God is de liefde en Hij zal vol mededogen zijn met al het wezenlijke, dat nog een vonk van liefde in zich draagt, omdat deze liefdesvonk Zijn deel is van eeuwigheid af en God niets verloren laat gaan, wat uit Hem voortgekomen is. En Zijn zorg gaat daarom eeuwig naar dit geestelijke uit, dat Hij tot binnen de stroomkring van Zijn liefde probeert te leiden, opdat de liefdesvonk groter wordt en vanzelf naar Hem, naar zijn oorsprong, verlangt.
De toename van deze goddelijke liefdesvonk is echter een daad van de wilsuiting van het geestelijke. Dat wil zeggen dat diens wil actief moet worden om de uitstraling van liefde van God in ontvangst te kunnen nemen en in zichzelf werkzaam te kunnen laten worden. Maar als deze wil faalt, dan wijst het wezenlijke de liefde van God af. Hij gebruikt niet wat hem in liefde aangeboden wordt. Het geestelijke wijst de liefde van God af en hiermee God Zelf. En dan stopt de goddelijke liefde ermee om werkzaam te zijn. Ze trekt zich van het wezen terug en dat betekent volledige verstarring van dat, wat onder de inwerking van de goddelijke liefde nog tot leven in staat was. Dat wil zeggen werkzaam kon zijn. Dit verstarren van het geestelijke, dat van elke liefde gespeend is en dus geen verbinding met God meer heeft, treedt dus door de wil van het geestelijke zelf op.
En toch laat God het niet geheel vallen. Dat wil zeggen dat Hij hem na een eindeloos lange tijd opnieuw de mogelijkheid geeft om zich voor de liefde van God waardig te maken en het contact met God weer tot stand te brengen. Want Zijn liefde duurt eeuwig en zelfs de tijd van volledige duisternis en verbanning in de meest vaste materie is een daad van de liefde van God, omdat daardoor het verlangen naar licht en vrijheid in het wezenlijke opgewekt moet worden, wat de eerste voorwaarde is om het ooit te bereiken.
Maar licht en vrijheid is de gelukstoestand, waarnaar verlangd moet worden. Dat wil zeggen nagestreefd moet worden om eens de meest volledige zaligmaking van dit wezen te zijn. Een gedwongen wezen zou nooit de graad van gelukzaligheid kunnen bereiken, want de volledige wilsvrijheid is een voorwaarde voor de grootste gelukzaligheid. Maar God wil in Zijn liefde het wezenlijke zich naar deze gelukzaligheid toe laten keren en wanneer het wezen zelf door een gebrek aan kennis zich tegen de schenking van deze gelukzaligheid verzet, dan is zijn wil alleen maar te veranderen door een duizenden jaren durende gevangenschap, die weer alleen maar zijn grond heeft in de liefde van God.
Want God kan niet anders dan vol liefde naar dat toegekeerd zijn, wat uit Hem voortgekomen is, want als zijn liefde op zou houden, zou ook het geschapene ophouden te bestaan. Bijgevolg kan de liefde van God voor Zijn schepselen nooit ontkend worden, zolang dit wezenlijke zich nog in de schepping belichamen kan, ofschoon ook vooralsnog in het hardste gesteente.
Want Zijn liefde probeert altijd de opwaartse gang van het geestelijk te bevorderen en Hij weet werkelijk, wanneer en hoe dit mogelijk is en wanneer de mogelijkheden niet gebruikt worden in het stadium als mens. En dan brengt Zijn eindeloze liefde Hem er weer toe om dat te vernietigen, wat doelloos geworden is door de wil van de mens. Want het wezen moet dan opnieuw de hardste gevangenschap doorstaan om eens toch de gelukzaligheid in de volste vrijheid te kunnen bereiken.
Amen
VertalerDio E’ l’Amore e Sarà colmo di Compassione verso tutto l’essenziale che porta ancora in sé una scintilla d’amore, perché questa scintilla d’amore è la Sua Parte sin dall’Eternità e Dio non lascia andare perduto nulla che è da Lui. Perciò la Sua Provvidenza è rivolta eternamente a questo spirituale che Egli cerca di condurre nella cerchia della Corrente del Suo Amore, affinché la scintilla d’amore venga aumentata e desideri Lui Stesso la sua Origine. L’aumento di questa scintilla d’amore è però un atto della manifestazione della volontà dello spirituale, cioè la sua volontà dev’essere attiva per ricevere l’Irradiazione di Dio e lasciarla agire su di sé. Ma se fallisce questa volontà, allora l’essenziale rifiuta l’Amore di Dio; non utilizza ciò che gli viene offerto dall’Amore. Lo spirituale respinge l’Amore di Dio e con ciò Dio Stesso ed allora l’Amore divino cessa di agire, Si ritira dall’essere e questo significa un totale irrigidimento di ciò che era ancora capace di vivere sotto l’influenza dell’Amore divino, cioè che poteva essere attivo. Quest’irrigidimento dello spirituale subentra quindi attraverso la volontà dello spirituale stesso che è privo di qualsiasi amore e così non ha più nessun contatto con Dio. E malgrado ciò Dio non lo lascia cadere del tutto, cioè dopo un tempo infinitamente lungo gli dà nuovamente la possibilità di rendersi degno dell’Amore di Dio e di ristabilire il contatto con Lui. Perché il Suo Amore dura in eterno e persino il tempo della totale oscurità e dannazione nella solidissima materia è un Atto d’Amore di Dio, perché con ciò dev’essere risvegliato nell’essenziale il desiderio per la Luce e la libertà, che è la prima condizione per ottenerle. Luce e libertà però è lo stato di Beatitudine che dev’essere desiderato, a cui si deve aspirare, per essere una volta la pienissima felicità di questo essenziale. Un essere costretto non potrebbe mai raggiungere il grado di Beatitudine, perché per la più sublime Beatitudine è premessa la libertà della volontà. Dio nel Suo Amore però vuole rivolgere all’essenziale questa Beatitudine e quando l’essere stesso si oppone contro il rivolgimento di questa Beatitudine per mancanza di conoscenza, la sua volontà può essere cambiata solo attraverso la prigionia che dura millenni, che ha di nuovo per motivazione solo l’Amore di Dio. Perché Egli Stesso non Si può rivolgere diversamente pieno d’Amore a ciò che è da Lui, perché se il Suo Amore cessasse, anche ciò che è creato cesserebbe di essere. Di conseguenza l’Amore di Dio non può mai essere rinnegato alle Sue creature, finché questo essenziale si può ancora incorporare nella Creazione, anche se dapprima nella pietra più dura. Perché il Suo Amore cerca sempre di promuovere il cammino verso l’Alto dello spirituale e sa davvero quando e come questo è possibile e quando le possibilità rimangono inutilizzate nello stadio come uomo. Ed allora Lo determina di nuovo il Suo infinito Amore per la distruzione di ciò che è diventato senza scopo attraverso la volontà dell’uomo, perché allora l’essere deve nuovamente subire la prigionia più dura, per poter giungere una volta comunque alla Beatitudine nella pienissima libertà.
Amen
Vertaler