Uw denken kan zich op het geestelijke of het aardse richten tijdens uw leven op aarde en de doelen die u bereikt, zullen daarom geestelijk of aards zijn. U bent nu op aarde aan geen dwang onderworpen, het staat u volledig vrij hoe u uw innerlijk leven vorm geeft en aan welke gedachten u de voorkeur geeft. Gedurende de tijd op aarde doet de Geest in u, die een deeltje van MIJ is, zijn best bij u gehoor te vinden, maar hij werkt niet dwingend op de ziel in. Maar evenzo tracht ook het lichaam succes te hebben met zijn wensen en begeerten die veel meer aards gericht zijn. Ook het lichaam tracht de ziel over te halen om aan zijn begeren gehoor te schenken, en de ziel - het denken, voelen en willen - moet nu een beslissing nemen. Ze zal bij het begin van haar belichaming ook meer aan het verlangen van het lichaam voldoen, omdat ze zelf nog erg aards is afgestemd, omdat haar substanties eerst de vergeestelijking tegemoet moeten gaan en er daarom ook van de kant van de Geest in haar wordt ingewerkt.
De Geestvonk nu, als 'n stukje van MIJ, is liefde, en hij tracht steeds maar de ziel aan te sporen werkzaam te zijn in de liefde, de ziel voelt zich daar enigszins toe gedrongen en kan nu, passend bij haar denken, willen en voelen, handelen. Ze kan dus in liefde werkzaam zijn, maar is daar niet toe gedwongen. Is de invloed van het lichaam erg groot, dan krijgt dat de overhand en houdt de ziel af van het werkzaam zijn in liefde; luistert de ziel naar de zachte stem van de Geest, dan komt ze diens aandringen na en het gevolg daarvan is, dat dan ook de kracht van de Geest al sterker werkzaam kan zijn, dat zijn stem luider klinkt en de ziel meer en meer kan overtuigen om juist en volgens GOD's Wil op aarde te leven.
Dus worstelen lichaam en Geest om de heerschappij over de ziel. Ze worstelen erom, het denken, voelen en willen van de mens voor zich te winnen en beantwoordend aan de zege is ook het doel dat de mens op aarde nastreeft en bereikt. De Geest is deel van MIJ. Het lichaam bestaat uit nog zeer onrijpe substanties die dus nog min of meer aan Mijn tegenstander toebehoren. En zo worstelen dus IK en ook Mijn tegenstander om de ziel van de mens, die als ik-bewust wezen eens van MIJ uitging, zich echter vrijwillig aan Mijn tegenstander overgaf, maar die al voor het grootste deel de weg terug naar MIJ heeft afgelegd en nu in het leven op aarde opnieuw de voorkeur moet geven aan de heer aan wie ze uiteindelijk wil toebehoren.
Maar zodra Mijn Geest in de mens al wat invloed heeft gewonnen, is ook al de verbinding met de VADERGEEST van eeuwigheid tot stand gebracht en dan is het MIJ ook mogelijk de kracht van Mijn GEEST voortdurend in een vat te laten stromen dat zich opent, omdat de ziel, wanneer ze aan het aandringen van de Geest in zich toegeeft, werken van liefde verricht en dus steeds meer voorbereidingen treft om de goddelijke GEEST op te nemen. En nu kan het instromen van de goddelijke GEEST ook buitengewoon zichtbaar worden door verschillende gaven waarover de mens nu kan beschikken, zodat dan van een duidelijk uitgieten van de GEEST kan worden gesproken, zoals Mijn leerlingen dat ook mochten beleven na Mijn hemelvaart.
Want aan hen voltrok zich voor de eerste keer een gebeuren dat eerst door Mijn Verlossingswerk mogelijk werd, dat de GEEST Zich vrij kon ontplooien, omdat de macht van Mijn tegenstander over de zielen van de mensen die MIJ wilden toebehoren gebroken was, terwijl tevoren de zielen nog door de oerschuld zo belast waren, dat ze de Stem van de GEEST niet in zich vermochten te horen en ook tegelijkertijd de wil te zwak en het denken verduisterd was.
Maar door Mijn Verlossingswerk werd de ziel vrij en het was haar nu mogelijk zowel de Geest alsook het lichaam gehoor te schenken en alleen haar wil moest nu de juiste beslissing nemen, waarbij haar echter Mijn GEEST, die de Liefde is, behulpzaam is. Heeft de Geest in de mens eenmaal de overmacht behaald, dan is ook het juiste doel verzekerd, dan zal het het lichaam niet meer mogelijk zijn de ziel voor zich te winnen, veelmeer zullen de ziel en de Geest ook het lichaam nog beïnvloeden zich eveneens aan de goddelijke ordening aan te passen en dan is de mens vervuld door de Geest - dan heeft hij zijn wilsproef op aarde doorstaan, dan is hij een kandidaat voor het rijk dat eeuwig zal duren en gelukzaligheid schenkt, dan heeft de ziel zich voorgoed los gemaakt van Mijn tegenstander en ze behoort nu toe aan MIJ in alle eeuwigheid.
Amen
VertalerVotre pensée peut s'orienter vers le spirituel ou vers le monde pendant votre vie terrestre, et les buts que vous atteindrez seront aussi spirituels ou terrestres. Maintenant sur la Terre vous n'êtes exposés à aucune contrainte, vous êtes totalement libres du comment vous formez votre vie intérieure et à quelles pensées vous concédez la priorité. Pendant la période terrestre l'esprit en vous, qui est Ma Part, s’efforce d’être entendu par vous, mais il n'agit pas d’une manière coercitive sur votre âme. De la même façon le corps cherche à s'affirmer avec ses désirs et ses soifs qui sont orientés vers le terrestre. Lui aussi cherche à influer sur l'âme et à la rendre encline à ses désirs, et l'âme – les pensées, les sentiments et la volonté – doit maintenant se décider. Au début de son incorporation elle cédera davantage aux désirs du corps, parce qu'elle-même est orientée encore surtout vers le terrestre, parce que ses substances doivent encore aller à la rencontre de la spiritualisation et donc il est agi sur elle de la part de l'esprit. L’étincelle spirituelle, Ma Part, est l’amour, et elle cherche toujours seulement à stimuler l'âme à agir dans l’amour, l'âme se sent poussé doucement et maintenant elle peut penser, vouloir et sentir selon celui-ci. Elle peut donc agir dans l’amour, mais elle n'y est pas forcée. Si l’influence du corps est très forte, alors il conquiert le dessus et empêche l'âme d'agir dans l’amour, si l'âme écoute la douce voix de l'esprit, alors elle cède à sa poussée, et la conséquence de cela est que maintenant la force de l'esprit peut agir déjà plus fort, parce que sa voix résonne plus fort et peut convaincre toujours davantage l'âme de vivre sur la Terre de la manière juste par rapport à la Volonté de Dieu. Donc esprit et corps luttent pour la domination sur l'âme. Ils luttent pour conquérir les pensées, les sentiments et la volonté de l'homme, et selon le but vers laquelle l'homme tend sur la Terre la victoire est aussi atteinte. L'esprit est Ma Part. Le corps se compose de substances encore très immatures qui appartiennent plus ou moins encore à Mon adversaire. Et ainsi Moi et Mon adversaire luttons pour les âmes des hommes qui autrefois sont procédées de Moi en tant qu’essence consciente de Moi, qui cependant ont déjà re-parcourues en grande partie la voie vers Moi et maintenant dans la vie terrestre elles doivent se décider à nouveau pour le Seigneur auquel elles veulent appartenir. Mais lorsque Mon esprit dans l'homme a déjà conquis quelque influence, alors il est déjà établi la liaison avec l'Esprit du Père de l'Éternité, et maintenant Il M'est aussi possible de laisser influer constamment la Force de Mon esprit dans un vase qui s'ouvre, parce que l'âme, lorsqu’elle cède à la poussée de l'esprit en elle, exécute des œuvres d'amour et donc se prépare davantage à l'«accueil de l'esprit divin». Et maintenant l’influence de l'esprit divin peut se manifester d’une manière extraordinaire au moyen de différentes facultés, dont maintenant l'homme peut disposer, de sorte qu’ensuite on puisse parler d'un évident déversement de l'esprit, comme ont pu l’expérimenter Mes disciples après Mon Ascension au Ciel. Parce qu’en eux il s'est déroulé pour la première fois un processus qui est devenu possible seulement après Mon Œuvre de Libération, du fait que l'esprit a pu s'entrouvrir librement, parce que le pouvoir de Mon Adversaire sur les âmes des hommes qui voulaient M’appartenir a été cassé, alors qu’auparavant les âmes étaient encore si chargées par leur péché primordial, qu’elles n’étaient pas en mesure d’entendre en elle la voix de l'esprit et en même temps aussi leur volonté était trop faible et leurs pensées offusquées. Mais à travers Mon Œuvre de Libération l'âme est devenue libre et maintenant il lui est possible, d'écouter l'esprit aussi bien que le corps, et seulement sa volonté doit se décider d’une manière juste, pour laquelle il lui est concédé l’aide de Mon esprit qui est l'amour. Lorsque l'esprit dans l'homme a conquis une fois le dessus, alors le juste but est aussi garanti, il ne sera alors plus possible au corps de conquérir pour lui l'âme, mais plutôt l'âme et l'esprit influenceront le corps pour qu’il s'adapte à l'Ordre divin, et alors l'homme est «rempli de l'Esprit», alors il a soutenu son épreuve de volonté sur la Terre, alors il est un aspirant au Règne qui dure dans l’éternité et qui offre des béatitudes, alors l'âme s'est définitivement détachée de Mon adversaire, et M'appartient pour toute l'Éternité.
Amen
Vertaler