In de geestelijke wereld is de ziel zelf de schepper van haar omgeving. Zij beweegt zich in een rijk dat zij voor zichzelf schept door haar wensen en begeerten, door haar denken en willen. Alleen zijn alle dingen niet meer stoffelijk maar ook niet geestelijk onvergankelijk, maar het zijn fantomen, het zijn wensbeelden die vergaan hoe meer de ziel er zich verlangend naar toe heeft gekeerd. In dit zelf geschapen rijk kan de ziel net zoals op aarde het verlangen naar de materie bestrijden en overwinnen. Zij kan echter ook voor haar bezwijken en steeds meer de materie begeren, die zij in haar duistere toestand nog als werkelijk beschikbaar waant.
De ziel kan dus geloven op aarde te leven en eindeloos lange tijden in dit waangeloof blijven, om dan of langzaam haar gebrekkige toestand in te zien en van haar verlangen naar wereldse goederen af te zien, of zij kan zich ook steeds dieper in de materie verstrikken, wat gelijk staat aan een geestelijke achteruitgang die ten laatste eindigt in de hernieuwde kluistering in de vaste vorm. Want het verlangen van het geestelijke wordt steeds in zoverre beantwoord, dat de materie waar het naar verlangt ook zijn omhulsel wordt.
Dus een negatieve ontwikkeling in het hiernamaals levert de ziel de reïncarnatie op. Zij moet de eindeloos lange ontwikkelingsgang op aarde nog eens gaan, om na duizenden van jaren weer als mens de laatste levensproef op aarde af te kunnen leggen.
Daarentegen is de opwaartse ontwikkeling in het geestelijke rijk onafhankelijk van de materiële omgeving. Want pas als de ziel zich vrij heeft gemaakt van dat verlangen, gaat zij ook weer de weg omhoog. Dan heeft ze de aarde als verblijfplaats niet meer nodig, want zij heeft in het hiernamaals dezelfde mogelijkheden om in dienende liefde bezig te zijn. De ziel is daar als het ware bij een geestelijk werkgemeenschap aangesloten, die buitengewoon actief is op een wijze die voor de materieel ingestelde mensen onbegrijpelijk is. Aan alle wezens is de gelegenheid geboden om in het hiernamaals opwaarts te streven, en in de toestand van inzicht worden deze mogelijkheden ook ijverig benut. De zielen die nog in volledige duisternis verkeren moeten echter uit vrije wil op GOD aan willen sturen.
Deze wil in hen op te wekken is het werk van de wezens die in het Licht staan. Die door hun volmaaktheid de kennis ontvangen hebben die zij nu aan hen die nog in de duisternis van geest verkeren, in liefde proberen over te brengen. En zo zijn er in het geestelijke rijk nog mogelijkheden genoeg om de zielen geestelijke rijpheid te verschaffen.
VertalerDans le monde spirituel l'âme est la créatrice de son ambiance. Elle vit dans un Royaume qu’elle se crée elle-même au moyen de ses désirs et de ses envies, au moyen de ses pensées et de sa volonté. Seulement toutes les choses ne sont plus que substantielles, elles ne sont pas éternelles spirituellement, mais elles sont des spectres, des images de ses désirs éphémères plus l’âme est désireuse de se tourner vers eux et dans ce royaume auto-crée l'âme peut maintenant, comme sur la Terre, combattre et dépasser ce désir pour la matière, mais elle peut aussi échouer et désirer la matière avec un désir ardent, et dans son état d'obscurité elle peut encore croire qu'elle existe vraiment. L'âme peut donc croire vivre sur la Terre et rester pendant des temps infinis dans cette croyance folle, pour ensuite reconnaître lentement son état imparfait et se défaire de son désir pour les biens de la Terre, ou bien s’embrouiller toujours davantage, ce qui équivaut à une rétrogradation du développement spirituel qui se termine dans une relégation dans la forme solide. Parce qu'il est toujours donné suite au spirituel qui désire la matière, et elle devient ensuite son enveloppe. Une rétrogradation du développement pousse l'âme dans l'au-delà à la réincarnation, elle essaiera de répéter encore une fois sur la Terre le parcours de développent infiniment long pour ensuite, après des milliers d'années, pouvoir à nouveau soutenir en tant qu’homme la dernière épreuve de la vie terrestre. Le développement vers le Haut dans le Royaume spirituel ne dépend pas par contre de l'ambiance matérielle, parce que seulement lorsque l'âme s'est libérée de son désir elle monte vers le Haut. Mais il n'y a alors plus besoin d'un séjour sur la Terre, parce qu'elle a la même possibilité dans l'Au-delà de s'activer dans un amour servant. Pour cela elle rejoindra une communauté spirituelle de travail qui est incroyablement active dans ce but, chose qui n'est pas encore compréhensible aux hommes matériels. À tous les êtres l'occasion est offerte de tendre vers le Haut dans l'Au-delà, et selon leur état de connaissance ces occasions sont exploitées avec plus ou moins de ferveur. Mais les âmes qui se trouvent encore dans une totale obscurité, doivent tendre vers Dieu dans la liberté de leur volonté. Et stimuler cette volonté en elles, est l'activité de ces êtres qui se trouvent dans la Lumière, et auquel leur perfection a procuré un savoir que maintenant elles cherchent à transmettre dans l'amour à ceux qui ont encore l'esprit assombri. Et ainsi dans le Royaume spirituel il existe vraiment des possibilités à suffisance pour aider l'âme à arriver à la maturité spirituelle.
Amen
Vertaler