Begrijp toch dat IK MIJ niet nauw begrensd op kan houden in een speciaal daarvoor bestemde beker, in aardse materie, op bepaalde plaatsen en vastgestelde tijden. Integendeel, IK ben overal waar een hart zich heeft gevormd tot liefde. Alleen een liefderijk hart kan er zich op beroemen MIJ in zich te hebben en door Mijn tegenwoordigheid verblijd te zijn, want Mijn oersubstantie is LIEFDE en dus kan IK ook alleen vertoeven waar liefde zich uit.
Nooit echter kan een vergankelijke beker drager van Mijn eeuwige GEEST zijn. Deze mening is alleen maar een gedachtenproduct van geestelijk blinde mensen, die zich een totaal verkeerd beeld vormen van Mijn WEZEN, DAT wel de gehele oneindigheid vult en dus overal tegenwoordig is, maar DAT Zich nooit ophoudt in een begrensde kelk - zoals het de mensen geleerd wordt.
Wat maakte de mensheid uit MIJ, de eeuwige GODHEID? Van welke geestelijke armoede getuigt zo'n geloof en hoever worden de mensen niet van de waarheid afgehouden door leraren, die zelf verkeerd onderricht zijn.
Hoe kan een GEEST door WIE de oneindigheid beheerst wordt in een materiële vorm verblijven? Een vorm, die zoals de geestelijke ontwaakte mens weet het geestelijke in zich bergt, dat nog op een zeer lage trap van ontwikkeling staat. Wanneer IK echter voor het hart van een mens een onderscheid maak met Mijn tegenwoordigheid, dan stel IK MIJ in verbinding met het in het laatste stadium van ontwikkeling staande geestelijke. IK vul in zekere zin de ziel, met de Kracht van Mijn Liefde, de uitstroming van MIJZELF. En naar de mate van bereidheid lief te hebben, wordt de toevloed van kracht vergroot en vult bijgevolg het gehele hart. Dus ben IK Zelf nu ook in die mens aanwezig, IK neem bezit van hem, zoals hij echter ook MIJ in alle overvloed in zich draagt.
Wat zou MIJ kunnen bewegen MEZelf in een nog dood voorwerp, dat op zich nog iets MIJ weerspannig geestelijks is op te houden? Mijn tegenwoordigheid zou elke vorm doen wegsmelten als zij door Mijn Liefdekracht zou worden doorstroomd, en ieder weldenkend mens zal de dwaasheid van dit denkbeeld inzien - en zulke dwaalleren verwerpen.
De mensen hebben meestal domme opvattingen en ze laten zich niet onderrichten, maar houden vast aan dat wat van hen gevraagd wordt te geloven. En ze bewijzen zo een enorme verering aan een dood voorwerp, waaraan zij zelf een betekenis hebben toegeschreven - dat dit MIJ moet voorstellen, het hoogste en vererenswaardigste WEZEN.
Alleen een zuiver mensenhart dat in staat is lief te hebben is de tempel waarin IK MIJ ophoud, en daarom is het niet nodig MIJ te zoeken op bepaalde plaatsen - op vastgestelde tijden - of in bepaalde vormen. Maar ieder mens moet zich gereed maken om als opnamevat te dienen waarin IK verblijven wil. Ieder mens moet van zijn hart een hart vol van liefde maken, dan zal IK als de eeuwige LIEFDE bij hem Mijn intrek nemen. Hij zal MIJ dan overal en te allen tijde kunnen aanbidden en vereren en IK zal dan altijd bij hem zijn, want Mijn GEEST zal zich met de zijne verenigen - omdat IKZelf in hem ben.
Amen
VertalerComprendédlo, que Yo no puedo detenerme en un determinado recipiente expresamente para este fin, estrechamente reducido en la materia terrenal, en determinados lugares y en tiempos definidos, sino que Yo estoy en todas partes allí, donde el corazón se ha formado en amor. Sólo un corazón amante puede gloríarse de encerrarme en sí, de ser dichoso de Mi Presencia, pues Mi sustancia primordial es Amor, y de ese modo sólo puedo detenerme, donde se manifiesta el amor.
Nunca jamás puede ser un recipiente terreno portador de Mi Espíritu eterno. Esa suposición es sólo el producto de las ideas de hombres espiritualmente ciegos, que se hacen una noción completamente errónea de Mi Ser, de Mi Esencia, que si bien llena el infinito entero y está presente en todas partes, mas la cual no se oculta, en ningún modo, en un recipiente reducido, como se les enseña a los hombres. ¡ Qué hace la humanidad de la eterna Divinidad! ¡Que pobreza mental y espiritual atestigua esa fe y religión y qué lejos de la Verdad mantienen a los hombres a causa de estar enseñados erróneamente de maestros. Cómo puede un Espíritu, que domina la Eternidad, tomar estancia en una forma material, que como bien sabe el hombre espiritual despierto, encierra en sí lo espiritual que aún se encuentra en un nivel muy bajo de desarrollo. Cuando yo distingo el corazón de un hombre con Mi Presencia, así entro Yo en relación con el espíritu que se encuentra en la última fase de evolución. Yo lleno en cierto modo el alma, lo espiritual en el hombre, con la Fuerza de Mi Amor, con el efluvio de Mí Mismo, y según la docilidad de amor en un hombre, se acrecienta la afluencia de Fuerza; de manera que llena el corazón entero; de ese modo estoy Yo presente en el hombre, Yo tomo posesión de él, así como él Me encierra en sí en toda plenitud.
¿Qué puede inducirme a Mí, en Verdad, a ocultarme en un objeto muerto aún, que es en sí insubordinada sustancia? Mi Presencia haría que toda forma se fundiese si estuviese atrevesada por la Fuerza de Mi Amor, y cada hombre pensante reconocerá la insensatez de esa representación e idea condenando tales enseñanzas; mas los hombres son de ingenuo parecer, y no se dejan enseñar, sino que perseveran y se agarran tenazemente a lo que se les pide que han de creer. Y así rinden una excesiva adoración a un objeto muerto, al que le han adjudicado ellos mismos un contenido, que represente al sumo y Ser más digno de adoración. Sólo un corazón puro humano capaz de ser en sí amor, es el templo en el que Yo Mismo permanezco. Cada uno que se forme en ese recipiente en el que Yo quiero estar y su espíritu se unirá al Mío.
Amén
Vertaler