Tijden van nood zijn ook tijden van genade, want God in Zijn liefde spant Zich onophoudelijk in om de mensen redding te brengen en Hij gebruikt alle middelen om Zich kenbaar te maken, opdat ze de weg naar Hem vinden en gered worden van de dood en het verderf. Elk leed is een genade, want het is een middel, waarvan God Zich bedient om het denken van de mens te veranderen. God klopt op de harten van de mensen. Hij brengt Zichzelf in hun nabijheid en wacht totdat ze Hem roepen, zodat ze Hem binnen kunnen laten in hun harten om dan met Zijn genade en liefde verder te kunnen werken. Want Gods liefde houdt nooit op. Ze wordt niet beperkt, zoals de liefde van de mens. Ze is zonder einde en betreft eeuwig alleen maar Zijn schepselen, die uit Hem zijn en voor hun eigen geluk naar Hem terug moeten keren.
Dat de mensen deze liefde niet herkennen, is alleen maar het gevolg van hun ver van God verwijderde toestand, die hen blind maakt voor het goddelijke. God houdt rekening met deze toestand en Hij bedenkt de mensen overeenkomstig hiermee. Maar Hij laat hen nooit zonder hulp en alles, wat Hij hen laat overkomen om hen naar Zich toe te leiden, zijn genaden die door Zijn liefde aangeboden worden om hen voor altijd terug te winnen.
En als de mens niet volledig verhard en liefdeloos geworden is, blijven deze genaden ook niet zonder effect. Alleen moeten deze genaden altijd de vrije wil van de mens onaangetast laten. Dat wil zeggen dat elke dwang weggenomen moet zijn. Het moet de mens vrijgelaten blijven om de genaden op zich in te laten werken. Zijn wil mag op geen enkele manier overgehaald worden tot een andere levenswijze, omdat het wezen anders onvrij zou zijn en dit de opwaartse ontwikkeling van de ziel onmogelijk zou maken. En daarom is het lijden enorm zegenrijk, omdat daardoor de mens vaak uit eigen beweging naar God toekeert en zo een genade gebruikt, die Gods liefde hem biedt.
Amen
VertalerI tempi di miseria sono anche tempi di Grazia, perché Dio nel Suo Amore Si sforza costantemente di portare la salvezza agli uomini e per questo Egli impiega tutti i mezzi per renderSi a loro ricono-scibile, affinché Lo trovino e siano salvati dalla morte e dalla rovina; ogni sofferenza è una Grazia, perché è un mezzo di cui Si serve Dio per cambiare il pensare degli uomini. Egli bussa ai loro cuori, Egli Stesso Si porta loro vicino ed attende che Lo invochino, che Lo facciano entrare nei loro cuori per poter continuare ad operare con la Sua Grazia ed il Suo Amore. Perché l’Amore di Dio non cessa mai, non è limitato come l’amore degli uomini, è senza fine ed è rivolto eternamente solo alle Sue creature che sono procedute da Lui e che devono ritornare a Lui per la loro propria felicità. Che gli uomini non riconoscono questo Amore, è solo la conseguenza del loro stato di lontananza da Dio che li rende ciechi per il Divino. Dio tiene conto di questo stato e provvede rispettivamente gli uo-mini, ma non li lascia mai senza Aiuto e tutto ciò che Egli manda su loro per ricondurli a Sé Stesso, sono Grazie offerte dal Suo Amore per riconquistarli per sempre. E se l’uomo non è diventato to-talmente indurito e disamorevole, queste Grazie non sono nemmeno senza effetto. Devono sempre soltanto lasciar intoccata la libera volontà dell’uomo, cioè dev’essere esclusa ogni costrizione, l’uomo dev’essere libero di voler lasciar agire su di sé la Grazia, la sua volontà non dev’essere de-terminata in nessun modo per un’altra conduzione di vita, altrimenti l’esser sarebbe non-libero e questo escluderebbe uno sviluppo dell’anima verso l’Alto. Perciò la sofferenza è immensamente benefica, perché con ciò l’uomo si rivolge a Dio per propria spinta e così utilizza una Grazia che gli offre l’Amore di Dio.
Amen
Vertaler