Vergelijk Kundgabe met vertaling

Meer vertalingen:

De wet van de ordening - Het onderwerpen van de wil

Begrijp dat u mijn wil zult moeten vervullen als u zalig wilt worden. Mijn wil is de wet van de ordening van eeuwigheid en als iemand tegen deze ordening zondigt, handelt hij ook tegen mijn wil. Als u nu van Mij zult willen zijn, dan zult u zich ook vol overgave moeten onderwerpen aan mijn wil. En als deze u bekend wordt gemaakt is het voor u gemakkelijk daarnaar te handelen, want Ik verlang niet meer van u dan u zult kunnen nakomen. Ik heb u een gebod gegeven om elkaar lief te hebben, want liefde beantwoordt aan mijn wet van eeuwigheid omdat uit de liefde alles is voortgekomen en door de liefde alles wordt onderhouden. Deze wet is dus onvoorwaardelijk aan te nemen en hij is ook te vervullen omdat hij overeenstemt met de oorspronkelijke geaardheid van elk schepsel. Alleen moet de wil van de mens zich bij mijn wil aansluiten, dan kan hij niet anders dan liefde ervaren en liefde geven.

Maar laat hij de eigen wil op de voorgrond treden, dan heeft zijn eigenliefde voorrang. Dan is hij Mij niet meer onderdanig. Hij laat mijn gebod buiten beschouwing en verwijdert zich daardoor van Mij omdat hem de kracht ontbreekt die hij van Mij ontvangt door de liefde. Het is dus een heel natuurlijke ontwikkelingsgang dat de mens die vastzit in de eigenliefde zijn streven naar Mij opgeeft, of achterwege laat wat hij tijdens het werkzaam zijn in liefde gedaan heeft. En het ontbreken van kracht doet zich gevoelen in het niet kunnen inzien van dingen, in een gebrekkig geloof en in een steeds geringer wordende wil om in liefde te leven. De mens kan geen diepere wijsheden begrijpen wanneer hem de liefde ontbreekt. Hij kan ook niet werkzaam zijn in liefde als hij mijn wil niet laat gelden, als de eigen wil sterker is dan het gebod dat mijn wil bekend maakt. En dus moet onwillekeurig ook de geestelijke ontwikkeling van de mens achteruitgaan omdat hij zich niet in de door Mij gewilde ordening ophoudt.

Het stemt niet overeen met mijn ordening dat er zich een splitsing voordoet bij diegenen die kennis hebben van mijn woord, die dus de genade hebben rechtstreeks of indirect door Mij te worden onderricht. Een zekere graad van werkzaam zijn in liefde draagt hem mijn woord over en deze graad moet verhoogd worden en het weten moet toenemen. Doet er zich voor de leren die Ik zelf door mijn woord aan de mensen gaf toch onbegrip voor, dan is dit een teken van de achteruitgang van het werkzaam zijn in liefde. Een teken van toenemende eigenliefde die het licht verduistert ofschoon het niet helemaal gedoofd kan worden. Maar Ik houd de mijnen vast en laat het niet toe dat ze wegzinken. Ik pas echter middelen toe die aanzetten tot meer liefdewerken, tot het denken van de mens weer helderder wordt, tot hem mijn waarheid weer als aannemelijk voorkomt en in overeenstemming daarmee ook zijn leven verandert.

Maar nooit kan Ik afzien van mijn gebod van de liefde, van de eeuwige ordening. En nooit kan Ik mijn geest uitgieten over een mens die zich niet onderwerpt aan mijn wil. En gezegend is hij als hij de gebrekkige toestand, het niet in staat zijn het diepere geestelijke te begrijpen, als druk of ook als gebrek ervaart. Want dan is hij weer gemakkelijk te winnen. En hij zal ook de geloofsproef doorstaan omwille waarvan hij geestelijke problemen moet oplossen die hem bijna aan het wankelen brengen.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Gerard F. Kotte

Gesetz der Ordnung.... Unterstellen des Willens....

Begreifet, daß ihr Meinen Willen erfüllen müsset, wollet ihr selig werden. Mein Wille ist das Gesetz der Ordnung von Ewigkeit, und so jemand gegen diese Ordnung verstößt, handelt er auch gegen Meinen Willen. So ihr nun Mein sein wollet, müsset ihr euch auch ergeben unter Meinen Willen fügen, und so dieser euch kundgetan wird, ist es für euch ein leichtes, danach zu handeln, denn Ich verlange nicht mehr von euch, als ihr erfüllen könnet. Ich habe euch ein Gebot gegeben, einander zu lieben.... denn Liebe entspricht Meinem Gesetz von Ewigkeit, weil aus der Liebe alles hervorgegangen ist und durch die Liebe alles erhalten wird. Dieses Gesetz also ist unbedingt zu akzeptieren, und es ist auch erfüllbar, weil es der Urbeschaffenheit jeden Geschöpfes entspricht. Nur muß sich der Wille des Menschen Meinem Willen angliedern, dann kann er nicht anders als Liebe empfinden und Liebe geben. Läßt er aber den eigenen Willen hervortreten, dann steht er in der Eigenliebe, (16.5.1948) dann ist er Mir nicht mehr untertan, er läßt Mein Gebot außer acht und entfernt sich dadurch von Mir, weil ihm die Kraft mangelt, die er von Mir empfängt durch die Liebe. Es ist also ein ganz natürlicher Vorgang, daß der Mensch, der in der Eigenliebe steht, sein Streben nach Mir aufgibt oder unterläßt, was er im Zustand des Liebewirkens getan hat. Und die mangelnde Kraft wirkt sich in Erkenntnis-Unfähigkeit aus, in mangelndem Glauben und immer geringer werdendem Liebewillen. Es kann der Mensch nicht tiefere Weisheiten begreifen, so ihm die Liebe mangelt. Er kann auch nicht liebetätig sein, so er Meinen Willen nicht gelten läßt, so der eigene Wille stärker ist als das Gebot, das Meinen Willen kundgibt. Und so muß unwillkürlich auch die geistige Entwicklung des Menschen zurückgehen, weil er sich nicht in der von Mir gewollten Ordnung bewegt. Meiner Ordnung entspricht es nicht, daß sich eine Spaltung derer ergibt, die von Meinem Wort Kenntnis haben, die also die Gnade haben, von Mir belehrt zu werden mittelbar oder unmittelbar. Ein bestimmter Grad der Liebetätigkeit vermittelt ihm Mein Wort, und dieser Grad soll erhöht und das Wissen vermehrt werden. Tritt jedoch Unverständnis ein für die Lehren, die Ich Selbst durch Mein Wort den Menschen gab, so ist dies ein Zeichen des Rückganges des Liebewirkens, ein Zeichen zunehmender Eigenliebe, die das Licht verdunkelt, wenngleich es nicht ganz verlöscht werden kann. Doch Ich halte die Meinen und lasse es nicht zu, daß sie absinken, sondern Ich wende Mittel an, die zu erhöhtem Liebeswirken antreiben, bis sich das Denken des Menschen wieder erhellt, bis ihm Meine Wahrheit wieder annehmbar erscheint und auch sein Leben sich entsprechend wandelt. Aber nimmermehr kann Ich von Meinem Liebegebot, von der ewigen Ordnung, abgehen, und nimmermehr kann Ich Meinen Geist ausgießen über einen Menschen, der sich Meinem Willen nicht unterwirft. Und gesegnet, so er den mangelhaften Zustand, die Unfähigkeit tieferen geistigen Verstehens als Druck oder auch Manko empfindet.... Denn dann ist er wieder leicht zu gewinnen, und er wird auch die Glaubensprobe bestehen, um derentwillen er geistige Probleme lösen muß, die ihn fast zum Wanken bringen....

Amen

Vertaler
This is an original publication by Bertha Dudde