Vergelijk Kundgabe met vertaling

Meer vertalingen:

Aardse-of geestelijke gedachtengolven

Hoe meer u zich van de wereld afzondert, des te gemakkelijker vindt u de toegang tot het geestelijke rijk, want dan stuiten de gedachten die u toestromen uit het geestelijke rijk niet meer op verzet. De wereld echter is een voortdurende hindernis voor zulke geestelijke gedachten, want alleen waar een volledig zich afwenden is - worden ze opgenomen door het hart van de mens. En zo zult u het ook begrijpen waarom de mensen zich zo weinig geestelijk bezig houden als zij nog zo geheel aan het wereldse gebonden zijn, want de wereldlijke gedachten zullen altijd geestelijke gedachten verdringen, d.w.z. de mens zal niet in staat zijn het geestelijke gedachtengoed in zich op te nemen, omdat wereldse gedachten op de voorgrond dringen en verhinderen dat geestelijke gedachten tot het hart van de mens doordringen.

En toch is de mens zelf verantwoordelijk voor het gedachtengoed dat hem beheerst, want alleen de vrije wil bepaalt waaraan de mens denkt - en de vrije wil weert de gedachtengolven die hem omringen of laat ze toe.

En de wil is weer zo gericht zoals het wezen van de mens is, geestelijk of werelds ingesteld. Hij wordt noch naar de ene noch naar de andere richting toe gedwongen, hij is volkomen vrij. En toch hangt van de richting van deze wil alles af, zijn denken en handelen - zijn tegenwoordig en toekomstig lot van de ziel - dat heerlijk maar ook vreselijk kan zijn.

De wereld is dus een gevaar voor de wil van de mens, maar ze moet er toch zijn om de ziel tot klaarheid te laten komen, om haar tot een beslissing te dwingen die tussen haar en het geestelijke rijk genomen moet worden. Beide rijken zijn er, doch de ziel kan maar een rijk willen - en dat rijk moet zij zelf bepalen. En kiest zij het materiële rijk dat de wereld is, dan blijft zij ook aan dit rijk gebonden. Kiest zij het geestelijke rijk, dan zal dat haar verblijfplaats worden als de ziel het aardse lichaam verlaten zal, als haar aardse weg beëindigd is.

En door beide gebieden wordt zij beïnvloed maar niet gedwongen. Daarom draagt iedere mensenziel zelf de verantwoording voor haar denken en willen, want zij kan aan elk van de richtingen haar voorkeur geven. Het is voor haar niet onmogelijk goed te kiezen, zelfs als de materiële wereld tastbaar voor haar staat en de geestelijke wereld schijnbaar onwerkelijk is.

Doch de geestelijke krachten hebben een zekere macht tegenover de ziel, zo dat zij in staat zijn steeds tussenbeide te komen, ook tegenover de onwillige, zodat ook deze door die krachten gegrepen wordt en zo moet ieder mens 'n standpunt daarover innemen. Alleen dat de mens zodra hij niet wil, die invloeden ook af kan weren. Maar ze hebben hem aangeraakt en hij kan zich daarom niet aan de verantwoording onttrekken - wanneer die van hem gevraagd zal worden.

De mens kan denken en dat is de reden waarom hij verantwoordelijk is. En niemand dringt hem de gedachten op - wat hij denkt staat hem volkomen vrij, maar dat het juist is, zal altijd het doel van de goede geestelijke krachten zijn, die hem trachten te beïnvloeden in positieve zin. Maar, daar de negatieve krachten ook inwerken, moet de mens dus zelf beslissen, en er kan zodoende niet van een geestelijke dwang gesproken worden waaraan de ene ten prooi valt en de andere niet.

Daarom zijn er ook van tijd tot tijd innerlijke gevechten nodig om niet af te wijken van geestelijke gedachten, als aardse gedachten willen binnendringen. De wil om geestelijk te rijpen kan ook kracht geven voor deze innerlijke strijd - en dan heeft de mens reeds gezegevierd, want zijn wil was positief en moet derhalve ook een positieve uitwerking hebben. En hoe meer de mens in de wereld staat, des te groter zal de overwinning zijn, want des te groter zijn de weerstanden, des te groter de stimulans, des te sterker de wil, die zich handhaaft en beslist voor het geestelijke rijk. Maar de ziel zal zich eens verheugen mogen over de overwinning, want zij heeft zichzelf haar lot gestalte gegeven voor de eeuwigheid. Zij zal een leven in zaligheid tegemoet gaan en altijd alleen GOD danken, DIE haar de kracht gaf te overwinnen.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Gerard F. Kotte

Onde di pensieri terrene o spirituali

Più vi allontanate dal mondo, più facilmente trovate l’ingresso nel Regno spirituale, perché i pensieri che vi affluiscono dal Regno spirituale, non incontrano più la resistenza. Ma il mondo è un costante ostacolo per tali pensieri spirituali, perché soltanto dove c’è un totale distacco, vengono accolti dal cuore dell’uomo. E così comprenderete anche perché gli uomini si occupano così poco di cose spirituali, quando sono ancora legati al mondo, perché i pensieri mondani respingono sempre dei pensieri spirituali, cioè, l’uomo non sarà in grado di l’accogliere un bene di pensieri spirituali, perché pensieri mondani si spingono avanti ed impediscono agli uomini, che dei pensieri spirituali penetrino fino al cuore. E ciononostante l’uomo stesso è responsabile per il bene di pensieri che lo dominano, perché soltanto la libera volontà decide ciò a cui l’uomo pensa – e la libera volontà impedisce o dà accesso ad onde di pensieri, che lo circondano. E la volontà è di nuovo orientata secondo com’è l’essere dell’uomo, predisposto spiritualmente o verso il mondo. Egli viene costretto o in una o nell’altra direzione, egli è totalmente libero. Malgrado ciò tutto dipende dalla direzione di questa volontà, il suo pensare ed agire, la sorte presente e futura dell’anima, che può essere magnifica, ma anche terribile. Il mondo quindi è un pericolo per la volontà dell’uomo, ma deve esistere, per far giungere l’anima alla chiarezza, per spingerla ad una decisione, che deve essere trovata tra lei ed il Regno spirituale. Esistono ambedue i regni, ma l’anima può volere soltanto un Regno, e questo Regno lo deve stabilire lei stessa. E se sceglie il regno materiale, che è il mondo, allora rimane anche attaccata a questo regno, ma se sceglie il Regno spirituale, allora questo sarà il suo soggiorno, quando l’anima abbandonerà il corpo, quando il suo cammino terreno sarà terminato. E lei viene influenzata dai due regni, ma non costretta, e perciò ogni anima d’uomo stessa porta la responsabilità per il suo pensare e volere, perché si può decidere verso ogni direzione. Non le è impossibile decidersi giustamente, persino quando il mondo materiale si trova afferrabile davanti a lei ed il mondo spirituale appare irreale. Ma le Forze spirituali hanno un certo potere nei confronti delle anime, che sono sempre in grado di includersi, anche nei confronti del non volonteroso, che quindi anche questo viene da loro afferrato, e quando ogni uomo deve prenderne posizione, soltanto se lo vuole, può anche rifiutare queste influenze. Ma lo hanno sfiorato, ed allora non può più sottrarsi alla responsabilità, quando gli verrà richiesta. L’uomo può pensare e questo è il motivo della sua responsabilità e nessuno lo obbliga ai pensieri. Ciò che pensa, sta a lui liberamente, ma che questo è necessario perché sia sempre la meta delle buone forze spirituali, che cercano di influenzarlo in senso positivo. Ma dato che influiscono anche le forze negative, l’uomo stesso deve quindi decidere, e perciò non si può parlare di una costrizione spirituale, a cui l’una fallisce e l’altra no. Perciò ci vogliono a volte anche dalle lotte interiori, per rimanere con pensieri spirituali, quando si vogliono imporre dei pensieri terreni. La volontà di maturare spiritualmente, può anche dare forza per questa lotta interiore, ed allora l’uomo ha già vinto, perché la sua volontà positiva e perciò deve anche avere un effetto positivo. La vittoria sarà perciò ancora maggiore, più l’uomo sta nel mondo, perché maggiori sono le resistenze, maggiore lo stimolo e più forte la volontà, che si afferma e si decide per il Regno spirituale. Ma l’anima potrà in futuro rallegrarsi della vittoria, perché lei stessa si è formata la sua sorte per l’Eternità, andrà incontro ad una vita nella beatitudine e ringrazierà sempre soltanto Dio, Che le ha dato la Forza di superare.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Ingrid Wunderlich