Iedere gedachte aan Mij of het geestelijk rijk is gezegend, want hij getuigt van het innerlijk leven, het leven dat naast het aardse leven moet worden geleid, wil het laatstgenoemde resultaat boeken voor de ziel. Wie zich slechts in gedachten bezighoudt met het rijk dat niet van deze wereld is, heeft al een stap in mijn richting gedaan. En hij zal deze weg ook blijven volgen en er niet meer van afwijken. Want het geestelijke rijk laat niet meer los wie er zijn aandacht aan heeft geschonken, omdat Ik zelf hem niet meer loslaat wanneer hij de weg naar Mij eenmaal is ingeslagen. Het leven op aarde als zodanig eist van de mens echter veel denkwerk, omdat de mens zich te midden van de wereld ophoudt en dus ook zijn gedachten op de wereld en haar eisen moet richten. Nochtans is dit niet het eigenlijke leven dat de mens totaal bevredigt wanneer zijn wil op Mij gericht is.
Alleen degene die nu nog aan mijn tegenstander toebehoort, zal volledige bevrediging vinden. Daarom wijst elk geestelijk gericht denken al op het streven naar Mij te willen gaan, en de wereld alleen kan zo een mens niet meer bevredigen. Hij zal des te vaker zijn gedachten laten dwalen in een rijk dat hij als zijn ware vaderland vermoedt en daarom daar in gedachten steeds weer naar terugkeert. En dergelijke geestelijke gedachten zullen ook steeds met gedachten aan Mij zelf zijn verbonden, en daarom kan Ik ook bezit nemen van deze ziel en haar vasthouden, zodat zij niet meer aan Mij en mijn liefde kan ontsnappen en zich vrijwillig door mijn liefde laat binden.
Zodra dus een mens nadenkt over de bestemming en het doel van zijn leven op aarde, zodra hij zich in gedachten bezighoudt met zijn God en Schepper, zodra hij probeert diens wezen te doorgronden en hij bereid is Zijn wil te doen, zodra hij verlangt juist en waarachtig in al dat soort vragen onderwezen te worden, verkeren zijn gedachten dus buiten het slechts wereldse leven en treed Ik zelf in het middelpunt van zijn innerlijk leven. En dan kan Ik ook waarlijk inwerken op de mens en altijd met goed gevolg, want de vrije wil bracht hem tot zijn gedachten en deze vrije wil geeft Mij ook het recht van zijn ziel bezit te nemen en haar nu alles te doen toekomen wat ze nodig heeft om geheel rijp te worden en zich te voltooien.
Elke geestelijk gerichte gedachte aan Mij of mijn rijk is een vrijwillig loslaten van mijn tegenstander, dat Ik nu ook met recht kan en zal gebruiken om het losmaken van hem volledig te voltrekken. Want dergelijke geestelijke gedachten zullen onherroepelijk naar het kruis van Golgotha geleid worden, waar de goddelijke Verlosser Jezus Christus het losmaken voltrekt, dus de mens geheel bevrijdt van de vijand en tegenstander van het leven.
Dat echter de gedachten van de mens naar het kruis worden geleid, zal steeds de zorg en het streven zijn van alle lichtwezens die de mens omringen en die ook proberen door middel van gedachten te werken in mijn opdracht, omdat de wil en de kracht van de mens alleen nog zwak zijn, zolang hij zich nog in de macht van mijn tegenstander bevindt. Elke geestelijk gerichte gedachte geeft echter ook die lichtwezens het recht hun invloed te laten gelden, en zo staat iedere ziel die maar van goede wil is, ook onder voortdurende bescherming van geestelijke begeleiders, en zij zal ook zeker eenmaal het doel bereiken waartoe zij over deze aarde gaat.
Amen
VertalerJeder Gedanke ist gesegnet, der Mir oder dem geistigen Reich gilt, denn er bezeugt erst das innere Leben, das Leben, das neben dem irdischen Leben geführt werden soll, wenn letzteres einen Erfolg haben soll für die Seele. Wer sich nur in Gedanken mit dem Reiche befasset, das nicht von dieser Welt ist, der hat schon einen Schritt zu Mir getan, und er wird diesen Weg auch verfolgen und nicht mehr abweichen von ihm. Denn das geistige Reich lässet den nicht mehr los, der ihm seine Aufmerksamkeit geschenkt hat, weil Ich Selbst ihn nicht mehr auslasse, ist dieser Weg zu Mir erst einmal eingeschlagen. Das Erdenleben als solches fordert zwar von dem Menschen auch viele Gedanken, weil sich der Mensch inmitten der Welt bewegt und also auch seine Gedanken der Welt und ihren Anforderungen zuwenden muß.... Aber dennoch ist dies nicht das eigentliche Leben, das den Menschen restlos befriedigt, wenn er Mir zugewandten Willens ist. Nur der wird volle Befriedigung finden, der noch Meinem Gegner angehört.... Daher beweiset jeder geistig gerichtete Gedanke schon das Streben zu Mir hin, und einen solchen Menschen kann die Welt allein nicht mehr befriedigen, der wird des öfteren seine Gedanken schweifen lassen in ein Reich, das er als seine wahre Heimat ahnet und daher immer wieder gedanklich dahin zurückkehrt. Und solche geistigen Gedanken werden auch stets mit Gedanken an Mich Selbst verbunden sein, und darum kann Ich auch Besitz ergreifen von dessen Seele und sie halten, daß sie nicht mehr Mir und Meiner Liebe entrinnen kann und sich freiwillig von Meiner Liebe fesseln läßt. Sowie also ein Mensch nachdenkt über Ziel und Zweck seines Erdenlebens, sowie er sich in Gedanken befaßt mit seinem Gott und Schöpfer, sowie er Dessen Wesen zu ergründen sucht und bereit ist, in Seinen Willen einzugehen, sowie er verlangt, recht und wahr über alle solche Fragen unterwiesen zu werden, bewegen sich seine Gedanken also außerhalb des nur weltlichen Lebens, und Ich Selbst trete in den Mittelpunkt seines inneren Lebens.... Und dann kann Ich wahrlich auch einwirken auf den Menschen und immer mit Erfolg, denn der freie Wille bewog ihn zu seinen Gedanken, und dieser freie Wille gibt Mir auch das Recht, von seiner Seele Besitz zu ergreifen und ihr nun alles zukommen zu lassen, was sie benötigt zum Ausreifen und zur Vollendung. Jeder geistig gerichtete Gedanke zu Mir oder zu Meinem Reich ist ein freiwilliges Lösen von Meinem Gegner, das Ich nun auch vollberechtigt ausnützen kann und werde, um die Löse von ihm gänzlich zu vollziehen, denn solche geistige Gedanken werden unwiderruflich hingelenkt werden zum Kreuz von Golgatha, wo der göttliche Erlöser Jesus Christus die Löse vollzieht, also den Menschen gänzlich freimacht vom Feind und Gegner des Lebens.... Daß aber die Gedanken des Menschen zum Kreuz gelenkt werden, wird stets Sorge und Bemühen aller Lichtwesen sein, die den Menschen umgeben und die auch gedanklich einzuwirken suchen in Meinem Auftrag, weil des Menschen Wille und Kraft allein noch so lange schwach ist, wie er sich noch in der Gewalt Meines Gegners befindet. Jeder geistig gerichtete Gedanke gibt aber auch jenen Lichtwesen das Recht, ihren Einfluß geltend zu machen, und so ist jede Seele, die nur eines guten Willens ist, auch in ständiger Obhut geistiger Betreuer, und sie wird auch sicher einmal das Ziel erreichen, zwecks dessen sie über diese Erde wandelt....
Amen
Vertaler