• Terug

Gelukzalig lot en werkzaamheid in het geestelijke rijk

Een waarlijk gelukzalig lot wacht u, als u met geestelijke goederen rijk gezegend het rijk hierna binnengaat. U zult dan direct met taken kunnen beginnen die u zelf gelukkig maken. U zult een overvloed aan kracht ervaren en deze verder willen leiden, omdat u ook weet dat er wezens zijn die geheel krachteloos zijn en die u zult kunnen helpen. En uw wil zal zich op deze ongelukkige wezens richten. En nu begint uw eigenlijke werkzaamheid: gekluisterde, ongelukkige zielen te verlossen, doordat u hun het geestelijke goed dat u zelf bezit ter beschikking stelt, doordat u werkt met de schatten die u op aarde door een leven in liefde heeft verworven.

U bezit kracht in overvloed en u ziet de kwelling van de krachteloze zielen. Want u zijn de ogen geopend voor het lot van diegenen die in duisternis verkeren. U zult ze kunnen zien in hun ongelukkige toestand. U zult zich bij hen kunnen aansluiten, maar zonder door hen herkend te worden als behorend bij een andere sfeer. Uw wil om te helpen wordt alles overheersend in u. Met volharding en liefde probeert u deze zielen aan te sporen aan zichzelf te werken en de kracht daarvoor te verwerven door de liefde. Al de wil van een dergelijke ziel om de eveneens lijdende zielen bij te staan, zal hem kracht opleveren. En deze wil aan te sporen zal uw onophoudelijk streven zijn, omdat u hen anders niet zult kunnen helpen, wanneer hun wil zich daartegen verzet. Maar er stroomt u steeds nieuwe kracht toe en u laat zich daarom niet afhouden van uw verlossende arbeid.

U allen hebt nauwe banden met zielen die u zult kunnen bijstaan. En het maakt u gelukkig dat u zult kunnen uitdelen en daardoor steeds nieuwe kracht ontvangt. Dat u steeds door helder licht wordt omstraald en dat u het licht verder zult mogen doorgeven, waarheen uw liefde u aanspoort om hulp te bieden. Het eigenlijke werkzaam zijn is u mensen niet uit te leggen. Maar er is geen ziel passief, die in het licht staat en dus geestelijke rijkdom kan laten zien.

De aaneensluiting met wezens met dezelfde graad van licht vergroot hun kracht om te helpen. En gezamenlijk wijden ze zich nu aan hun verlossingswerk om ook moeilijke reddingen te verrichten, waarvoor de kracht van een enkele ziel nog niet toereikend is. Wat ze op aarde heeft verworven aan geestelijke goederen, neemt in het geestelijke rijk steeds meer toe. Want ze deelt ervan uit en ontvangt steeds meer, hoe meer ze geeft. Een omvangrijk weten vervult haar en weten is licht. Daarom vreest ze ook de duisternis niet, omdat ze steeds licht kan uitstralen wanneer ze dat wil.

Maar voor de zielen der duisternis blijft de volheid van hun licht verborgen, tot ze zelf naar licht verlangen. Maar de lichtziel ziet alles. Voor haar is de duisternis geen gevaar en geen verschrikking. Alleen een medelijdende liefde vervult haar, wanneer ze de krachteloze zielen ziet die zichzelf niet uit hun ongelukkige toestand kunnen bevrijden. En waar liefde is, is ook redding.

Daarom wordt het licht onophoudelijk de duisternis binnengebracht en worden de zielen zolang bewerkt met liefde en geduld, tot ze zich proberen te veranderen, tot ze zelf willen dat ook zij licht ontvangen. Dan is het reddingswerk gelukt, want nu kan de ziel dat worden gebracht wat haar ontbreekt. De lichtziel kan uitdelen en ze zal des te gelukkiger zijn, hoe gewilliger haar hulp wordt aangenomen. Want ze leidt de zielen naar God, die voor Hem al zo lang verloren zijn als ze in de duisternis smachten.

Amen

Le sort bienheureux et l'activité dans le Règne spirituel

Un sort vraiment bienheureux vous attend lorsque vous entrez dans le Règne de l'au-delà bénis richement avec des biens spirituels. Alors vous pourrez vite vous occuper de tâches qui vous rendent heureux vous-mêmes, vous percevrez une très grande mesure de Force et vous voudrez la guider au-delà, parce que vous savez qu'il existe des êtres qui sont totalement sans force et que vous pouvez aider. Votre volonté se tournera vers ceux-ci et maintenant votre vraie activité commencera, qui est de libérer des âmes liées et malheureuses en leur transmettant le bien spirituel que vous-mêmes possédez, en travaillant avec les trésors que vous vous êtes conquis sur la Terre à travers une vie dans l'amour. Vous possédez la Force dans une grande mesure et vous voyez le tourment des âmes sans force, parce que vos yeux ont été ouverts sur le sort de celles qui demeurent dans l'obscurité. Vous pouvez les voir dans leur état malheureux, vous pouvez vous associer à elles, mais sans être reconnu comme quelqu’un qui appartient à une autre sphère. Votre volonté d'aider sera très puissante en vous, avec persévérance et amour vous cherchez à stimuler ces âmes à exercer une activité et à se conquérir pour cela la Force à travers l'amour. Déjà la volonté d'une telle âme, d’assister des âmes Co-souffrantes, lui procurera la Force, et stimuler cette volonté sera votre effort incessant, parce que vous ne pouvez pas les aider autrement, lorsque leur volonté s'y oppose. Mais il leur afflue toujours de nouvelles Forces et donc vous ne vous fatiguerez pas dans l'activité salvatrice. À tous il y des âmes que vous pouvez assister et cela vous rend heureux de pouvoir distribuer et avec cela recevoir toujours de nouvelles Forces, pour qu'autour de vous brille une Lumière toujours plus claire que vous pouvez porter en avant, où vous pousse votre amour pour apporter de l'aide. La vraie activité ne peut pas être expliquée à vous les hommes, mais aucune âme qui est dans la Lumière n’est inactive et par là elle montre sa richesse spirituelle. L'unification avec des êtres du même degré de Lumière augmente leur Force pour aider, et ensemble ils entreprennent leur travail de Libération, pour exécuter des sauvetages qui peuvent être difficiles, et pour lesquels la Force d'une seule âme n'est pas suffisante. Ce qui a été conquis sur la Terre en biens spirituels, augmente toujours davantage dans le Règne spirituel, parce qu'elle en distribue et en reçoit toujours davantage, plus elle en donne. Elle est pleine d'un savoir global et le savoir est Lumière. Donc il ne craint pas l'obscurité, parce qu'il peut toujours rayonner la Lumière, lorsqu’il le veut. Mais aux âmes dans l'obscurité il reste caché leur plénitude de Lumière, jusqu'à ce qu’elles-mêmes désirent la Lumière. L'âme de Lumière cependant voit tout, pour elle l'obscurité n'est pas un danger et elle ne l‘effraie pas, elle la remplit seulement d’un amour compatissant, lorsqu’elle voit les âmes sans force, qui ne peuvent pas se libérer de leur situation malheureuse. Et là où il y a l'amour, là il y a aussi le salut. Donc la Lumière est portée continuellement dans l'obscurité et il est travaillé sur les âmes avec amour et patience, jusqu'à ce qu’elles cherchent à changer, jusqu'à ce que elles-mêmes veuillent recevoir la Lumière. Alors l'œuvre de salut a réussi, parce que maintenant il peut être apporté à l'âme ce qui lui manque, l'âme de Lumière peut s'offrir et elle sera d’autant plus heureuse, qu’elle trouvera plus de bonne volonté pour accepter son aide, parce qu'elle guide à Dieu les âmes qui sont perdues tant qu’elles languissent dans l'obscurité.

Amen