Vergelijk Kundgabe met vertaling

Meer vertalingen:

Gedachtenoverdracht – Werkzaam zijn van de lichtwezens

De aan God vijandige krachten beïnvloeden het denken van de mensen, die zonder God leven. Die God noch herkennen, noch vanuit zichzelf in de liefde actief zijn. Die noch God zoeken, noch het verlangen naar geestelijke kennis hebben. Die dus alleen maar aan de wereld toebehoren, dat wil zeggen vervuld zijn met puur materiële gedachten. Ze worden ook overeenkomstig hun verlangen bedacht. Er wordt beslag op hen gelegd door krachten, die eveneens ver van God verwijderd zijn en hun gedachten worden zo geleid, dat ze steeds verder van God afwijken en de mens tot steeds grotere liefdeloosheid aansporen, zoals ook tot een groter verlangen naar aardse goederen.

Dit is begrijpelijk, omdat de tegenstander van God ernaar streeft om het geestelijke voor zich te winnen en dit lukt hem alleen maar, wanneer de mens hetzelfde nastreeft, namelijk de materie, die het nog ver van God verwijderde in zich bevat. Het gedachtengoed van deze mensen zal daarom uitsluitend een aardse inhoud hebben, want zodra iets anders hen nabij gebracht wordt, zijn de slechte geestelijke krachten erg actief, doordat ze hen de nutteloosheid van aardse zijde proberen te presenteren.

De aan God vijandige kracht kan juist in zoverre succesvol op de gedachtewereld van dit mens inwerken, als deze zich graag bezighoudt met dat, wat bij de wereld hoort, omdat hij meestal aardse doelen nastreeft. En altijd staat er één groot doel tegenover de aardse doelen, waar de mens voor het aardse leven voor gesteld is: de toenadering tot God. Want dit vereist een terzijdestelling van al dat, wat aards begerenswaardig is.

Maar de tegenstander van God probeert al deze zaken op de voorgrond te zetten. Hij probeert de begeerte ernaar in de mensen op te wekken en hen te beïnvloeden om enkel deze aardse goederen na te streven. De werkzaamheid van de gedachten van zulke mensen zal alleen maar deze goederen betreffen en dan heeft de vijandige macht het spel gewonnen. Ze stellen geen geestelijke vragen en elke poging van goede geestelijke krachten of wetende mensen faalt, want hun wil is onderworpen aan de wil van de vijandige macht.

Hoe materiëler de mens nu ingesteld is, des te grotere invloed heeft deze macht, wat hieruit blijkt, dat het verkeerde denken en de verkeerde wil veel meer vertegenwoordigd is, zodat de meerderheid dus aardsgezind is en slechts weinig mensen geestelijk streven. Bijgevolg kan er geen opwaartse ontwikkeling opgetekend worden. Er treedt een totale geestelijke stilstand op. En het gevolg hiervan is een achteruitgang van de geestelijke ontwikkeling, zodra de mensheid niet naar het inzicht geleid wordt. De mensheid moet vertrouwd gemaakt worden met het godsbegrip. Ze moet gedwongen in een toestand komen, waar ze de mogelijkheid van het bestaan van God in overweging neemt en waar ze de aardse goederen als niet duurzaam leert beschouwen en nu zal weer een strijd beginnen van zowel de goede, alsook de slechte krachten, die de mensen via de gedachten naar de juiste weg leiden. Dat wil zeggen hen tot het inzicht leiden.

En de wil van de mens is doorslaggevend. Als hij zich weer naar de aardse goederen toekeert en dat, wat de wereld hem biedt, dan heeft hij zich opnieuw aan de beïnvloeding via de gedachten door de aan God vijandige krachten overgegeven en hij erkent hun heerschappij. Dan is zijn denken net als voorheen verkeerd. Het komt overeen met de wil van de tegenstander van God en vergroot de afstand tot Degene, Die door de mens nagestreefd moet worden gedurende de tijd van zijn gang over de aarde.

En dan heeft de tegenstander van God de zege behaald en de zielen teruggewonnen, die door de eindeloos lange gang over de aarde al aan zijn invloed en zijn macht onttrokken waren. En de laatste belichaming als mens heeft het wezen geen vooruitgang gebracht, maar levert hem een hernieuwde gevangenschap op, die ondenkbare tijden zal duren.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Peter Schelling

Gedankenübertragung.... Wirken der Lichtwesen....

Die Gott-gegnerischen Kräfte beeinflussen das Denken der Menschen, die ihr Leben ohne Gott leben.... die Gott weder erkennen noch aus sich selbst heraus liebetätig sind.... die weder Gott suchen noch das Verlangen haben nach geistigem Wissen.... die also nur der Erde angehören, d.h. erfüllt sind mit rein materiellen Gedanken. Sie werden auch bedacht ihrem Verlangen gemäß, sie werden von den Kräften mit Beschlag belegt, die gleichfalls Gott-fern sind, und ihre Gedanken werden so gelenkt, daß sie immer weiter von Gott abweichen und den Menschen zu vermehrter Lieblosigkeit veranlassen wie auch zu vermehrtem Begehren irdischer Güter. Es ist dies verständlich, da der Gegner Gottes danach strebt, das Geistige für sich zu gewinnen, und dies ihm nur dann gelingt, wenn der Mensch das gleiche anstrebt, nämlich die Materie, die noch Gott-Fernes in sich birgt. Das Gedankengut jener Menschen wird daher ausschließlich irdischen Inhalts sein, denn sowie ihnen etwas anderes nahegebracht wird, sind die schlechten geistigen Kräfte besonders tätig, indem sie ihnen die Nutzlosigkeit irdischerseits vorzustellen versuchen....

Die Gegenkraft Gottes kann gerade auf die Gedankenwelt dieses Menschen erfolgreich einwirken insofern, als dieser sich gern damit befaßt, was der Welt angehört, weil er zumeist irdische Ziele anstrebt. Und immer sind die irdischen Ziele dem einen großen Ziel entgegengesetzt, das dem Menschen für das Erdenleben gesteckt worden ist.... die Annäherung an Gott.... Denn diese fordert Hintenansetzung alles dessen, was irdisch begehrenswert ist. Der Gegner Gottes aber sucht alle diese Dinge in den Vordergrund zu rücken, er sucht im Menschen die Begierde danach zu erwecken und ihn zu beeinflussen, nur jene irdischen Güter anzustreben. Die Gedankentätigkeit solcher Menschen wird nun nur diesen Gütern gelten, und dann hat die Gegenkraft gewonnenes Spiel. Geistige Fragen stellen sie nicht, und jeder Versuch guter Geisteskraft oder wissender Menschen schlägt fehl, denn ihr Wille unterstellt sich dem Willen der Gegenkraft. Je materieller nun die Menschheit eingestellt ist, desto größeren Einfluß hat jene Kraft, was daraus ersichtlich ist, daß das verkehrte Denken und der verkehrte Wille weit mehr vertreten ist, daß also die Überzahl irdisch gesinnt ist und nur wenige Menschen geistig streben. Folglich kann eine Höherentwicklung nicht mehr verzeichnet werden. Es tritt ein totaler geistiger Stillstand ein, dessen Folge ein Rückgang der geistigen Entwicklung ist, sowie die Menschheit nicht noch zum Erkennen geleitet wird. Es muß der Menschheit der Gottbegriff nahegebracht werden.... sie muß zwangsweise in eine Lage kommen, wo sie die Möglichkeit der Existenz Gottes in Erwägung zieht und wo sie die irdischen Güter als unbeständig betrachten lernt, und nun wird wieder ein Ringen einsetzen sowohl der guten als auch der schlechten Kräfte, die den Menschen gedanklich auf den rechten Weg zuleiten, d.h. sie zur Erkenntnis zu führen.... Und der Wille des Menschen ist entscheidend.... Wendet er sich wieder den irdischen Gütern zu und dem, was die Welt ihm bietet, so hat er sich erneut den gedanklichen Einflüssen der gottgegnerischen Kräfte hingegeben und erkennt ihre Herrschaft an.... Dann ist sein Denken nach wie vor irrig, es entspricht dem Willen des Gegners von Gott und vergrößert die Entfernung von Dem, Der angestrebt werden soll vom Menschen während der Zeit seiner Erdenlaufbahn. Und dann hat der Gegner Gottes den Sieg davongetragen und die Seelen zurückgewonnen, die durch den endlos langen Gang auf Erden schon seinem Einfluß und seiner Macht entronnen waren.... Und es hat dem Wesen die letzte Verkörperung als Mensch keinen Fortschritt gebracht, sondern trägt ihm erneute Gefangenschaft durch undenkliche Zeiten hindurch ein....

Amen

Vertaler
This is an original publication by Bertha Dudde