Welk voorrecht het stadium van de vrije wil voor het wezen betekent, herkent hij pas na zijn lichamelijke dood, als zijn lichamelijk omhulsel hem ontnomen is. Dan bevindt het zich of in een licht-, of in een krachteloze toestand, waar het zelf niets aan kan veranderen. Dan denkt het vol berouw en verlangen aan de toestand op aarde terug, waarin het de vrijheid van de wil niet goed benut heeft. Of het bevindt zich in een lichttoestand en denkt er in dankbaarheid aan, dat God hem de wilsvrijheid heeft laten behouden en dat deze hem de lichttoestand opgeleverd heeft.
Het besef van de onbenutte tijd op aarde zal voor het wezen in het hiernamaals heel bitter zijn, want iets niet meer te bezitten, wat hem in het aardse leven vrij stond, betekent voor de ziel in zekere zin een achteruitgang. En het kan niet naar believen de vrije wil weer toe-eigenen. Het moet veeleer in het hiernamaals eerst dat doen, wat hem wilskracht oplevert. De ziel moet andere hulpeloze zielen tot nut willen zijn. Pas dan komt het wezen weer in een staat, waarin het ook zijn wil kan gebruiken. Maar vaak gaat er een ondenkbaar lange tijd voorbij, terwijl in het aardse leven, bij juist gebruik van de wil, in korte tijd grote geestelijke resultaten behaald kunnen worden.
In het hiernamaals beseft de ziel, dat beiden haar op aarde ter beschikking stonden: vrijheid van de wil en de kracht om de wil uit te voeren, terwijl ze nu om die kracht moet worstelen en dat de aanvoer daarvan weer afhankelijk is van haar wil. Dat wil zeggen dat niet het verlangen naar kracht haar dit toevoert, maar pas de wil om deze kracht goed te gebruiken er moet zijn, voordat deze hem toe kan vloeien. En deze wil moet overeenstemmen met het gebod van de liefde. Pas dan staat haar de kracht om werkzaam te zijn in het hiernamaals ter beschikking.
Voor het aardse leven geldt er geen beperking voor de kracht, als de wil ernaar verlangt deze te gebruiken. Maar slechts zelden gebruikt de mens deze hem toekomende genade. Hij neemt wel de levenskracht in ontvangst, maar neemt genoegen met weinig, waar hem zo veel ter beschikking staat. Het besef hiervan veroorzaakt een kwellende toestand van berouw, die het wezen net zo lang kwelt tot hij door de wil om de hem door lichtwezens gegeven kracht voor de eveneens lijdende zielen te gebruiken om hen te helpen, nu voortdurend kracht in ontvangst kan nemen.
Nu begint het werkzaam zijn in liefde en dus de weg omhoog. Het probeert het gebrek, dat zijn aardse leven hem opgeleverd heeft, op te heffen en hij laat zijn wil werkzaam worden en vervult nu de taak, die de mens op aarde al had moeten vervullen: uit vrije wil werkzaam zijn in liefde. Want het werkzaam zijn in liefde maakt het wezen volkomen vrij.
Elke gebonden toestand is een kwelling, terwijl vrijheid zaligheid betekent. In het aardse leven is de toestand van gebondenheid al in zoverre losser gemaakt, dat het wezen een vrije wil heeft en al naar gelang deze wil zijn geestelijke toestand in het hiernamaals vorm kan geven en dus definitieve vrijheid of hernieuwde gebondenheid het lot van de ziel na de lichamelijke dood is.
Amen
VertalerWelche Vergünstigung für das Wesen das Stadium des freien Willens ist, das erkennt es erst nach seinem Leibestode, wenn ihm seine Körperhülle genommen ist. Dann befindet es sich entweder in einem licht- und kraftlosen Zustand, und es kann selbst nichts daran ändern.... dann denkt es voll Reue und Verlangen an den Zustand auf Erden zurück, in dem es die Freiheit des Willens nicht recht genützt hat.... oder es ist selbst im Lichtzustand und denkt dankbar daran, daß Gott ihm die Willensfreiheit belassen hat und daß diese ihm den Lichtzustand eingetragen hat. Das Erkennen der ungenützten Erdenzeit wird für das Wesen im Jenseits sehr bitter sein, denn es bedeutet dies gleichsam für die Seele einen Rückschritt, etwas nicht mehr zu besitzen, was ihm im Erdenleben freistand. Und es kann sich nicht nach Belieben den freien Willen wieder aneignen, es muß vielmehr im Jenseits erst das tun, was ihm die Willenskraft einträgt.... es muß die Seele anderen hilflosen Seelen nützen wollen, dann erst kommt das Wesen wieder in den Zustand, auch seinen Willen nützen zu können. Oft aber vergeht undenklich lange Zeit, während im Erdenleben bei rechter Nutzung des Willens in kurzer Zeit hohe geistige Erfolge erzielt werden können.... Im Jenseits erkennt die Seele, daß ihr beides auf Erden zur Verfügung stand, Freiheit des Willens und Kraft, den Willen auszuführen, während sie nun ringen muß um die Kraft und die Zufuhr derer wieder abhängig ist von ihrem Willen, d.h., daß nicht das Verlangen nach der Kraft ihr solche zuführt, sondern erst der Wille zur rechten Verwendung dieser Kraft da sein muß, bevor ihr solche zuströmen kann. Und dieser Wille muß dem Gebot der Liebe entsprechen, dann erst steht ihr die Kraft zum Wirken im Jenseits zur Verfügung. Für das Erdenleben gibt es keine Beschränkung der Kraft, wenn der Wille sie zu nützen begehrt, doch nur selten gebraucht der Mensch diese ihm zustehende Gnade.... Er nimmt wohl die Lebenskraft in Empfang, bescheidet sich jedoch mit wenigem, wo viel ihm zur Verfügung steht. Die Erkenntnis dessen löst einen qualvollen Reuezustand aus, der das Wesen so lange quält, bis es durch den Willen, die ihm durch Lichtwesen übermittelte Kraft für die mitleidenden Seelen zu verwenden, um ihnen zu helfen, nun ständig Kraft entgegennehmen kann. Nun setzt ein Wirken in Liebe ein und also der Aufstieg zur Höhe. Es sucht das Manko auszugleichen, das ihm sein Erdenleben eingetragen hat, und es läßt seinen Willen tätig werden und erfüllt nun die Aufgabe, die der Mensch auf Erden schon erfüllen sollte.... aus freiem Willen tätig sein in Liebe.... Denn nur das Wirken in Liebe macht das Wesen restlos frei. Jeder gebundene Zustand ist eine Pein, während die Freiheit Seligkeit bedeutet. Im Erdenleben ist der Zustand der Gebundenheit schon insofern gelockert, als das Wesen freien Willen hat und je nach diesem Willen sich seinen geistigen Zustand im Jenseits gestalten kann und also endgültige Freiheit oder erneute Gebundenheit das Los der Seele nach dem leiblichen Tode ist....
Amen
Vertaler