In de loop der tijden heeft er zich een verandering afgespeeld met de aarde, zowel in haar binnenste alsook op het aardoppervlak. En dit is het gevolg van de eeuwigdurende omwentelingen om zichzelf. Er zijn daardoor verplaatsingen tot ontwikkeling gekomen. Er zijn verhogingen en inzinkingen ontstaan, die ook nog van plaats veranderen, dat wil zeggen plaatselijke verschuivingen. Dus behoudt de aarde haar uiterlijke vorm niet onveranderd. Integendeel, ze heeft al de meest verschillende veranderingen doorgemaakt, ofschoon de hoedanigheid op zich hetzelfde is gebleven.
Daarentegen is het binnenste der aarde onophoudelijk werkzaam en veroorzaakt ook van binnen uit veranderingen aan het aardoppervlak. Dit is te constateren bij de plantengroei, die door duizenden jaren heen eveneens een andere is geworden en ook nooit meer dezelfde zal blijven, ofschoon deze veranderingen zich niet in korte tijd voltrekken en daarom door de mensen tijdens hun leven op aarde niet kan worden waargenomen. Deze veranderingen voltrekken zich meestal zeer langzaam en voor het oog bijna niet zichtbaar en hebben daarom een zeer lange tijd nodig.
Maar soms is de activiteit in het binnenste der aarde ongeremd en dan worden plotseling omvormingen zichtbaar, die grote verwoestingen op het aardoppervlak teweeg brengen en voor de mensen ontsteltenis en ontzetting betekenen. Dan lost tot nu toe vaste vorm op. Hij houdt geen stand tegen de ongebreidelde activiteit van de elementen in het binnenste der aarde en wordt door deze met ontzaglijk geweld uit het binnenste der aarde naar het aardoppervlak gedreven, waar ze nu uiteen vliegt en in geheel nieuwe omgeving zich aan de beschikbare aardmassa’s of natuurscheppingen probeert aan te passen. Zulke onweerstaanbare uitbarstingen hebben begrijpelijkerwijs een algehele verandering tot gevolg, ook boven de aarde. Het bestaande wordt verwoest, de door mensen tot stand gebrachte ordening wordt omvergeworpen. Er ontstaat een onvoorstelbare chaos, die de mensen in uiterste ontzetting en benauwenis brengt, omdat ze niet tegen zulke aarderupties zijn opgewassen en daardoor in totaal andere levensomstandigheden worden gedwongen.
Een verandering van het aardoppervlak is echter nodig geworden, ofschoon een verklaring hiervoor alleen geestelijk kan worden gegeven. Want aards is er in een dergelijke verandering geen opbouw te zien, maar een verwoesting en vernietiging van het bestaande. Maar geestelijk is dit enorm belangrijk. Het geestelijke dringt zich uit het binnenste der aarde naar buiten. Het wil aan zijn ontwikkelingsgang in de vorm beginnen. En er zijn oneindig veel fases nodig, die het geestelijke moet doormaken, tot het dan het laatste stadium van zijn belichaming op aarde bereikt. Het nog onontwikkelde geestelijke is ondenkbare tijden lang in de meest harde vorm gekluisterd geweest en het wordt nu een zekere vrijheid gegeven, zodat het zichzelf uit deze vaste vorm kan losmaken, wat het nu met wezenlijke kracht uitvoert.
Deze uiting van kracht wordt door de mensen als een natuurcatastrofe ervaren, die al naar gelang de omvang ervan meer of minder smartelijk is voor de mensen. Al het geestelijke wordt weliswaar weer gekluisterd, maar vooralsnog brengt het zowel de planten- als de dierenwereld in het nauw en in versterkte mate de mensen, die het uit hun rust opschrikt en tot het uiterste bedreigt.
Er gaan zeer lange tijden voorbij, tot een dergelijke verandering van het aardoppervlak zich voltrekt, omdat dit niet willekeurig kan gebeuren, maar alleen met Gods toestemming, die Hij geeft, wanneer dus het wezenlijke in het bezit van de vrije wil is en deze niet meer wordt gebruikt. Dan moet er een compensatie plaatsvinden, doordat weer het nog onontwikkelde geestelijke het al gevorderde geestelijke in verdere ontwikkelingsfasen dringt, opdat dit snel in het bezit van de vrije wil komt. En daarom heeft de aarde van tijd tot tijd en op steeds andere plaatsen zulke veranderingen te verwachten, die steeds hun natuurlijke oorzaak hebben in de voortdurende werkzaamheid van de elementen in het binnenste der aarde.
Voor de wetende mens zijn dus de natuurcatastrofen begrijpelijk. Want hij ziet niet alleen de aardse, maar ook de geestelijke noodzakelijkheid in en hij zal er steeds een besturen van God in herkennen. Hij kent de noodzakelijkheid van de positieve ontwikkeling van het geestelijke. Ook is hij op de hoogte van de lage geestelijke toestand van het wezenlijke, dat in de laatste uiterlijke vorm de aarde bevolkt en van de mogelijkheid dit te redden.
Maar voor de onwetende mensen is een natuurgebeuren, dat grote verwoestingen tot gevolg heeft, onbegrijpelijk. En ze zien noch de geestelijke, noch de aardse waarde ervan in. En daarom zullen ze van ontzetting vervuld zijn, als het binnenste der aarde in beweging komt en ze geheel machteloos zijn overgeleverd aan het woeden der elementen. Maar wat bepaald is sinds eeuwigheid komt onvermijdelijk, zodra de Schepper van hemel en aarde het ogenblik voor gekomen beschouwt.
Amen
VertalerIm Wandel der Zeiten ist eine Veränderung vorgegangen mit der Erde, sowohl in ihrem Inneren als auch an der Erdoberfläche. Und es ist dies die Folge der immerwährenden Umdrehungen um sich selbst. Es sind dadurch Verlagerungen entstanden, es sind Erhöhungen und Vertiefungen entstanden, die auch noch sich wechseln, d.h., die sich örtlich verschieben. Also es behält die Erde nicht unverändert ihre Außenform, sondern sie hat schon die verschiedensten Änderungen erfahren, obgleich die Beschaffenheit an sich die gleiche geblieben ist. Das Erdinnere dagegen ist unentwegt tätig und bewirkt auch von innen heraus Veränderungen an der Erdoberfläche. Es ist dies festzustellen an der Vegetation, die durch Jahrtausende hindurch gleichfalls eine andere geworden ist und auch niemals die gleiche bleiben wird, wenngleich sich diese Veränderungen nicht in kurzer Zeit vollziehen und daher von den Menschen während ihres Erdenlebens nicht beobachtet werden kann. Diese Veränderungen vollziehen sich zumeist so langsam und dem Auge wenig ersichtlich und benötigen daher sehr langer Zeit. Zuweilen aber ist die Tätigkeit im Erdinneren hemmungslos, und dann treten plötzliche Umgestaltungen in Erscheinung, die große Zerstörungen auf der Erdoberfläche hervorrufen und für die Menschen Schrecken und Entsetzen bedeuten. Dann löst sich bisherige feste Form auf, sie hält der hemmungslosen Tätigkeit der Elemente im Erdinneren nicht stand und wird von diesen mit ungeheurer Gewalt aus dem Erdinneren an die Erdoberfläche getrieben, wo sie nun auseinanderstiebt und in völlig neuer Umgebung sich den vorhandenen Erdmassen oder Naturschöpfungen anzugleichen versucht.... solche elementaren Ausbrüche ziehen verständlicherweise eine Totalumänderung auch oberhalb der Erde nach sich.... Es wird das Bestehende zerstört, die von Menschen hergestellte Ordnung umgestoßen, es wird ein unvorstellbares Chaos, das die Menschen in die äußerste Bestürzung und Bedrängnis versetzt, weil sie solchen Erderuptionen nicht gewachsen sind und in ganz andere Lebensverhältnisse dadurch gedrängt werden. (13.8.1942) Eine Umänderung der Erdoberfläche ist aber nötig geworden, wenngleich eine Erklärung hierfür nur geistig gegeben werden kann, denn irdisch ist in einer solchen Veränderung kein Aufbau zu erkennen, sondern eine Zerstörung und Vernichtung des Bestehenden. Geistig aber ist dies ungeheuer bedeutungsvoll. Es drängt das Geistige aus dem Inneren der Erde nach oben, es will seinen Entwicklungsgang beginnen in der Form. Und es sind unendlich viele Phasen nötig, die das Geistige durchleben muß, bis es zum letzten Stadium seiner Verkörperung auf Erden gelangt. Das noch unentwickelte Geistige ist undenkliche Zeiten hindurch in härtester Form gebunden gewesen, und es wird ihm nun eine gewisse Freiheit gegeben, daß es sich selbst aus dieser festen Form lösen kann, was es nun mit elementarer Kraft ausführt. Diese Kraftäußerung wird von den Menschen als eine Naturkatastrophe empfunden, die je nach ihrem Ausmaß mehr oder weniger leidvoll ist für die Menschen. Alles Geistige wird zwar wieder gebunden, jedoch vorerst bedrängt es sowohl die Pflanzen- wie die Tierwelt und in verstärktem Maße die Menschen, die es aus ihrer Ruhe aufrüttelt und aufs äußerste bedroht. Es vergehen sehr lange Zeiten, bis eine derartige Veränderung der Erdoberfläche sich vollzieht, weil dies nicht willkürlich geschehen kann, sondern nur mit Gottes Zustimmung, die Er dann gibt, wenn die Höherentwicklung des Geistigen ins Stocken gerät.... wenn also das Wesenhafte im Besitz des freien Willens ist und dieser nicht mehr genützet wird. Dann muß ein Ausgleich stattfinden, indem wieder das noch unentwickelte Geistige das schon fortgeschrittene Geistige in weitere Entwicklungsphasen drängt, auf daß dieses bald in den Besitz des freien Willens gelangt. Und darum hat die Erde von Zeit zu Zeit und an immer anderen Stellen solche Veränderungen zu erwarten, die immer ihren natürlichen Ursprung (Ursache) haben in der ständigen Tätigkeit der Elemente im Erdinneren. Dem wissenden Menschen sind also die Naturkatastrophen verständlich, denn er sieht nicht nur die irdische, sondern auch die geistige Notwendigkeit ein, und er wird immer darin ein Walten Gottes erkennen. Er weiß um die Notwendigkeit der Höherentwicklung des Geistigen, er weiß auch um den tiefen geistigen Zustand des Wesenhaften, das in der letzten Außenform die Erde belebt, und um die Möglichkeit einer Rettung für dieses.... Doch dem unwissenden Menschen ist ein Naturgeschehen, das große Zerstörungen zur Folge hat, unverständlich, und sie erkennen weder den geistigen noch den irdischen Wert einer solchen. Und voller Entsetzen werden sie daher sein, so sich das Erdinnere zu regen beginnt und sie völlig ohnmächtig dem Toben der Elemente ausgesetzt sind. Doch was bestimmt ist seit Ewigkeit, tritt unweigerlich ein, sowie der Schöpfer des Himmels und der Erde die Stunde für gekommen erachtet....
Amen
Vertaler