De mens moet door zijn geloof zalig worden. Wat echter is geloof? Wanneer kan de mens met recht van zichzelf zeggen dat hij gelooft? Worden hem geestelijke leerstellingen voorgelegd, dan zal hij daar nooit een bewijs voor kunnen verlangen of leveren, want het geestelijke valt buiten het bereik van de werking van zijn verstand en zal nooit bewezen kunnen worden. Dus moet de mens als hij gelooft, iets voor waar houden wat niet bewezen kan worden.
Toch wordt er van hem meer gevraagd als hij zalig wil worden, dan slechts een blind geloof dat daarin bestaat dat de mens er niets tegen inbrengt - dus dat hij schijnbaar de hem aangeboden geestelijke leerstellingen aanneemt. Er wordt van hem gevraagd dat hij innerlijk daar geheel positief tegenover staat - dat hij een leer aanneemt waarvan hij innerlijk overtuigd is - zonder daarvoor een bewijs te hebben.
Deze innerlijke overtuiging zal echter steeds het resultaat zijn van een verstandelijke werking - het innemen van een standpunt omtrent dat wat hem gevraagd wordt te geloven. En dat standpunt moet zonder uiterlijke dwang van hemzelf uitgaan. Een leerstelling moet hem als het ware zolang verstandelijk bezighouden - hij moet het voor en tegen afwegen, totdat hij zich een eigen mening heeft gevormd waarvoor hij nu echter ook met overtuiging kan instaan, wanneer hij om een uitleg wordt gevraagd.
Een geloofsleer moet doordacht worden voordat ze feitelijk geestelijk bezit kan worden, daar men anders van een blind geloof moet spreken, dat voor GOD geheel waardeloos is. Tot welk resultaat de mens door nadenken komt,hangt af van zijn wil de waarheid te kennen en zijn verlangen naar GOD - dat hem ook onbewust tot liefdadigheid aanspoort. Maar GOD zal hem niet in dwaling laten ronddolen die ernstig de waarheid zoekt, als hij zich door zijn levenswandel waardig toont de waarheid te ontvangen.
En omdat in de wereld de dwaling verspreid is daar de leugenvorst overal duisternis tracht te verbreiden en elk licht zou willen doven,is het begrijpelijk, dat de dwaling onder de mensheid sterk om zich heen heeft gegrepen - omdat GOD de vrije wil van ieder persoonlijk respecteert, en ook Zijn heilig Woord, dat de zuiverste waarheid garandeert, aan de vrije wil van de mensen is overgeleverd.
Derhalve moet het aan de wil van de mens overgelaten worden wel of niet te geloven, wanneer hij de afzonderlijke leerstellingen onderzoekt en daarover een standpunt inneemt. Om dit echter met overtuiging te kunnen moet hij in elk geval een onderzoek instellen, d.w.z. hij moet zich er in gedachten mee bezig houden. En als nu zijn verlangen echt is en hij de voorwaarden die GOD stelt om hem geestelijke gaven te kunnen geven, nakomt, dan zal ook zijn denken verlicht worden en het hem helder en duidelijk zijn waarvoor zijn hart zich positief instelt - en dan kan hij ook zonder bewijzen overtuigd zeggen: "ik geloof..."!
OP welke andere manier zouden overigens dwaalleren als zodanig herkend kunnen worden, en hoe zou GOD wel verantwoording van de mensen kunnen eisen als het Zijn Wil zou zijn dat de werkzaamheid van het verstand uitgeschakeld wordt en daarvoor een onvoorwaardelijk blind geloof in de plaats komt? Dan zouden niet de mensen verantwoordelijk zijn, doch alleen de weinigen die deze leer proberen te verbreiden, die elke tegenstand tegen zich onmogelijk willen maken door de eis blindelings te geloven.
Maar GOD's Wil is dat niet. Want juist door de activiteit van het denken begint ook pas de arbeid aan de ziel, waaraan in het eerste geval meestal geen aandacht wordt geschonken. Door het denkend bezig zijn wordt pas de verbinding met het geestelijke rijk tot stand gebracht, en de lichtwezens kunnen dan in actie komen en met hun eigenlijke werkzaamheid om te onderwijzen beginnen, wat echter onmogelijk is als de mens blindelings gelooft.
Maar de mens die beproeft zal zeker tot een bevredigend resultaat komen, als het waarheidsgetrouwe weten hem ernst is - als het hem erom gaat zijn standpunt in te nemen over GOD en over zijn ziel. Want GOD laat hen niet in duisternis die het licht zoeken. En steeds zal het resultaat van zijn denken de mens bevredigen, als hij het verworven heeft na gelovig gebed tot GOD. Want DIE alleen kan hem opheldering geven of en wanneer hij juist denkt. Gelooft hij aan een GOD van Liefde, Wijsheid en Almacht- dan is dat helemaal voldoende om ook een overtuigd geloof te verkrijgen in leerstellingen die van GOD zijn uitgegaan, evenals om ook te kunnen onderkennen wat door mensen toegevoegd werd en in hoeverre dit met de waarheid overeenkomt. Want GOD als de eeuwige WAARHEID zal hem steeds helpen en orde brengen in zijn denken. HIJ zal hem oordeelsvermogen geven - als hij slechts gewillig is het juiste in te zien en zich voor de waarheid - voor dat wat hij als waarheid inziet - in te zetten tegenover zijn medemensen. Want GOD wil dat de waarheid verbreid wordt, omdat die alleen ten hogen voert en zalig maakt.
Amen
VertalerEl hombre debe ser salvo por su fe.... ¿Pero que es la fe? ¿Cuándo puede un humano decir con razón de sí mismo que cree? Si le dan enseñanzas espirituales, nunca las exigirá ni podrá dar prueba de ellas, porque lo espiritual queda fuera de su actividad intelectual y nunca tendrá que ser probado. Entonces, si una persona cree, debe considerar que algo es cierto y que no se puede probar. Y, sin embargo, si quiere salvarse, se le exige algo más que solo una creencia ciega, que consiste en que no habla en contra de ella, es decir, aparentemente acepta las ideas que se le presentan....
Se le exige que tenga interiormente una posición completamente afirmativa de que acepta una enseñanza porque interiormente está convencida de ella, incluso sin tener ninguna prueba de ello. Pero esta convicción interior será siempre el resultado de una actividad de pensamiento, para una opinión sobre lo que se requiere de él para creer. Y esta posición tiene que provenir de él mismo sin ninguna compulsión externa; debe, por así decirlo, una enseñanza debe ocuparlo mentalmente durante tanto tiempo, debe considerar los pros y contras, hasta que haya llegado a una opinión por sí mismo, la que ahora puede representar con convicción, si se le pide una declaración.
La enseñanza de la fe tiene que ser pensada antes de que pueda convertirse en propio bien de pensamiento, de lo contrario solo se puede hablar de una fe ciega, que no vale para nada ante Dios. El resultado al que ha llegado a través de su reflexión mental depende de su deseo de la voluntad de verdad y de su deseo hacia Dios, que inconscientemente lo impulsa a la actividad amorosa. Dios verdaderamente no dejará en el error a una persona que busca seriamente la verdad, si se hace digno de la verdad a través de su estilo de vida.
Pero como el error está muy extendida en el mundo, ya que en todas partes el príncipe de la mentira intenta sembrar las tinieblas y quiere apagar toda luz, es comprensible que el error se haya apoderado de la humanidad, ya que Dios respeta el libre albedrío de cada uno y también su Santa Palabra, que garantiza la verdad más pura, está a merced del libre albedrío de los hombres; en consecuencia, también debe dejarse a la voluntad del hombre creer o no, cuando examina las enseñanzas individuales y toma posición sobre ellas.... Para poder hacer esto de manera convincente, debe examinarlo absolutamente, es decir, tratarlo mentalmente, y si su deseo ahora es serio y cumple con las condiciones que Dios pone para poder distribuir los bienes espirituales, su pensamiento también se iluminará y le resultará claro y plausible a lo que su corazón se ajusta afirmativamente.
Y luego puede decir con convicción. “Yo creo” ¿De qué manera se podría reconocer las enseñanzas erróneas como tales, y cómo podría Dios exigir responsabilidad de los hombres si estuviera en su voluntad que la actividad fuera apagada y la fe ciega incondicional tomaría en su lugar? Entonces los hombres no serían responsables, sólo los pocos que intentan difundir esta enseñanza y que quieren impedir cualquier resistencia exigiendo una fe ciega. Pero esa no es la voluntad de Dios, porque por la actividad mental también inicia primero el trabajo del alma, que en el primer caso es mayoritariamente ignorado.
La conexión con el reino espiritual se establece primero a través de la actividad mental, y los seres de luz pueden entrar en acción y comenzar su actividad docente real, pero esto es imposible si el hombre cree ciegamente. Pero seguramente llegará a un resultado satisfactorio, si se toma en serio el conocimiento veraz, de su posición hacia Dios y de su alma.
Porque Dios no deja en las tinieblas a los que buscan la luz, y el hombre siempre estará satisfecho con el resultado intelectual, si lo ha ganado después de una oración de fe a Dios, Quien es el único Que puede informarle si y cuándo se mueve en el pensamiento correcto.
Si creéis en un Dios de Amor, Sabiduría y Omnipotencia, entonces esto es completamente suficiente para ganar también una creencia convencida a través de las enseñanzas que surgieron de Dios, así también como para reconocer lo que se ha añadido humanamente y en qué medida esto corresponde a la verdad. Porque Dios, como la Verdad Eterna, siempre lo ayudará y ordenará su pensamiento, le dará fuerza de juzgar, si solo está dispuesto de reconocer lo que es correcto y defender la verdad, por lo que ha reconocido como verdad, hacia sus semejantes .... porque Dios quiere que se difunda la verdad porque solo ella conduce a lo más y os hace feliz....
Amén
Vertaler