Vergelijk Kundgabe met vertaling

Meer vertalingen:

De waarde van de voorbede voor degenen in het hiernamaals

Het is van groot belang op de hoogte te zijn van de toestand van de zielen in het rijk hierna, die in hun nood inzien wat ze op aarde verzuimden en zich inspannen om hun toestand te verbeteren. Alleen deze kunnen geholpen worden door wezens van het licht. Want omdat ook in het geestelijke rijk de vrije wil van de zielen wordt geëerbiedigd, kunnen de lichtwezens ook niet tegen hun wil op de zielen in werken. Dus zal de verlossing van een nog onwillige ziel buitengewoon moeilijk zijn en zijn hiervoor vaak eeuwigheden nodig, totdat de ziel zichzelf inspant voor een verbetering. Maar het is een onjuiste opvatting, wanneer wordt aangenomen dat de zielen in de duisternis nooit hulp wordt aangeboden.

Het lichtrijk spant zich onophoudelijk in licht in de duisternis te brengen, maar waar de harten zich afsluiten, verliest het licht aan lichtsterkte en blijft het daar donker als voorheen. De zielen bepalen dus hun toestand zelf, welke uit duisternis of schemering of licht kan bestaan. Ze bepalen deze zelf door hun wil, die eerst op het licht gericht moet zijn, als het lichter om de ziel moet worden. Maar is nu een ziel zo verzwakt of ook nog helemaal in de handen van de tegenstander van God, dan zal ze eeuwig niet alleen deze krachteloosheid te boven kunnen komen.

Ze weet ook niets van de goddelijke Verlosser Jezus Christus en kan Hem dus ook niet om hulp aanroepen.

En ze zou daarom eeuwige tijden in haar ongelukkige toestand blijven, wanneer ze niet werd geholpen door voorspraak van de mensen.

Juist deze voorspraak wordt meestal nagelaten, omdat er niet aan de uitwerking en de urgentie ervan wordt geloofd. Maar de voorbede is juist voor het rijk hierna een belangrijke factor, want waar het wezen zelf niet meer in staat is zich te helpen en de liefde Gods wettelijk gebonden is door de vrije wil van de ziel, daar kan de liefde van een mens bemiddelend tussenbeide komen en ter wille van diens liefde kan nu Gods liefde actief worden en ze het ongelukkige wezen doen toekomen in de vorm van toevoer van kracht.

De laatste beslissing blijft weliswaar steeds nog bij de ziel zelf, of en hoe ze de kracht benut die haar door de voorbede van de mens nu toekomt. Maar ze ervaart deze kracht als weldaad en haar huidige weerstand begint te verslappen en het wordt iets lichter in haar, zodat ze begint na te denken. En dan kan haar verlossing plaatsvinden, wanneer ze de kracht van de voorbede maar juist gebruikt. Dan kunnen ook de lichtwezens zich inmengen, zonder weerstand te ondervinden. Elke verbinding dus van zielen der duisternis met de lichtwereld of met God is onmogelijk, zolang de wil tevoren niet is gebroken, die nog in openlijke weerstand aan God volhardt, daar anders het wezen zich niet in de duisternis zou bevinden. Want het verlangen naar een betere toestand, dat wel ieder wezen in de duisternis zal hebben, geeft niet alleen de doorslag. Veeleer moet het tevoren de reden van zijn ellendige toestand inzien en zich inspannen om deze reden te veranderen, zich zelf te veranderen en licht te verlangen ter wille van het licht, niet ter wille van de daarmee samengaande gelukzaligheid.

Het wezen moet zijn zondigheid inzien en vrij van zonden willen worden. Het moet de verlossing begeren vanuit het inzicht dat het de nabijheid Gods in deze zondige toestand niet waardig is. En het moet vrij willen worden van zonde en dood om nader tot God te komen, naar Wie de ziel vurig verlangen moet, wat ook zeker het geval zal zijn wanneer ze eenmaal haar schuld inziet en die belijdt voor Jezus Christus, Die haar steeds weer nader zal komen om haar ertoe te brengen dat ze tot Hem roept in haar nood.

De ziel moet zelf uit haar kwellende toestand een uitweg willen vinden, maar steeds in diepe deemoed en in het besef van haar zonden. En dat vergt haar veranderde wil die tot zo’n verandering kan komen juist door de voorbede, omdat de ziel alleen te zwak is wanneer ze het rijk hierna in de toestand van duisternis binnengaat. Dan kan haar door voorspraak zoveel kracht toegevoerd worden, die ze ook zeker op de juiste manier zal gebruiken, omdat Gods liefde uitermate graag de liefde van de mensen die voorspreken beloont met de vervulling van hun verzoeken, een ongelukkige ziel in het geestelijke rijk te helpen in haar nood.

Alleen de liefde ruimt barrières uit de weg, die de rechtvaardigheid van God heeft opgeworpen en die ook niet willekeurig omvergegooid kunnen worden.

Aan de liefde van God is door de wil van de ziel zelf paal en perk gesteld.

Waar haar wil dus faalt, kan de plaatsvervangende liefde van een mens inspringen en God zal ter wille van deze liefde de ziel helpen om uit haar ongelukkige toestand vrij te worden, want God wil alleen de gelukzaligheid van ieder wezen, maar niet zijn ondergang.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Gerard F. Kotte

La valeur de la prière pour l'au-delà

Dans le Règne de l'au-delà il est d’une grande importance que les âmes sachent leur situation, qu’elles reconnaissent leur misère, ce qu’elles ont manqué de faire sur la Terre et qu’elles s’efforcent d'améliorer leur situation. Seulement celles-ci peuvent être aidées par des êtres de Lumière, parce que vu que même dans le Règne spirituel la libre volonté des âmes est respectée, les êtres de Lumière ne peuvent pas agir contre la volonté des âmes ; donc la Libération d’une âme qui n’est pas encore de bonne volonté sera outre mesure difficile et il sera parfois nécessaire de l'Éternité pour qu’une âme s’efforce de s’améliorer. Mais maintenant c’est aussi un concept faux lorsqu’on présume qu'aux âmes dans l'obscurité il n’est jamais apporté d’aide. Le Règne de Lumière s’efforce sans interruption d’apporter la Lumière dans l’obscurité, mais là où les cœurs se ferment elle perd la Force de briller, et là il reste sombre comme auparavant. Donc les âmes elles-mêmes déterminent leur état qui peut être obscurité ou crépuscule ou bien Lumière, elles-mêmes le déterminent au moyen de leur volonté qui doit être d'abord tournée vers la Lumière pour qu’il puisse faire plus clair autour de l'âme. Si maintenant une âme est trop faible ou bien encore totalement dans les mains de l'adversaire de Dieu, alors elle ne pourra pas dans l’éternité se soulever toute seule de cette faiblesse, elle ne sait rien du divin Rédempteur Jésus Christ et donc elle ne peut pas L’invoquer pour de l'Aide et donc dans son état malheureux il se passerait des temps éternels si elle n'était pas aidée au moyen de la prière des hommes. Mais cette prière est presque toujours omise, parce que les hommes ne croient pas à son effet et à son urgence. Mais la prière est vraiment dans le Règne de l'au-delà un facteur significatif, parce que là où l'être lui-même n'est plus capable de s'aider, et où l'Amour de Dieu est lié légalement au travers de la libre volonté de l'âme, là l'amour d'un homme peut s'inclure comme intermédiaire et par son amour, l'Amour de Dieu peut maintenant devenir actif et être tourné vers l'être malheureux sous la forme d'un apport de Force. La dernière décision reste de toute façon toujours et encore à l'âme elle-même, si et comment elle utilise la Force qui lui arrive par la prière de l'homme. Mais elle sent cette Force comme bénéfique et commence à céder dans sa résistance qu’elle a eu jusqu'à présent, et il fait plus clair en elle, elle commence à réfléchir et maintenant sa Libération peut avoir lieu, si seulement elle exploite bien la Force de la prière. Alors les êtres de Lumière peuvent s’inclure sans trouver de résistance. Donc tout contact entre les âmes de l'obscurité et celles du monde de la Lumière ou bien avec Dieu est impossible tant que la volonté n’est pas cassée tant qu’elle reste encore dans une résistance ouverte avec Dieu, autrement l'être ne se trouverait pas dans l'obscurité, parce qu'il ne suffit pas seulement d’un désir pour un état meilleur qu'a chaque être dans l'obscurité mais d'abord il devra reconnaître la cause de son état et s’efforcer de changer cette cause, de se changer lui-même et désirer la Lumière pour la Lumière, pour la Béatitude liée à celle-ci. L'être doit reconnaître son impiété et doit vouloir se libérer de ses péchés, il doit désirer la Libération dans la connaissance que dans cette impiété il n'est pas digne de la Proximité de Dieu, et doit vouloir se libérer du péché et de la mort pour s'approcher à Dieu, pour Lequel l'âme doit avoir de la nostalgie, chose qui est certainement aussi le cas dès qu’il reconnaît sa faute et la confesse devant Jésus Christ Qui viendra toujours de nouveau près de lui pour le pousser à L’invoquer dans sa misère. L'âme elle-même doit vouloir se trouver hors de son état de tourment, mais toujours dans une profonde humilité et dans la connaissance de ses péchés. Et cela demande que sa volonté change, et elle peut arriver à un tel changement au moyen de la prière, parce que l'âme toute seule est trop faible, lorsqu’elle entre dans le Règne de l'au-delà dans l'état d'obscurité. Alors par la prière elle peut recevoir beaucoup de Force qu’elle utilisera certainement d’une manière juste, parce que l'Amour de Dieu récompense très volontiers l'amour des hommes qui intercèdent en exauçant leurs demandes pour aider une âme malheureuse de sa misère dans le Règne spirituel. Seulement l'amour élimine les barrières que la Justice de Dieu a érigées et qui ne peuvent pas être inversées arbitrairement. À l'Amour de Dieu il est imposé des barrières au moyen de la volonté de l'âme elle-même. Là où donc sa volonté échoue l’amour peut intervenir lorsqu’il est présenté par un homme et pour aider une âme à se libérer de sa situation malheureuse, parce que Dieu veut seulement la béatitude de chaque être, mais pas sa ruine.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Jean-Marc Grillet