In het stadium van wilsvrijheid hoefde het schepsel de tegenstander van GOD niet te vrezen als hij maar in de liefde zou willen gaan. Dan heeft het hem overwonnen, omdat de tegenstander van GOD geheel machteloos is tegen de liefde. Dus zou de mens zich ook vrij kunnen maken van verzoekingen en verleidingen, want deze hebben geen invloed op hem, zodra hij werkzaam is in de liefde. Maar dit laatste is afhankelijk van de vrije wil van de mens en daarom is de mens zelf de beweegreden van zijn bestaan op aarde, dat of voortdurende strijd is of dienende liefde. GOD ziet in het hart van ieder en HIJ laat over de mens dat komen wat hij nodig heeft, zoals HIJ echter ook hem gebrek laat lijden die Zijn hulp, Zijn troost en Zijn bemoedigende woorden niet nodig heeft omdat hij innerlijk tegen HEM is, dus geen liefde beoefent, die blijk geeft van zijn naar GOD gekeerde wil.
LIEFDE en GOD zijn EEN en bijgevolg is een liefdevol mens ook met GOD verbonden en moet de tegenstander GOD's de baas zijn. Is de mens gewiliig werkzaam te zijn in dienende naasteniiefde, dan zal hij niet zo in het nauw worden gebracht door de verzoekingen van de wereld, hij heeft deze in zekere zin al overwonnen, wat echter niet uitsluit dat hij leed moet dragen, omdat leed niet alleen de mensen tot GOD moet brengen wier wil nog van GOD is afgekeerd, maar omdat het ook de mensen die er naar streven bij GOD te zijn, moet louteren. Maar het leed wordt in deze twee stadia verschillend ervaren.
De eerste verzet zich daar nog tegen, omdat hij zich nog niet wil buigen onder een Macht, Die hem beperkt in de genietingen van het leven. Hij zoekt de wereld nog en voelt elk leed als een benadeling, als een gebrek om van het leven te genieten, en dus als een dwang die hij niet wil erkennen. En er kan zeer veel leed voor nodig zijn voor hij zich heeft overgegeven, en zo'n strijd is het werk van de vijand, die nog steeds de mensen tracht te winnen met de wereld en haar vreugden, die hem dit alles voor ogen houdt om zijn begeerten ernaar te versterken en hem dus van GOD af te brengen.
Is echter de mens werkzaam in de liefde, dan dient het leed hem alleen nog tot voltooiing, tot het rijp worden van zijn ziel, dan heeft de tegenstander van GOD weinig macht over hem, dan wendt hij zich af van de wereld en door het leed sluit hij zich steeds dichter bij GOD aan.
Dit onderscheid moet worden onderkend wanneer het verschil van het lijden wordt overwogen, wanneer goede en slechte mensen daardoor worden getroffen, mensen die nog totaal van GOD zijn afgekeerd en degenen die het leed schijnbaar niet meer nodig hebben om HEM te vinden. Steeds heeft het leed een ander doel, maar het eigenlijke doel is de volledige vereniging met GOD. Het grootste gevaar voor de mens is de hang naar de wereld en zijn (eigen) liefdeloosheid, want dan is hij nog helemaal in de macht van degene die hem te gronde wil richten. En dan heeft hij strenge opvoedingsmiddelen nodig om te veranderen. Pas wanneer de hang naar de wereld afneemt, kan de liefde in hem ontbranden en dan pas kan het leed andere vormen aannemen, maar hem niet helemaal bespaard blijven zolang de ziel niet volledig van haar afvalstoffen is ontdaan.
Daarom is het beoefenen van de naastenliefde doorslaggevend voor de graad van zijn ontwikkeling het is doorslaggevend voor de diepte van het leed, want waar de liefde beoefend is, dus waar GOD Zelf is, daar zal ook het leed makkelijker te dragen zijn, omdat de mens de uitstraling van kracht van GOD kan ontvangen en hem derhalve niets terneerdrukt. Hij hoeft niet meer te strijden, veeleer alleen maar te dulden en te wachten op de hulp van GOD, DIE elk leed van hem afneemt als de tijd ervoor daar is.
Dienen of strijden moet de mens en wel beantwoordend aan zijn wil en het in staat zijn van hem, om lief te hebben. Het dienen zal hem licht vallen, het strijden echter grote kracht eisen wil hij het niet moeten afleggen tegen de macht die alles aanwendt om zijn ziel in de duisternis te trekken en die zolang invloed heeft op de mens, zolang hij zonder liefde voortgaat, omdat hij dan ook nog ver van GOD is verwijderd. Pas de liefde maakt hem vrij van deze macht, pas de liefde maakt hem sterk, want de liefdevolle mens is verbonden met GOD en betrekt van HEM zijn kracht om de tegenstander van GOD te overwinnen.
Amen
VertalerIn the state of freedom of will the being would not have to fear God's adversary if only it would live in love. Then it will have defeated him, because God's adversary is utterly defenceless against love. Hence, the human being would also be able to free himself from temptations and challenges, for they have no influence on him as soon as he acts with love. The latter, however, depends on a person's free will, and therefore the human being himself is the reason for an earthly existence which is either a constant battle or helpful love.... God knows every person's heart and gives the human being what he needs, but He also lets a person go short if he does not require His help, His comfort and His counsel because he inwardly opposes Him and therefore does not exercise love, which demonstrates his God-devoted will.... God and love are one and the same, and therefore a loving human being is also united with God and thus has to be superior to God's adversary. If the human being is willing to actively engage himself in neighbourly love he will not be quite so besieged by the temptations of the world; he effectively has already overcome them which, however, does not rule out that he will have to endure suffering, because suffering is not only intended to lead a person to God whose will is still turned away from God but it shall also purify the person who strives towards God. However, the suffering in these two stages is experienced differently. The former revolts against it because he does not want to bow down to a Power Which restricts his enjoyment of life.... He still desires the world and experiences all suffering as disadvantage, as an inadequate enjoyment of life and thus a constraint he refuses to accept. And it can require a lot of suffering before he has surrendered, and this kind of battle is the adversary's work, who still uses the world and its pleasures to gain the human being for himself, who continues to place all these before his eyes in order to intensify his desire and thereby alienate him from God. But if the human being is actively helpful, then the suffering will merely serve him to become perfect, to achieve maturity of his soul, then God's adversary will have little control over him, then he will turn away from the world and due to his suffering join God ever more closely.
This difference has to be recognised when the disparity of suffering is being considered, when good and bad people are affected by it.... people, who are still completely averted from God and those who seemingly no longer require suffering in order to find Him.... Each time the suffering serves a different purpose, yet the final purpose is the complete union with God. The greatest danger for the human being is his inclination towards the world and his lack of love, for then he will still be wholly enslaved by the one who wants to ruin him. And then he will need strict teaching methods in order to change. Only when his inclination towards the world subsides can love ignite in him, and then the suffering can take on different characteristics, yet it cannot be entirely spared to him as long as the soul is not totally purified. Practising neighbourly love is therefore a decisive factor for his degree of development, it is a decisive factor for the intensity of his suffering, for wherever love is practised, and thus where God is present Himself, the suffering will be more bearable because the human being will be able to receive God's emanation of strength and therefore the suffering will not depress him as much. He need not fight anymore but only bear it and wait for God's help which will remove all suffering from him when the time is right. The human being must be helpful or fight, and namely in accordance with his will and his ability to love.... Being helpful will come easily to him, yet fighting will require great strength if he does not want to succumb to the power which will use whatever it takes to pull him into darkness and which will continue to exert an influence on the human being as long as he lives without love, for then he is still far removed from God. Only love sets him free from this power, only love makes him strong, for the loving human being is united with God and receives his strength from Him in order to defeat the adversary....
Amen
Vertaler