• Terug

De invloed van geestelijke wezens is al naar gelang de wil van de mens

U bent voortdurend door wezens omgeven die invloed op u willen uitoefenen, die u naderbij roept door uw gedachten, of ze goed of slecht zijn. Altijd wordt u door lichtwezens of ook door duistere wezens beïnvloed u naar het Licht of van het licht af te wenden, en des te sterker zullen de bemoeienissen van die wezens zijn, hoe meer u naar het licht streeft. Dan worden ook de duistere krachten aangespoord tot verhoogde werkzaamheid het licht weer te ontwringen aan hen die ernaar verlangen. Want de duistere krachten haten het licht en trachten het te doven.

Maar de Lichtwezens zijn veel ijveriger bereid tot bescherming, waar het er om gaat het licht te verbreiden en waar een mens op aarde als lichtdrager in verbinding staat met het geestelijke rijk, daar spelen zich ook vaak heel heftige gevechten af, want alles wordt geprobeerd van twee zijden zulke mensen te winnen, omdat de strijd tussen het licht en donker in de eindtijd heel betekenisvol is en elke macht de winst verwacht.

De Lichtwezens hebben wel de macht al het duistere te verdringen en te hinderen in hun werkzaamheid, maar de duistere macht is eveneens het recht toegestaan op de zinnen van de mensen in te werken en de beslissing is aan de mens zelf overgelaten om welke reden de strijd zich juist alleen moet beperken tot het beïnvloeden van weerskanten.

Maar de duisternis werkt met list en geweld, ze zet de mens de gevaarlijkste strikken, ze misleidt hem vaak door verblindende lichten, ze tracht zijn gedachten te misleiden, ze strijdt niet openlijk maar verstopt zich vaak achter een masker. En daarom is het gevaar voor de mens die niet vast van plan is om bij GOD te komen, zeer groot. Alleen de wil geeft de doorslag welke macht de zege behaalt. Wie ernstig naar GOD verlangt, geeft de Lichtwezens door zijn wil de overmacht over die wezens der duisternis, dan mogen de Lichtwezens hun macht gebruiken en de slechte krachten verdringen, maar wat zolang niet is toegestaan, zolang de wil van de mens nog niet vrij beslist heeft. Benauwenissen of kwellingen van de onderwereld zullen weliswaar steeds nog plaatsvinden, maar steeds in de vorm van onrust, waardoor de wezens zich wreken voor hun mislukking.

De mens heeft in de Lichtwezens een sterke bescherming, zodra hij zich vrijwillig aan hen toevertrouwtf zodra hij hen aan roept om deze bescherming tegen de duistere macht. Daarmee geeft hij hun het recht en de macht van hun kracht gebruik te maken en de mens kan zich gerustgesteld aan hun bescherming overgeven.

De lichtwereld is altijd tot helpen bereid, ze wacht alleen maar op de roep die al door gedachten kan worden uitgedrukt in vurig verlangen naar het goede en de vraag om bescherming tegen al het kwaad. Dan dreigt de mens geen gevaar meer, want de macht van de duistere kracht loopt stuk op deze wil voor het goede, dat het verlangen naar GOD in zich sluit. Hij is alleen in gevaar zolang hij zelf nog wankelmoedig is, waarvoor zijn wil moet beslissen. Dan worstelen nog beide krachten om de wil en gelukkig hij die de juiste beslissing neemt, want hij zal ook steeds worden geholpen het doel te bereiken, omdat de lichtwereld hem helpt.

Amen

Einfluß der geistigen Wesen je nach dem Willen des Menschen....

Ihr seid ständig von Wesen umgeben, die Einfluß gewinnen wollen auf euch, die ihr heranrufet durch eure Gedanken, ob sie gut oder schlecht sind. Immer werdet ihr von Lichtwesen oder auch von finsteren Wesen beeinflußt, euch dem Licht zu- oder abzuwenden, und desto stärker werden die Bemühungen jener Wesen sein, je mehr ihr dem Licht zustrebt. Dann werden auch die finsteren Kräfte zu erhöhter Tätigkeit angeregt, dem Licht wieder abzuringen, was nach ihm verlangt. Denn die finsteren Kräfte hassen das Licht und suchen es zu verlöschen. Die Lichtwesen aber sind um so eifriger zum Schutz bereit, wo es gilt, Licht zu verbreiten, und wo ein Mensch auf Erden als Lichtträger in Verbindung steht mit dem geistigen Reich, dort spielen sich oft heftige Kämpfe ab, denn es wird alles versucht von beiden Seiten, jene Menschen zu gewinnen, weil der Kampf zwischen Licht und Finsternis in der Endzeit ganz besonders bedeutsam ist und jede Macht das Plus für sich erhofft. Die Lichtwesen haben wohl die Kraft, alles Finstere zu verdrängen und in seinem Wirken zu hindern, doch es ist der finsteren Macht gleichfalls das Recht zugebilligt, auf die Sinne der Menschen einzuwirken, und dem Menschen selbst ist die Entscheidung überlassen, weshalb sich der Kampf eben nur auf beiderseitiges Beeinflussen beschränken muß. Die Finsternis aber arbeitet mit List und Gewalt.... Sie stellt dem Menschen die gefährlichsten Fallen, sie täuschet ihn oft durch Blendlichter, sie sucht seine Gedanken zu verwirren, sie kämpft nicht offen, sondern versteckt sich oft unter einer Maske.... Und darum ist die Gefahr sehr groß für den Menschen, der nicht festen Willens ist, zu Gott zu gelangen. Der Wille allein gibt den Ausschlag, welche Macht den Sieg davonträgt. Wer ernstlich zu Gott verlangt, der gibt den Lichtwesen durch seinen Willen die Übermacht über jene Wesen der Finsternis.... dann dürfen die Lichtwesen ihre Macht gebrauchen und die schlechten Kräfte verdrängen, was aber so lange nicht zulässig ist, wie der Wille des Menschen sich noch nicht frei entschieden hat. Bedrängungen von seiten der Unterwelt werden zwar immer noch stattfinden, doch immer nur in Form von Beunruhigungen, durch welche sich die Wesen rächen für ihren Mißerfolg. Der Mensch hat starken Schutz in den Lichtwesen, sowie er sich ihnen freiwillig empfiehlt, sowie er sie anrufet um diesen Schutz gegen die finstere Gewalt. Damit gibt er ihnen das Recht und die Macht, von ihrer Stärke Gebrauch zu machen, und der Mensch kann beruhigt sich ihrem Schutz hingeben. Die Lichtwelt ist immer zur Hilfe bereit, sie harret nur des Rufes, der durch Gedanken schon ausgedrückt werden kann in heißem Verlangen nach dem Guten und der Bitte um Schutz wider alles Böse. Dann droht dem Menschen keine Gefahr mehr, denn die Macht der finsteren Kraft zerbricht an diesem Willen zum Guten, der das Verlangen nach Gott in sich schließt. Er ist nur in Gefahr, solange er selbst noch wankelmütig ist, wofür sich sein Wille entscheiden soll. Dann ringen noch beide Kräfte um ihn, den Willen, und wohl dem, der sich recht entscheidet, denn ihm wird auch stets geholfen werden, das Ziel zu erreichen, weil ihm die Lichtwelt hilft....

Amen