ljudi bi jednom trebali shvatiti da bi oni vodili mrtav život, kada oni ne bi posjedovali ovu samosvjesnost, koja svakom pojedinom čovjeku prije svega daje osobni pečat: da sebe same prepozna kao biće, koje je sposobno razmišljati, i sada može nad sobom samim odlučivati u slobodnoj volji, jer čovjek također može i promišljati nad sobom samim, i sam se može uklopiti u okvir Stvaranja, u svjesnosti sebe.... u svjesnosti da sam može odrediti što njegovo „ja“ želi.... Samosvjesnost je očigledan znak Božanstvenosti, budući je ona znak pripadnosti istovjetnom Biću, Koje ga je pozvalo u život.... čak i ako je biće kao čovjek tek iskrivljena slika onoga što je Bog jednom stvorio.... ali, on je dobio samosvjesnost, te otuda i može sebe samoga opet oblikovati u izvorno biće, koje je on bio na početku. Ono može u stadiju kao čovjek.... u stadiju samosvjesnosti.... sve što ono želi, čak i ako mu je mogućnost sprovedbe ponekad umanjena kroz Božju volju, no ono je sposobno planirati i razmišljati, uvijek polazeći od sebe samoga, uvijek osjećajući sebe u središnjoj točki svih događanja, budući ono zna da je ono tu, i ovu svjesnost također više ne gubi. Zato će ono jednom i biti pozvano na odgovornost, kako se ono samo u zemaljskom životu postavilo prema ovoj velikoj milosti, da zna da je ono samosvjesno biće, koje je bilo oblikovano od Stvoritelja, da može samoga sebe spoznati, i samo od sebe uspostaviti ispravni odnos prema svome Stvoritelju.... Sposobnost razmišljanja pripada samosvjesnosti, i tek može proizvesti prave plodove, no uvijek mora biti aktivna slobodna volja, koja također pripada Božanskom stvorenju.... A ova slobodna volja mora ispravno iskoristiti sve Božanske darove, onda će i biće tijekom zemaljskog života kao čovjek poduzeti put, koji nepovratno vodi preobrazbi [[(promjeni nazad)]], i ono će se vratiti u Očevu kuću u svem savršenstvu, tako kako je jednom odatle izašlo....

AMEN

Vertaler
Vertaald door: Lorens Novosel