God bedenkt de mensen overeenkomstig hun geloof.
Dit dient zo te worden opgevat, dat de mensen zich datgene tot geestelijk eigendom maken wat het geloof hun leert en dat ze dus ook aan alles voldoen wat door het geloof van hen wordt geëist. Bij deze vervulling beoordeelt God de wil van de mens, die dus goed is, want hij keert zich naar God toe.
De mens wil dat doen wat God welgevallig is, wat het geloof hem leert. En als deze op God gerichte wil zijn denken en handelen bepaalt, is dat ook God welgevallig, hoewel de mens niet in de waarheid leeft, hij dus in een onjuist geloof werd onderwezen. Daarom zullen ook die mensen zalig worden, bij welke het juiste geloof ontbreekt, als ze maar een voor God juiste levenswandel nastreven en steeds dat doen wat hun voor God juist lijkt. Er wordt hun wel steeds de mogelijkheid gegeven het ware geloof aan te nemen, de zuivere waarheid wordt hun bijgebracht. Maar denkt hij deze niet aan te kunnen nemen omdat hij gelooft zelf in de waarheid te staan, dan zal hij toch een juiste, God welgevallige levenswandel leiden. En God zal deze erkennen, omdat de mens het goede wil, omdat hij de wil van God wil vervullen. En zo wordt ook elke handeling die hij verricht beoordeeld overeenkomstig zijn wil.
En elke ceremonie die op zich helemaal geen waarde heeft, wordt door de wil God daarmee te dienen, tot een God welgevallige handeling. Dus kan de goede mens door zo’n handeling het welgevallen van God verwerven, zodra hij ze tot eer van God verricht, zodra hij gelooft God daarmee te dienen, ofschoon de handeling op zich geen diepere betekenis heeft. Anderzijds echter is een bepaalde ceremoniële handeling zonder waarde, wanneer er niet de op God gerichte wil aan ten grondslag ligt. En evenzo kan een mens zonder zo’n ceremonie met zijn gehele wil op God aansturen en wordt deze wil door God net zo hoog gewaardeerd. De mens die alle uiterlijkheden buiten beschouwing laat, maar bewust God wil dienen, kan zelfs veel dichter bij God staan. Maar zoals het geloof van de mens is, zo zal ook het werkzaam zijn van God bij hem zichtbaar worden, omdat God het geloof van de mens niet te schande laat worden, zolang dit zich niet tegen God keert. Het is echter onjuist om aan te nemen dat alleen die mens naar Gods welgevallen leeft, die alle uiterlijkheden strikt vervult. Niets wat naar buiten toe zichtbaar is, geeft de doorslag voor de werkelijke waarde voor God, alleen maar de wil, die God beoordeelt, ongeacht of de mens de handelingen verricht die door het geloof van hem worden gevraagd.
Amen
VertalerGott bedenkt die Menschen ihrem Glauben gemäß.... Es ist dies so zu verstehen, daß die Menschen sich das zum geistigen Eigentum machen, was ihnen ihr Glaube lehrt, und also auch alles erfüllen, was durch den Glauben von ihnen gefordert wird. Bei dieser Erfüllung wertet Gott den Willen des Menschen, der also gut ist, denn er neigt sich Gott zu.... Es will der Mensch das tun, was Gott wohlgefällig ist, was ihn der Glaube lehrt. Und so dieser Gott zugewandte Wille sein Denken und Handeln bestimmt, ist dieses auch Gott wohlgefällig, wenngleich sich der Mensch nicht in der Wahrheit befindet, also er in einem falschen Glauben unterwiesen wurde. Darum werden auch die Menschen selig werden, denen der rechte Glaube fehlt, so sie nur einen vor Gott rechten Lebenswandel anstreben und immer das tun, was ihnen vor Gott recht erscheint. Es wird ihnen zwar immer die Möglichkeit gegeben, den rechten Glauben anzunehmen, es wird ihnen die reine Wahrheit nahegebracht. Glaubt er aber, diese nicht annehmen zu können, weil er selbst in der Wahrheit zu stehen wähnt, so wird er aber dennoch einen rechten, Gott-gefälligen Lebenswandel führen und dieser anerkannt werden vor Gott, weil der Mensch das Gute will, weil er den Willen Gottes erfüllen will. Und so wird auch jede Handlung, die er ausführt, gewertet seinem Willen entsprechend.... Und jede Zeremonie, die an sich ganz wertlos ist, wird durch den Willen, Gott damit zu dienen, zu einer Gott-gefälligen Handlung. Also es kann der gute Mensch durch jegliche Handlung das Wohlgefallen Gottes erringen, sowie er sie zur Ehre Gottes ausführt, sowie er Gott damit zu dienen glaubt, wenngleich die Handlung an sich keinen tieferen Wert hat. Andererseits aber ist eine bestimmte zeremonielle Handlung wertlos, wenn ihr nicht dieser Gott-zugewandte Wille zugrunde liegt. Und ebenso kann ein Mensch ohne eine solche Zeremonie mit seinem ganzen Willen Gott anstreben, und es wird dieser Wille ebensohoch gewertet von Gott, es kann der Mensch sogar Gott weit näher sein, der alle Äußerlichkeiten außer acht läßt, aber bewußt Gott dienen will. Wie aber des Menschen Glaube ist, so wird auch das Wirken Gottes an ihm in Erscheinung treten, weil Gott den Glauben des Menschen nicht zuschanden werden läßt, solange dieser sich nicht gegen Gott richtet. Es ist aber falsch, anzunehmen, daß nur der Mensch Gott-wohlgefällig lebt, der alle Äußerlichkeiten streng erfüllt. Nichts nach außen Erkennbares entscheidet den rechten Wert vor Gott, nur allein der Wille, den Gott ersieht, ganz gleich, ob der Mensch die Handlungen ausführt, die durch den Glauben von ihm gefordert werden....
Amen
Vertaler