Aan wie u de zonden zult vergeven, hun zijn ze vergeven, en wie u de zonden zult laten behouden, hun blijven ze behouden. Dit zijn ook mijn woorden, die vaak een andere uitleg hebben gekregen dan er door Mij is ingelegd. En om dit recht te zetten is een mens met een gewekte geest nodig, die mijn stem verneemt en u mensen mijn opheldering overbrengt, opdat u vrij wordt van dwaling en wandelt in de waarheid.
Mijn discipelen waren begiftigd met de kracht in mijn naam wonderen te verrichten, te genezen, doden tot leven te wekken en daardoor de mensen de kracht van hun totale geloof in Mij te bewijzen. Ze waren in een geestelijke toestand die al dat bovennatuurlijk werkzaam zijn toeliet, want toen mijn geest over hen kwam, waren ze vervuld van kracht en licht, van macht en wijsheid. Dus konden ze de waarheid verbreiden, omdat ze zich daar zelf in bevonden en ze konden alleen al door hun woord dingen volbrengen die buiten elk menselijk vermogen lagen. Want ze waren mijn leerlingen, door Mij onderwezen gedurende de tijd van mijn leven op aarde door het innerlijke woord, ze stonden vast in de liefde en geloofden in Mij, daardoor konden ze ook mijn geest in zich opnemen en door hem werken. Die buitengewone daden waren tekenen van de rijpheid van hun ziel, die voor de mensen weer bewijs moesten zijn, welke buitengewone gaven de mens bereiken kan als hij volgens mijn wil leeft, dat wil zeggen: zich vormt naar mijn evenbeeld, tot liefde.
Want liefde is kracht en als de mens leeft in de liefde, is hij ook doorstraald van kracht en licht, want de geest Gods, de uitstraling van Zijn kracht, kan hem vervullen. En Ik leefde de mensen een leven in liefde voor.
Ik toonde hun tot welk een kracht de mens kan komen en liet na mijn dood levende voorbeelden na, die opnieuw mijn leer van de liefde verkondigden en ook een voorbeeld moesten geven van de kracht ervan, opdat het de mensen gemakkelijk kon vallen in Mij te geloven.
Maar Ik zelf was te midden van mijn leerlingen, hoewel niet meer zichtbaar, maar wel in de geest.
Ik leidde hen omdat alles wat door mijn geest is doorstraald, onderworpen is aan mijn goddelijke leiding, omdat Ik nu zelf door diegenen kon werken die in mijn naam werkzaam waren. Dus hadden de leerlingen nu dezelfde macht en hetzelfde recht, omdat alles wat ze nu deden mijn wil was, ze waren verlicht door mijn geest, die uitstraling is van Mij zelf. Bijgevolg hadden ze ook de macht in mijn naam zonden te vergeven, in het bijzonder dan, wanneer een ziekte het gevolg van hun zonden was en ze, om deze ziekte te genezen, ook de zonde zelf aan de mensen moesten kwijtschelden. Zagen ze echter de onwaardigheid van een mens in, hun ongeloof en hun van God afgewende wil, dan waren ze evenzo bevoegd, hen in hun zondige toestand te laten, want niet hun menselijk inzicht bepaalde dit, maar de goddelijke geest in hen, mijn geest, die alles weet en dus ook op de hoogte is van de onwaardigheid van een mens en daarom ook van de nutteloosheid van een genadevol werkzaam zijn bij hen. Ik gaf dus mijn leerlingen het recht de mensen te bedelen naar hun inzicht, omdat mijn geest in hen werkzaam was en deze voor het juiste denken van mijn leerlingen instond.
Nu echter hebben de mensen in wie mijn geest nog niet werkzaam is, zich hetzelfde recht aangematigd.
Ze hebben de bevoegdheid zonden te vergeven of te laten behouden op de persoon zelf betrokken, maar niet op de goddelijke geest in deze persoon, en dus alle "opvolgers" van de leerlingen naar het woord, niet naar hun geest, deze bevoegdheid toegekend en bijgevolg de zin van mijn woord verkeerd begrepen, ofschoon ze nu ook juist zouden denken, wanneer ze duidelijk inzagen, wie in waarheid mijn volgeling is.
Zij die zichzelf aanstelden zijn het niet, integendeel, hen die Ik heb aangesteld voor hun taak om op aarde te onderrichten.
Want Ik gaf mijn leerlingen de opdracht: "Ga heen en onderricht alle volkeren". Maar om te kunnen onderrichten moet mijn geest in hen werkzaam zijn, opdat ze de zuivere waarheid aan de mensen uitdelen en zij in de wereld mijn leer van de liefde kunnen verbreiden. Maar de waarheid kan niet anders dan door het werkzaam zijn van de geest in bezit worden genomen. En dus moeten mijn discipelen beslist door Gods geest verlicht zijn voordat ze zich tot mijn discipelen kunnen rekenen. Maar dan worden ook zij doorstraald met licht en kracht en kunnen ze buitengewone daden volbrengen. De kracht van de geest zal hen in staat stellen zieken te genezen, dus de mensen te bevrijden van de zonden en de gevolgen ervan, zodat dezen in Mij en mijn naam geloven.
Degenen die door mijn geest verlicht zijn, heb Ik de macht gegeven zonden te vergeven, omdat ze door hun rijpe geestestoestand ook inzien, wanneer de mens waardig is dat hem de zonden worden vergeven, want ze handelen dan in mijn plaats en Ik ben het die in werkelijkheid hun de zonden vergeeft. Wanneer echter mensen zich beroepen voelen de daad van zondenvergeving te verrichten, die geen enkele aanstelling door Mij zelf kunnen aantonen, die noch door mijn geest verlicht zijn, noch mijn woord in zich vernemen, dan kan hun wel met recht de aanstelling worden ontzegd, wat al daaruit blijkt, dat ze niet in staat zijn de medemens te doorzien om nu te oordelen of hem de zonden zijn kwijt te schelden of ze hem te laten behouden. De beoordeling ervan vereist het werkzaam zijn van de geest, dat echter bij de meesten die geloven als dienaar Gods beroepen te zijn, moet worden betwist, zolang ze het innerlijke woord niet hebben. Pas door mijn woord zijn ze bevoegd om voor Mij te werken, want alleen mijn woord maakt hen wetend, dat wil zeggen: het brengt hun de zuivere waarheid over en die is absoluut noodzakelijk om als mijn volgeling voor Mij werkzaam te kunnen zijn. Wie zelf de waarheid bezit, kan ze ook doorgeven en hij helpt daardoor de medemens vrij te worden. Wie mijn woord bezit, zal ook het vermogen hebben om te oordelen wanneer de mens een wil heeft die op God is gericht. Want het gesproken woord van de mens is vaak bedrieglijk, het hart hoeft geen deel te hebben aan datgene wat de mond uitspreekt. De ware volgeling heeft echter ook de gave van het doorzien van de medemensen, en dus weet hij ook, welke mens de vergeving van zijn zonden serieus neemt, en hij laat zich niet misleiden door veel woorden waaraan de innerlijke overtuiging ontbreekt. En daarom kan de vergeving der zonden ook geen algemene daad zijn, omdat ze alleen daar plaats kan hebben, waar diepst berouw aan vooraf is gegaan en waar zoiets door mijn volgelingen wordt herkend. Maar dan zal het oordeel van hem geldig zijn voor Mij, want hij handelt alleen in mijn opdracht en zijn werkzaam zijn staat onder mijn wil. En dit heb Ik mijn leerlingen met die woorden te verstaan gegeven, dat ze volledig in hun handelen en denken met Mij overeenstemmen, als ze in mijn naam werkzaam zijn voor Mij, dat ze niet anders kunnen denken en willen dan het mijn wil is, als de goddelijke geest in hen werkzaam is, die hen echter pas tot mijn discipelen bestempelt. Want Ik zelf stel voor Mij mijn dienaren op aarde aan, omdat Ik waarlijk weet wie tot dit ambt in staat is en wie Ik met de gaven kan voorzien die vereist zijn voor hun taak op aarde om te onderrichten.
En Ik geef hun dan ook de macht, want ze voeren dan alleen maar uit wat volgens mijn wil is.
Amen
VertalerA quem perdoardes todos os pecados, ser-lhes-ão perdoados; e a quem retiverdes todos os pecados, ser-lhes-ão retidos.... Estas são também as Minhas Palavras que, em muitos casos, foram interpretadas de forma diferente do que eu pretendia. E a correcção requer uma pessoa de espírito desperto que ouça a Minha voz e vos transmita o Meu esclarecimento, humanos, para que sejais libertados de erros e caminheis em verdadeira.... Meus discípulos foram dotados com o poder de fazer milagres em Meu nome, de curar, de ressuscitar os mortos e assim provar às pessoas a força de sua fé indivisível em Mim. Estavam num estado espiritual que permitia aquele trabalho sobrenatural, pois quando o Meu espírito se apoderou deles estavam cheios de força e luz, de poder e sabedoria. Assim, eles foram capazes de espalhar a verdade porque eles mesmos permaneceram nela, e foram capazes de realizar coisas através da sua mera Palavra que estavam além de toda habilidade humana. Pois eles foram Meus discípulos.... instruídos por Mim durante o tempo da Minha vida na Terra através da Palavra interior, eles viviam em amor e acreditavam em Mim, assim eles também podiam receber Meu espírito dentro de si e trabalhar através dele. Os feitos extraordinários foram sinais da sua maturidade de alma, que se destinavam a ser novamente prova para as pessoas da extraordinária capacidade que o ser humano pode alcançar se viver segundo a Minha vontade, ou seja, se se moldar à Minha imagem.... para amar.... Pois o amor é força, e se o ser humano está apaixonado, é também permeado de força e luz, pois o espírito de Deus, a sua emanação de força, pode enchê-lo. E eu exemplifiquei uma vida de amor para as pessoas.... Mostrei-lhes a força que o ser humano pode alcançar e deixei exemplos vivos após a Minha morte, que foram para proclamar novamente o Meu ensinamento de amor e também dar um exemplo da sua força para que as pessoas achassem fácil acreditar em Mim.... Mas eu mesmo estava no meio dos Meus discípulos, mesmo que não mais visível, ainda em espírito.... Eu os guiei porque tudo o que é permeado pelo Meu espírito está sujeito à Minha divina orientação.... porque Eu mesmo fui capaz de trabalhar através daqueles que eram ativos em Meu favor. Por isso os discípulos tinham agora o mesmo poder e o mesmo direito, porque tudo o que faziam era agora a Minha vontade; eram iluminados pelo Meu espírito, que é a emanação de Mim mesmo. Consequentemente, eles também tinham o poder de perdoar pecados em Meu nome, especialmente quando uma doença era o resultado de seus pecados e, a fim de curar essa doença, eles também tinham que remir o pecado em si para as pessoas. Mas se reconhecessem a indignidade de uma pessoa, a sua incredulidade e a sua vontade de Deus, tinham a mesma justificação para deixá-la no seu estado pecaminoso, pois isso não era determinado pela sua realização humana, mas pelo espírito divino que está dentro dela, o Meu espírito, que sabe de tudo e, portanto, também da indignidade de uma pessoa e, portanto, também da futilidade de um trabalho gracioso sobre ela. Assim eu dei aos Meus discípulos o direito de considerar as pessoas de acordo com o seu conhecimento, porque o Meu espírito era ativo nelas e este espírito garantiu o pensamento correto dos Meus discípulos.... Mas agora as pessoas arrogaram um direito igual a si mesmas em quem o Meu espírito ainda não está activo.... Eles relacionaram o direito de perdoar ou reter pecados com a própria pessoa, mas não com o espírito divino nessa pessoa, e assim concederam a todos os seguidores dos discípulos esse direito de acordo com a Palavra, não de acordo com o seu espírito, e assim entenderam mal o significado da Minha Palavra, embora agora também pensariam bem se fossem claros sobre quem está na verdade Meu discípulo....
Não são aqueles que se chamam a si mesmos, mas aqueles que eu chamei para o seu ministério de ensino na Terra.... Pois eu dei aos Meus discípulos a comissão: "Ide e ensinai a todas as nações....". Mas para poder ensinar o Meu espírito deve ser eficaz neles para que possam distribuir a verdade pura às pessoas e espalhar o Meu ensinamento de amor no mundo. Mas a verdade não pode ser tomada em posse de nenhuma outra forma a não ser através da ação do espírito. E assim Meus discípulos têm absolutamente que ser iluminados pelo espírito de Deus antes de poderem se contar Meus discípulos. Mas também eles serão permeados de luz e força e serão capazes de realizar ações extraordinárias, a força do espírito lhes permitirá curar os doentes, libertando assim as pessoas do pecado e suas conseqüências, assim que acreditarem em Mim e em Meu nome.... A essas pessoas iluminadas pelo Meu espírito eu dei o poder de perdoar pecados, porque através do seu estado espiritual maduro elas também reconhecem quando a pessoa é digna de ter seus pecados perdoados, pois então elas agem em Meu nome e sou Eu quem realmente perdoa seus pecados. Mas se as pessoas se sentem chamadas a realizar o ato de perdão dos pecados que não podem demonstrar qualquer chamado de Mim mesmo, que não são iluminadas pelo Meu espírito nem ouvem a Minha Palavra dentro de si mesmas, então seu chamado pode certamente ser negado com razão, o que já é evidente pelo fato de serem incapazes de reconhecer seu semelhante a fim de julgar se seus pecados devem ser deixados ou guardados. O julgamento disso já pressupõe o funcionamento do espírito, que, no entanto, deve ser negado à maioria daqueles que acreditam ser chamados a ser servos de Deus, desde que não tenham a Palavra interior. Somente através da Minha Palavra são chamados a trabalhar para Mim, pois somente a Minha Palavra os torna conhecedores, ou seja, lhes transmite pura verdade, e isto é absolutamente necessário para poder trabalhar para Mim como Meu discípulo. Qualquer pessoa que tenha a verdade também pode transmiti-la, e assim ajuda o seu semelhante a tornar-se livre. Qualquer pessoa que tenha a Minha Palavra também terá a capacidade de julgar quando a vontade de uma pessoa está voltada para Deus. Porque a palavra falada do homem é muitas vezes enganosa, o coração não precisa estar envolvido no que a boca pronuncia. Mas o discípulo certo também tem o dom de reconhecer seus semelhantes, e por isso também sabe qual é a pessoa séria sobre o perdão de seus pecados, e não se deixa enganar por muitas palavras que carecem de convicção interior. E, portanto, o perdão dos pecados também não pode ser um ato geral, pois só pode ocorrer onde o arrependimento mais profundo tenha precedido e onde seja reconhecido pelos Meus discípulos. Mas então o julgamento deste último será válido perante Mim, pois ele só age segundo as Minhas instruções e a sua actividade está sujeita à Minha vontade. E foi isto que dei aos Meus discípulos para entenderem com estas Palavras, que suas ações e pensamentos estão em total concordância comigo se eles estiverem ativos em Meu nome, que eles não podem pensar e querer nada além da Minha vontade se o espírito divino estiver atuando neles, mas somente se isso os selar como Meus discípulos. Pois Eu mesmo nomeio Meus servos na terra porque eu realmente sei quem é qualificado para este ofício e a quem posso dotar com os dons que um ministério de ensino na terra requer.... E depois também lhes dou a autoridade, pois depois eles só executam o que está no Meu testamento...._>Amém
Vertaler