Vergelijk Kundgabe met vertaling

Meer vertalingen:

De scheppingsdaad van de geestelijke wezens

Het is mijn wil, dat het licht in u wordt, waar het in u nog donker is. De mensen die niet vragen, kunnen geen antwoord krijgen, maar die zouden willen weten en zich tot Mij zelf wenden, hen zal Ik ook antwoord doen toekomen, opdat ze Mij in mijn liefde en wijsheid leren herkennen en Mij zelf hun liefde schenken.

De scheppingsdaad van de geestelijke wezens was een geestelijk gebeuren, dat u mensen pas dan begrijpelijk zal zijn, wanneer u zelf in het rijk van het licht zult zijn binnengegaan. Zolang u op aarde bent, kan het u alleen in grote lijnen worden getoond, in overeenstemming met uw begripsvermogen. Toch zullen deze niet van de waarheid afwijken, maar laten ze zowel de diepere redenen alsook de oneindig vele gebeurtenissen er tussen door ontbreken, die er ook niet toe zouden bijdragen u opheldering te verschaffen. Maar hiervan kunt u zeker zijn, dat Ik u, die alleen begeert in de waarheid te worden onderwezen, niet in een verward denken terecht laat komen.

Mij hield bij de schepping van het eerste wezen alleen de gedachte bezig, Me een vat te scheppen dat de voortdurend uitstromende kracht van mijn liefde zou opnemen, omdat mijn onbegrensde liefde zich wilde wegschenken en steeds maar gelukkig maken. Maar de kracht van mijn liefde bracht onophoudelijk geestelijke scheppingen van veelvuldige aard voort. En Ik wilde daarom ook iets laten ontstaan wat met Mij zelf overeenstemde, dus een evenbeeld van Mij. En wat Ik wilde, dat gebeurde. Een wezen in hoogste volmaaktheid ontstond naast Mij, aan hetwelk Ik zelf mijn vreugde had, dat onuitsprekelijk mooi was, dat een afbeelding van Mij zelf was en dat nu door de kracht van mijn liefde werd doorstraald, zodat het eveneens tot onbegrensde scheppende bezigheid in staat was. Zoals Mij nu de krachtbron van mijn liefde ertoe had gebracht, voor zich een opnamevat te vormen, in hetwelk hij zich kon uitstorten, zo ontstond nu ook in dit wezen de wil en het verlangen, de hem onafgebroken toekomende krachtstroom van mijn liefde te gebruiken en eveneens wezens uit zich te laten voortkomen.

Het was dus dezelfde gebeurtenis, die zich nu herhaalde. Want Ik wilde dit eerst geschapen wezen laten delen in de onvoorstelbare gelukzaligheid, gelijksoortige wezens het leven te geven, want als "evenbeeld" van Mij zelf was het ook met dezelfde gevoelens bezield. Het stroomde over van liefde en de kracht die het voortdurend van Mij betrok, liet het wezen ook niet werkeloos zijn. Ze had een uitwerking in juist dat gebeuren van het scheppen van ontelbare wezens.

Ook de nu geschapen wezens konden niet anders zijn, dan het eerste door Mij zelf geschapen wezen was. Het waren hoogst volmaakte, oppermachtige geesten, stralend van het licht, die allen overeenkwamen met het evenbeeld dat Ik zelf buiten Me had geplaatst. Door het toestromen van de kracht uit Mij, die de handeling van het scheppen van deze wezens eerst mogelijk maakte, was Ik zelf dus ook hun "Schepper", ofschoon pas de wil van het eerst geschapen wezen deze kracht van Mij gebruikte. Alle wezens kwamen dus uit Mij en mijn eerste evenbeeld voort. En alle wezens bezaten dezelfde scheppende macht. Maar in alle oergeschapen wezens was ook mijn wil werkzaam. De grote menigte van oergeschapen wezens was in vurigste liefde voor Mij ontbrand, omdat mijn vuur van liefde hun oerelement was, omdat ze waren voortgebracht door de zuiverste liefde en bijgevolg ook al het geschapene positief tegenover Mij stond.

Eindeloze tijden gingen voorbij in de meest gelukzalige harmonie en voortdurende uitwisseling van liefde. En deze toestand zou niet hebben hoeven te veranderen. Maar toen kreeg het gebeuren van het scheppen een andere vorm, wat alleen maar geestelijk te begrijpen is. En dit werd in werking gezet door het verlangen van mijn eerst geschapen wezen, van mijn lichtdrager, om Mij zelf te zien. De liefde van het wezen ging nog onveranderd naar Mij uit en daarom begeerde het Mij te aanschouwen, ofschoon het wezen het inzicht bezat, dat Ik als "Kracht- en Lichtcentrum" voor hem, die Ik geschapen had, niet zichtbaar kon zijn; dat hij zou zijn vergaan bij de aanblik van de volheid van mijn licht, dat het geschapene - als lichtvonk van Mij zelf - zou hebben verteerd en daarom dus een schouwen niet mogelijk was. En omdat het Me niet kon zien, flitste de gedachte door hem heen, zich onafhankelijk van Mij te maken en als het ware zich als de schepper zelf tegenover het leger van de oergeschapen geesten neer te zetten. Een gedachte, die in hem ontstond als gevolg van het verlangen Mij te aanschouwen, tegen beter weten in. Alle wezens bezaten ook, als wezenlijk kenmerk van de volmaaktheid, de vrije wil, die echter steeds in overeenstemming was met mijn wil. En deze vrije wil liet ook die verwarring als gedachte toe.

Dus van Mij uit werd de lichtdrager, Lucifer, niet gehinderd zijn vrije wil verkeerd te richten. Maar ook het scheppingsgebeuren liep nu vast. Dat wil zeggen, zodra zijn wil niet meer overeenstemde met de mijne, sloot hij zich als het ware af voor de krachtstroom van mijn liefde, maar steeds slechts voorbijgaand, want nog was zijn weerstand zo gering, dat de liefde toch doorbrak en hij zich geheel en al weer aan Mij overgaf, wat nu ook onverminderde toevoer van kracht betekende en dus ook onverminderde scheppende activiteit. Maar de verkeerde gedachten kwamen steeds weer in hem boven, omdat hij ze niet aan Mij zelf voorlegde en Ik ze hem zou hebben kunnen weerleggen.

Want hij schoof Mij af en toe terzijde en merkte niet dat hij zichzelf verzwakte in zijn kracht. Want zodra hij de band met Mij losser maakte door verkeerd gerichte gedachten, werd ook het toestromen van de kracht van liefde geringer, wat echter niet tot hem doordrong bij het zien van de ontelbare geestenschaar, die hij al in het leven had geroepen door zijn wil met gebruikmaking van mijn kracht. Steeds weer moet naar voren worden gebracht, dat eerst mijn kracht hem het scheppen van de wezens mogelijk maakte en dat zijn liefde voor Mij hem pas de kracht opleverde, waaruit begrijpelijk wordt, dat een afnemen van zijn liefde ook de toevoer van kracht verminderde.

En op zijn beurt was ieder geschapen wezen ook een bewijs van de band van Lucifer met Mij, dus kon er geen wezen meer ontstaan als Lucifer zich bewust van Mij had gescheiden, om welke reden alle geschapen wezens ook mijn aandeel zijn, want ze zijn liefdeskracht uit Mij. En toch was een groot deel van alle geschapen wezens van Mij afgevallen. En dat rechtvaardigt de vraag, of de wezens verschillend van aard waren in hun oersubstantie.

Ik plaatste één enkel wezen zelfstandig buiten Mij. En dit wezen was mijn evenbeeld. Dus bijgevolg moesten de nu door dit wezen in het leven geroepen geestelijke wezens weer geheel met Mij en mijn evenbeeld overeen komen. Het waren dezelfde volmaakte, in het hoogste licht stralende schepselen, want er kon uit onze beider liefde en wil, die geheel gelijk waren gericht, alleen iets voortkomen, dat hoogst volmaakt was. Wezens, die op geen enkele manier onderdoen voor de eerst geschapen lichtdrager. Ze waren dus eveneens buitengewoon machtig en gloeiden in vurige liefde voor Mij, ofschoon ze niet in staat waren Mij te aanschouwen. Maar ze herkenden Mij, want Ik openbaarde Me ook aan hen door het woord. Er was een eindeloze schare van die geesten, die in hoogste gelukzaligheid Mij prezen en lof toezongen, die in eerbied bereid waren Mij te dienen en die steeds alleen maar volgens mijn wil werkzaam waren, dus evenbeelden van Mij zelf waren. En deze onbeschrijflijk gelukzalige geestenschaar zou de liefde van de lichtdrager steeds meer hebben moeten vergroten.

Doch nu begonnen in hem verschillende gevoelens tegen elkaar te strijden. Hij zag de in heerlijkheid stralende wezens en verlangde nu ook Mij zelf te aanschouwen. Hij geloofde van zichzelf, als voor de wezens zichtbaar, Mij de baas te zijn en hij wilde Mij niet meer erkennen als Degene uit wie alles voortkwam, ofschoon hij wist, dat ook hij zelf van Mij was uitgegaan. In het bewustzijn van zijn hem doorstromende kracht, begon hij het losmaken van de Krachtbron te voltrekken. Een gebeuren, dat zich over eeuwigheden uitstrekte, omdat hem steeds weer het verlangen naar het gelukkig zijn naar Mij drong en hij daarom ook steeds weer kracht betrok voor het scheppen van steeds weer nieuwe wezens. En zo waren ook deze wezens in hun oersubstantie hetzelfde, namelijk door Mij uitgestraalde liefdeskracht. Maar het zich tijdelijk van Mij afwenden had ook op het scheppingsgebeuren een bepaalde invloed, doordat de wil en de liefde van die wezens zich veel meer op hun verwekker richtten dan op Mij. Maar Ik trachtte noch deze wezens noch de lichtdrager ertoe te brengen te veranderen. Maar ze waren in dezelfde mate vol van licht. Ze beseften eveneens, dat Ik hun Schepper was en konden daarom ook in vrijheid van hun wil juist beslissen, toen deze grote beslissing van hen werd gevraagd.

Mijn eerst geschapen wezen had verbinding met alle door hem verwekte wezens, zoals ook Ik met alle wezens onafscheidelijk verbonden was, omdat de kracht van mijn liefde hen doorstroomde, daar ze anders niet zouden blijven bestaan. Mijn tegenstander probeerde de band met het door hem geschapene ook dan nog te bewaren, toen het al een van Mij afgekeerde wil had. Dat wil zeggen ook de eerste geestelijke wezens werden door hem aangezet, zich van Mij af te keren en er bezweken bijgevolg ook enkele van hen aan zijn verzoeking. Lucifer trok ook dezen mee in de diepte, wier inzicht waarlijk ook het schandelijke van zijn plannen zou hebben moeten verafschuwen. En de zonde van dezen was nog veel groter. Daarom is de weg van de terugkeer ook veel zwaarder, terwijl echter het merendeel van de eerst geschapen wezens bij Mij bleef, toen de aanhang van mijn huidige tegenstander zich van Mij losmaakte.

De verborgen weerstand die Lucifer tegen Mij begon in te brengen, had tot gevolg dat er een eindeloos leger van geschapen geesten deels voor deels tegen Mij besliste, toen deze aan de wilsproef werd onderworpen. Want de weerstand verstoorde de tot nu toe gesloten eenheid. Dezelfde wil, dezelfde liefde beheersten mijn vroegere evenbeeld niet meer. Het viel uiteen en deze verdeeldheid bemerkten nu ook de uit onze liefde voortgekomen wezens, die nu geaard waren zoals hun verwekker, ondanks dat mijn kracht aan hun verwekking deel had. Daar echter bij de eerst geschapen geestelijke wezens die weerstand nog niet aanwezig was; daar liefde en wil van de lichtdrager geheel in Mij opgingen, konden ook uit deze liefde alleen wezens voortkomen, die geheel met ons overeenstemden, die in stralende volheid van licht en onbegrensde kracht getrouwe afbeeldingen waren van Mij zelf, evenals ook evenbeelden van het wezen dat Ik in mijn liefde buiten Mij had geplaatst, en die ook, tot op enkele uitzonderingen na, bij Mij bleven. En in deze laatsten vond hetzelfde gebeuren plaats als in Lucifer: dat de vrije wil zich verkeerd richtte, dat ze begeerden hun God en Schepper te zien en uit mijn noodzakelijke onzichtbaarheid verkeerde gevolgtrekkingen maakten, doordat ze het voor hen "zichtbare" erkenden als hun "god", die zelf nu ook aanmatigend werd en ontelbare wezens tot zich trok, die allen de band met Mij dus opzettelijk verbraken en daardoor in de diepte stortten.

Alle geschapen wezens straalden eens in licht en kracht, terwijl zonder de krachtstroom van mijn liefde niets zou hebben kunnen ontstaan. De verminderde lichtstraling begon pas met het minder worden van Lucifers liefde voor Mij, wat echter niet betekent dat het die wezens zou hebben ontbroken aan het licht van het inzicht. Want op het moment van de schepping doorstroomde ook de kracht van mijn liefde weer de verwekker van al het wezenlijke. Maar juist die momenten werden steeds zeldzamer, tot hij opzettelijk tegen Mij in opstand kwam en nu geen enkele toevoer van kracht meer kon ontvangen, omdat hij die zelf afwees in het geloof, net zo vol van kracht te zijn als Ik. En nu werd ook zijn geestelijke toestand duister. Hij, die eens mijn evenbeeld was, is tot mijn tegenpool geworden. Hij is in zijn wezen geheel tegenovergesteld. Hij is in uiterste diepte gezonken en met hem zijn aanhang, waarin hij zijn vermeende macht en sterkte ziet. Het hoogste wezen, uit mijn liefde voortgekomen, is het diepst gezonken, omdat het zijn vrije wil, het kenmerk van goddelijke herkomst, heeft misbruikt. En ieder wezen stond het vrij, deze wil te richten op Mij of op hem. Ieder wezen kon de wilsproef doorstaan, omdat ieder wezen in het licht van het inzicht stond en ook over kracht beschikte om het aandringen van zijn verwekker weerstand te bieden.

Maar ook ieder gevallen wezen zal mijn liefde niet verliezen. Want mijn liefde liet het ontstaan en mijn liefde laat het ook eeuwig niet meer vergaan. Maar zolang het zijn weerstand niet opgeeft, zal het niet in staat zijn mijn liefde te bemerken en daarom ongelukkig zijn. Maar ook zijn weerstand zal verzwakken en het wezen zal eenmaal weer mijn liefde zoeken en de weg van terugkeer naar Mij bewust gaan. En dan zal het ook mijn onmetelijke liefde inzien. Het zal zijn God en Schepper herkennen in Jezus Christus, in wie Ik zelf voor alle wezens de zichtbare God werd, die ze begeerden te zien en die hen de weg heeft bereid terug in het vaderhuis.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Gerard F. Kotte

ČIN STVARANJA DUHOVNIH BIĆA....

(Izaija 14:11-15; 2 Petrova 2:4; Luka 15:11-32)

Moja je volja da trebate biti prosvjetljeni gdje tama prevladava. Ljudi koji ne postavljaju pitanja ne mogu primiti odgovore, ali oni koji žele znati i okrenu se ka Meni Osobno će primiti Moj odgovor tako da će Me naučiti prepoznati u Mojoj ljubavi i mudrosti i podarit će Mi njihovu ljubav....

Čin stvaranja duhovnih bića je bio duhovni postupak koji će vama ljudima biti razumljiv jedino kada uđete u kraljevstvo svjetla. Sve dok živite na Zemlji on vam može biti samo ugrubo skiciran sukladno vašem nivou razumijevanja. Unatoč tome, to neće skrećati/odvraćati od istine, no nedostajat će mu i dubljih razloga baš kao i beskonačno mnogo posrednih postupaka koji, međutim, ne bi niti pridonijeli vašem prosvjetljenju. Međutim, možete biti sigurni kako Ja neću dopustiti da vaše razmišljanje postane pomućeno, pošto vi jedino želite biti podučeni u istini.

Kada Sam stvorio prvo biće bio Sam motiviran jedino mišlju stvaranja posude za Mene koja je bila naumljena asimilirati Moju besprekidno izlijevajuću snagu ljubavi.... budući je Moja beskonačna ljubav sebe željela predati i uvijek jedino usrećavati.... Moja je snaga ljubavi neprestano stvarala svakojake vrste duhovnih tvorevina. Prema tome Ja Sam također želio stvoriti nešto što korespondira Meni Osobno, time Moju sliku. I Moja se volja ostvarila.... biće najvišeg savršenstva se pojavilo pored Mene kojim Sam bio zadovoljan, koje je bilo neopisivo lijepo, to je bila Moja slika koja je od tad nadalje bila tako prožeta Mojom snagom ljubavi da je bio jednako sposoban biti stvaralački aktivan bez ograničenja. I baš kao što Me izvor Moje snage ljubavi motivirao oblikovati primajuću posudu u koju je mogao utjecati, ista volja i žudnja se također pojavila u ovom biću da iskoristi neprestani upliv Moje ljubavne snage i, isto tako, da dopusti bićima da nastanu iz unutar njega. Tako se isti postupak ponavljao, budući Sam Ja želio pustiti ovom prvostvorenom biću da sudjeluje u nevjerojatnom blaženstvu davanja života bićima slične prirode, jer kao Moja ‘slika’ on je bio obdaren istim osjećajima, bio je preplavljen sa ljubavlju, a snaga koju je neprestano primao od Mene također nije biće držala neaktivnim.... što je rezultiralo u samom ovom postupku stvaranja bezbrojnih bića.... Otud ova stvorena bića nisu mogla biti drugačija od Mojeg prvo-stvorenog bića.... ona su bili potpuno savršeni, blistavo zračeći i nadmoćno silni duhovi koji su svi korespondirali sa slikom koju Sam eksternalizirao [[= prikazao u vanjskom obliku]]. Kroz Moj upliv snage, koji je na prvom mjestu i omogućio čin stvaranja ovih bića, Ja Sam prema tome također bio njihov ‘Stvoritelj’, premda se volja prvo-stvorenog bića najprije trebala pripomognuti/okoristiti tom Mojom snagom. Sva su bića dakle proizašla iz Mene i Moje prve slike.... i sva su bića posjedovala istu stvaralačku snagu. Ali Moja volja je također bila aktivna u svim izvorno stvorenim bićima, mnoštvo izvorno stvorenih duhova je bilo zapaljeno vatrenom ljubavlju spram Mene, budući je Moja vatra ljubavi bila njihov temeljni element, oni su bili proizvodi najčišće ljubavi i prema tome su sva stvorena bića bila također pozitivno naklonjena spram Mene....

Vječnosti su prošle u najblaženijoj harmoniji i neprestanoj izmjeni ljubavi.... i ovo se stanje nikad nije moralo promijeniti. Ali onda je postupak stvaranja dobio drugačiji oblik [[ili ‘krenuo drugim pravcem’]].... što se treba razumjeti jedino u duhovnom smislu. Ovo je bilo inicirano žudnjom Mojeg prvo-stvorenog bića, nositelja svjetla, da Me ugleda. Ljubav bića spram Mene je i dalje bia nepromijenjena i stoga Me on žudio vidjeti premda je znao da Ja, kao ‘centar snage i svjetla’ nisam mogao biti vidljiv Mojim stvorenim bićima, koja bi prestala postojati na pogled u Moje preobilje svjetla.... ono bi uništilo stvorena bića.... koja su bila iskre Moje ljubavi.... i tako ugledati Mene nije bilo moguće. A pošto Me on nije bio sposoban ugledati u njemu je bljesnula misao da postane neovisan od Mene i više manje je sebe predstavio svem mnoštvu izvorno stvorenih bića kao ‘samog Stvoritelja’.... misao koja je nastala kao posljedica žudnje da Me vidi unatoč boljem znanju. Kao obilježje savršenstva sva su bića također posjedovala slobodnu volju koja je, međutim, uvijek korespondirala Mojoj volji. I ova slobodna volja je dopustila spomenutu mentalnu pomutnju.... Stoga nositelj svjetla, Lucifer, nije od strane Mene bio spriječen usmjeriti svoju volju u pogrešnom pravcu. Pa ipak, postupak stvaranja je počeo zapinjati, to jest, sve dok njegova volja nije bila u skladu sa Mojom on je više manje sebe zatvorio za dotok Moje ljubavi, ipak uvijek samo privremeno, jer najprije je njegov otpor bio tako mali da se ljubav unatoč tome ponovno probila i on je još jednom sebe potpuno posvetio Meni, što je onda također rezultiralo u nesmanjenom dotoku Moje snage ljubavi i time nastavljene stvaralačke aktivnosti. Ali opet i iznova su se pogrešne misli nastavile pojavljivati u njemu jer on ih nije povjerio Meni Osobno tako da Sam ih mogao pobiti.... Jer on Me privremeno isključio bez da je shvatio kako je na taj način umanjio svoju snagu.... Čim je on olabavio vezu sa Mnom kroz pogrešno naklonjene misli pritok snage ljubavi se također umanjio; međutim, on to nije primjetio na vidiku bezbrojnog mnoštva duhova koje je već doveo u postojanje kroz njegovu volju i korištenje Moje snage.... Opet i iznova treba biti naglašeno da mu je Moja snaga omogućila stvarati bića na prvom mjestu i da mu je jedino njegova ljubav spram Mene dala snagu.... stoga je razumljivo, kako je redukcija ove ljubavi također reducirala i upliv snage. I da je istovremeno, svako stvoreno biće bilo također dokaz Luciferove povezanosti sa Mnom.... stoga se ni jedno drugo biće nije moglo pojaviti nakon što se Lucifer svjesno odvojio od Mene, naračun čega sva stvorena bića također pripadaju Meni, jer oni su ‘Moja isijana snaga ljubavi’. A ipak veliki udio svih stvorenih bića je otpao od Mene.... I to opravdava pitanje u svezi toga da li su bića bila različita u njihovoj temeljnoj supstanci....

Ja Sam jedino eksternalizirao [[= prikazao u vanjskom obliku]] jedno biće kao neovisni entitet.... I ovo biće je bilo stvoreno na Moju sliku. Posljedično tome, sva duhovna bića koja su bila dovedena u postojanje pomoću ovog bića su opet morala potpuno korespondirati sa Mnom i Mojom slikom.... Oni su bili iste savršene, najviše-blistavo zračeće žive tvorevine, jer jedino nešto najviše savršeno je bilo u stanju proizaći iz naše obostrane ljubavi i volje, koji su oboje korespondirali jedno sa drugim.... bića, koja ni u čemu nisu bila inferiorna prvo-stvorenom nositelju svjetla.... Otud su oni bili isto tako do krajnje mjere silni i blistali su sa vatrenom ljubavlju spram Mene, premda Me nisu bili sposobni ugledati. Unatoč tome, oni su Me prepoznali, jer Ja Sam im Sebe također otkrio kroz Riječ. To je bio jedan beskonačno veliki broj duhova koji Me slavio i pjevao Mi zahvale, koji su, u poštovanju, bili voljni služiti Me i koji su bili aktivni jedino u skladu sa Mojom voljom, tako su oni bili slike Mene Samoga. I ovo neopisivo sretno mnoštvo duhova je trebalo još više povećati ljubav nositelja svjetla spram Mene.... Ipak različiti osjećaji u njemu su se počeli međusobno sukobljavati; On je vidio veličanstveno svijetleća bića i žudio je također ugledati Mene.... Pošto je on bio vidljiv bićima on je sebe smatrao nadmoćnim Meni i više Me nije želio priznati kao Onoga iz Kojeg je sve poteklo, unatoč činjenici da je znao kako je on, također, potekao iz Mene. Svjestan snage koja ga je prožimala, on je sebe započeo razdvajati od izvora snage.... postupak koji je trajao beskonačno dugo vrijeme pošto ga je žudnja za srećom opetovano gurala nazad k Meni i prema tome je on opetovano primao snagu za stvaranje novih bića. I tako su se ta bića, također, sastojala od iste temeljne supstance, naime od Moje isijane snage ljubavi; međutim povremeno razdvajanje od Mene je također do izvjesne mjere utjecalo na postupak stvaranja, utoliko što su volja i ljubav tih bića bili više naklonjeni spram njihova tvorca nego Mene.... ali niti Sam Ja pokušao utjecati na ta bića niti na nositelja svjetla. Ipak oni su bili jednako prosvjetljeni, oni su Me prepoznali kao njihova Stvoritelja i bili su prema tome također sposobni donijeti ispravnu odluku u slobodnoj volji kada je ova važna odluka bila zahtjevana od njih.

Moje je prvo-stvoreno biće bilo povezano sa svim bićima koje je on pro-izveo, baš kao što Sam Ja bio neodvojio povezan sa svim bićima pošto ih je Moja snaga ljubavi trebala prožeti da bi nastavili postojati. Moj je neprijatelj pokušao održati vezu sa svojim stvorenim bićima čak i nakon što je njegova volja već bila protivna Mojoj.... to jest, on je također nadahnuo prve duhove da se okrenu od Mene i jedan njihov broj je podlijegao njegovoj kušnji, Lucifer ih je također povukao u bezdan i njihova ih je realizacija trebala doista nagnati da se gnušaju njegovog sramnog plana. I njihov je grijeh bio još puno veći, prema tome, njihov će povratak također biti značajno više težak.... dok je većina prvo-stvorenih bića ostala sa Mnom kada su sljedbenici Mojeg sadašnjeg neprijatelja sebe odvojili od Mene. Skriveni otpor sa kojim Mi se Lucifer započeo suprotstavljati je rezultirao u činjenici da je jedno beskonačno veliko mnoštvo stvorenih duhova odlučilo dijelom za a dijelom protiv Mene kada se od njih očekivao test volje. Jer otpor je narušio dotada potpunu/složenu cjelinu.... Moja prijašnja slika više nije bio vođena od iste volje, iste ljubavi, ona je prouzročila pukotinu i ovu su podjelu također osjetili bića koja su potekla iz naše ljubavi, koja su sada bila poput njihova tvorca, premda je Moja snaga bila uključena u njihovo stvaranje. Ali pošto ovaj otpor nije bio prisutan u prvo-stvorenom biću, pošto su ljubav i volja nositelja svjetla bili potpuno stopljeni sa Mojima, bilo je moguće da iz naše ljubavi jedino poteknu bića koja su potpuno korespondirala nama, čiji su blistavo preobilje svjetla i neograničena snaga bili istinske slike Mene Osobno baš kao i bića kojeg sam bio eksternalizirao iz Sebe u Mojoj ljubavi.... i koja su također, uz nekoliko izuzetaka, ostala sa Mnom. I isti se postupak pojavio u potonjima kao što se dogodio u Luciferu: slobodna volja je smjerala u pogrešnom pravcu.... oni su žudjeli vidjeti njihovog Boga i Stvoritelja i izvukli su pogrešne zaključke iz Moje nužne nevidljivosti priznavajući za njihovog ‘Boga’ ono što je njima bilo ‘vidljivo’, koji je onda sebe uzvisio i povukao bezbrojna bića k sebi, koja su sva sebe dobrovoljno odvojila od Mene i na taj način se sjurila u bezdan (Izaija 14:11-15)....

Jednom su sva stvorena bića plamtjela sa svjetlom i snagom, budući ništa nije moglo nastati bez pritoka Moje ljubavne snage. Reducirano zračenje svjetla je počelo tek sa Luciferovom reduciranom ljubavlju za Mene, ali to nije značilo da je tim bićima nedostajalo svjetlo realizacije, jer u trenutku stvaranja bića Moja je snaga ljubavi opet također prožimala tvorca svih bića; ali ti su trenuci postali rastuće manje učestali sve dok se on dobrovoljno nije pobunio protiv Mene i više nije bio sposoban primiti ikakav upliv snage budući ju je odbio time što je vjerovao za sebe kako je jednako silan poput Mene.... I onda je njegovo stanje uma također postalo zamračeno.... On.... koji je jednom bio na Moju sliku.... je postao moja direktna suprotnost, njegova se priroda potpuno izokrenula, on je potonuo u najdublji bezdan i njegovi sljedbenici sa njime, koje je on smatrao kao njegovu navodnu silu i snagu. Najviše biće, koje je proizašlo iz Moje ljubavi, je potonulo najniže, budući je zloupotrebio svoju slobodnu volju, karakteristiku božanskog porijekla.... I bilo je ostavljeno svakom biću da usmjeri ovu volju u Mojem ili njegovom pravcu, svako je biće bilo sposobno proći test volje budući je svako biće posjedovalo svjetlo realizacije i također je imalo snagu na svojem raspolaganju da se suprotstavi nagonjenju ka svome tvorcu.... Ali niti će ijedno biće ikada izgubiti Moju ljubav, jer Moja je ljubav dopustila da nastane i Moja ljubav mu nikada neće dopustiti da opet bude uništeno, ali dok ono ne odustane od svoga otpora ono neće biti u stanju osjetiti Moju ljubav i tako ostaje bijedno. Međutim, jednog dana će njegov otpor biti umanjen i biće će ponovno tražiti Moju ljubav i svjesno se zaputiti stazom povratka k Meni.... Onda će ono prepoznati Moju nezamislivu ljubav, ono će prepoznati njegova Boga i Stvoritelja u Isusu Kristu, u Kojem Sam Ja Osobno postao za sva bića vidljivi Bog, Kojeg su oni žudjeli vijdeti i Koji je za njih pripremio stazu povratka u očevu Kuću (Luka 15:11-32; Ivan 14:6).

AMEN

Vertaler
Vertaald door: Lorens Novosel