Vergelijk Kundgabe met vertaling

Meer vertalingen:

Opwaartse ontwikkeling en mislukking

Alles in de wereld heeft zijn tijd. Dat wil zeggen dat al het zichtbare in een bepaalde volgorde zijn opwaartse ontwikkeling door moet maken en de tijdsduur van deze opwaartse ontwikkeling is door God sinds eeuwigheid vastgelegd. Het wezenlijke kan echter in het stadium van de vrije wil de tijd van de opwaartse ontwikkeling verkorten, zodra hij ernstig naar de rijpheid van de ziel streeft. Bijgevolg staat de tijdsduur, die de mens nodig heeft om zich te ontwikkelen, hem volledig vrij. Hij wordt niet gedwongen om te leven, zoals het voor de rijpheidsgraad van de mens bevorderlijk is. Hij moet zelf de gevolgen dragen, doordat de hem ter beschikking gestelde tijd voorbijgaat, zonder hem de opwaartse ontwikkeling van de ziel opgeleverd te hebben.

De mens kan deze tijd niet naar believen verlengen en omdat hij helemaal niet weet, hoeveel tijd Gods genade hem verleend heeft om rijp te worden, moet hij er des te ijveriger op bedacht zijn om een zo hoog mogelijke rijpheidsgraad op aarde te bereiken. De lichamelijke dood beëindigt dan elke mogelijkheid op aarde om geestelijk te rijp te worden. En ofschoon er in het hiernamaals nog de mogelijkheid geboden wordt tot vervolmaking van de ziel, zal ze steeds met zelfverwijt aan deze tijd op aarde denken, omdat ze verzuimd heeft ernaar te streven, toen ze nog in het volledige bezit van haar kracht was.

God heeft de wil van de mensen zodoende tot nog toe de vrijheid gelaten, doordat Hij ook die mensen het leven liet behouden, die Hem afvallig waren geworden. En Hij zal hen ook in de toekomst niet dwingen om Zijn leer aan te nemen, maar Hij heeft grenzen gesteld aan de tijd voor de verlossing, doordat Hij deze tijd van eeuwigheid af begrensd heeft. Want Hij zag de wil van de mensen en wist van eeuwigheid af, dat de wil die genadetijd voor de verlossing niet zou gebruiken. En zodoende ontneemt Hij de mensen het leven en met het leven ook de verdere mogelijkheid van een geestelijke opwaartse ontwikkeling, omdat ze het niet meer waarderen en als genade van God herkennen.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Peter Schelling

Höherentwicklung und Versagen....

Alles in der Welt hat seine Zeit, d.h., alles Sichtbare muß in einer bestimmten Reihenfolge seine Höherentwicklung durchmachen, und die Zeitdauer dieser Höherentwicklung ist von Gott seit Ewigkeit festgelegt. Es kann jedoch das Wesenhafte im Stadium des freien Willens die Zeit der Höherentwicklung verkürzen, sowie es ernsthaft die seelische Reife anstrebt. Folglich ist die Zeitdauer der Entwicklung als Mensch diesem völlig freigestellt; er wird nicht gezwungen, zu leben, wie es dem Reifegrad des Menschen förderlich ist; er hat aber selbst die Folgen zu tragen, indem die ihm zur Verfügung gestellte Zeit vergeht, ohne ihm die Höherentwicklung der Seele eingetragen zu haben. Es kann der Mensch diese Zeit nicht beliebig verlängern, und da er überhaupt nicht weiß, wie lange Zeit ihm Gottes Gnade zum Ausreifen gewährt, muß er desto eifriger darauf bedacht sein, einen möglichst hohen Reifegrad auf Erden zu erreichen. Der Leibestod beschließt dann jede Möglichkeit auf Erden, geistig zu reifen, und ob auch im Jenseits noch Gelegenheit geboten wird zur Vervollkommnung der Seelen, sie wird stets mit Selbstvorwürfen jener Zeit auf Erden gedenken, da sie unterlassen hat zu streben, als sie noch im Vollbesitz ihrer Kraft war. Gott hat dem Willen des Menschen also bisher die Freiheit gelassen, indem Er auch den Menschen das Leben erhielt, die Ihm abtrünnig geworden waren. Und Er wird ihn auch fernerhin nicht zwingen zur Annahme Seiner Lehre, aber der Zeit der Erlösung hat er Schranken gesetzt, indem Er diese Zeit von Ewigkeit begrenzt hat.... Denn Er sah den Willen der Menschen und wußte es von Ewigkeit, daß der Wille die Gnadenzeit der Erlösung nicht nützen würde. Und also nimmt Er den Menschen das Leben, das sie nicht mehr würdigen und als Gnade Gottes erkennen, und mit dem Leben auch die fernere Möglichkeit einer geistigen Höherentwicklung....

Amen

Vertaler
This is an original publication by Bertha Dudde