Het besef van een verkeerd geleefde gang over de aarde is onnoemelijk bitter voor de ziel, die nu geen lichaam meer heeft, en het brengt haar meestal in een toestand van berouw, die kwellend en tegelijkertijd ontmoedigend is. Want ze ziet zich nu van elke mogelijkheid beroofd om het verzuimde in te halen, omdat ze voelt dat ze krachteloos is. De mogelijkheden om zich opwaarts te ontwikkelen in het hiernamaals kent ze nog niet, want de kennis daarvan is pas een gevolg van een volledige verandering van het denken.
Wat haar op aarde ontbrak, was de liefde, die in goede daden tot uitwerking zou komen en deze ontbrekende liefde is de oorzaak van haar huidige kwellende toestand. Als ze in het hiernamaals opwaarts wil gaan, dan moet ze eerst het haar ontbrekende liefdesgevoel opwekken. De nood van de meelijwekkende zielen moet zo’n effect op haar hebben, dat ze gedienstig wordt en hun nood probeert te verminderen.
Maar voor die tijd is een verbetering van haar toestand onmogelijk en er gaat vaak een onvoorstelbaar lange tijd voorbij, voordat zo’n ziel besluit om in liefde te gaan dienen. De eigenliefde van deze zielen is meestal zo groot, dat ze alleen maar aan hun eigen lijden denken en ze voor de nood van de andere zielen geen medeleven hebben. En dan kunnen ze niet bevrijd worden uit de huidige toestand, want de wet van de liefde moet vervuld worden. Dit is en blijft de eerste voorwaarde voor de vooruitgang van de ziel.
En toch kan de weg omhoog zo gemakkelijk bewandeld worden, wanneer deze zielen zich met elkaar in verbinding stellen en gezamenlijk hun nood proberen te verminderen. Want de wil daartoe levert hun al kracht op, die hun door de lichtwezens gegeven wordt, die acht slaan op elk liefhebbend gevoel en onmiddellijk klaar staan om hen te helpen. Dit wederzijdse helpen bestaat niet uit aardse werkzaamheid, maar veeleer in het uitwisselen van hun ervaringen en in het op willen helderen.
Begrijpelijkerwijs is dat laatste alleen maar mogelijk, als de ziel over kennis beschikt, want wat ze geven wil, moet ze eerst bezitten. En deze kennis is bij zulke zielen nog heel gering en daarom is de bereidheid om hulp te geven nog heel minimaal. Dus moet de ziel het verlangen hebben om haar kennis te vergroten om de andere zielen te kunnen helpen. Dan wordt haar overeenkomstig dit verlangen kennis gegeven. Er wordt haar gelegenheid geboden om deel te nemen aan onderrichtingen en als ze door de eigen nood niet geheel verhard is, neemt ze elke gelegenheid waar, want ze voelt met het in ontvangstnemen van zulke onderrichtingen ook een toename van kracht en een verminderen van de eigen nood.
Als de ziel eenmaal deze weg ingeslagen heeft, dan streeft ze onvermijdelijk opwaarts, want het maakt haar dan gelukkig om weg te kunnen geven en ze heeft nu deel aan de nood van andere zielen. Dat wil zeggen dat ze andere zielen probeert te helpen. Dit onderwijzen van de zielen die nog minder kennis hebben, is een gelukkig makende toestand, die haar tot steeds actievere werkzaamheid aanzet. Bijgevolg komt de nood van haar ziel tot een einde op het moment, waarop ze zich met erbarmen naar de meelijwekkende zielen toekeert.
En aan deze verandering van hun denken en willen, die de ziel de bevrijding oplevert, kunnen de mensen eindeloos veel bijdragen, wanneer ze in het gebed innig aan degenen denken, die zich niet uit eigen kracht uit de kwellende toestand van hun eigenliefde kunnen verlossen. Wanneer ze deze zielen kracht geven door hun gebed en daardoor de weg omhoog toegankelijk voor hen maken. Een door het gebed verloste ziel bedankt de mens duizendmaal, dat deze haar hulp verleend heeft tijdens de volledige wilszwakte en haar verkeerde denken. En met haar de vele zielen, die door deze hulp eveneens van hun grote nood verlost worden.
Amen
VertalerThe realization of a wrongly lived earthly life is unspeakably bitter for the soul, which is now without a body, and usually puts it into a state of remorse which is agonizing and at the same time discouraging. For it now sees itself deprived of every opportunity to make up for what it has missed, because it feels that it is powerless. It is not yet aware of the possibilities for higher development in the beyond, for the knowledge of this is only a consequence of a complete change of heart. What it lacked on earth was love, which expressed itself in good deeds, and this lack of love is the cause of its now agonizing state. If it wants to reach the heights in the hereafter, it must first awaken the feeling of love it lacked. The hardship of the souls suffering with it must have such an effect on it that it becomes willing to serve and tries to alleviate this hardship for them. Before that, however, an improvement of their situation is impossible and often unimaginably long times pass before such a soul decides to serve in love. These souls' selfish love is usually so great that they only think of their own suffering and have no sympathy for the hardship of other souls, and then they cannot be released from their present state, for the law of love has to be fulfilled, this is and remains the first condition for spiritual progress. And yet the path upwards can be climbed so easily if these souls make contact with each other and try to alleviate their hardship together. For the will to do so already provides them with strength, which is imparted to them by the beings of light who respect every loving feeling and are immediately willing to help them. This mutual help does not consist of earthly activity but rather of exchanging their experiences and wanting to enlighten them. Understandably, the latter is only possible if the soul has knowledge, for it must first possess what it wants to give. And this knowledge is still very limited in such a soul, hence the willingness to help is also very minimal. Thus the soul must have the desire to increase its knowledge in order to be able to help the other souls. Then knowledge will be imparted to it in accordance with this desire, it will be offered the opportunity to participate in teachings, and if it is not completely hardened by its own hardship it will seize every opportunity, for by accepting such teachings it will also experience an increase in strength and a lessening of its own hardship. Once the soul has taken this path, it will inevitably strive upwards, for it is then happy to be able to give and will now share in the other souls' hardship, i.e. it will try to help them. This teaching of the souls, which are even less knowledgeable, is a happy state which drives them to ever more active endeavours; consequently, their soul's distress comes to an end at the moment when they compassionately turn to the souls suffering with them. And people can contribute infinitely to this change in their thinking and will, which brings liberation to the soul, if they sincerely remember in prayer those who are unable to redeem themselves from the agonizing state of self-love by their own efforts, if they impart strength to these souls through their prayer and thereby make the path upwards accessible to them. A soul redeemed through prayer thanks the human being a thousandfold for having granted it assistance in complete weakness of will and wrong thinking. And with it the many souls who are likewise relieved of their great need through this help....
Amen
Vertaler