• Terug

De strijd van het licht tegen de duisternis

Alles wat vol licht is, is in strijd met de duisternis, ofschoon het strijden van de lichtwezens alleen maar uit een onvermoeibare werkzaamheid in liefde bestaat, moet het toch een strijd genoemd worden, omdat het zijn doel is om de duisternis te overwinnen. Dat wil zeggen haar geleidelijk door licht te verdringen. Deze strijd vergt veel liefde en geduld, omdat er door de tegenpartij het grootste verzet tegenover dit strijden gezet wordt en er daarom steeds weer geprobeerd moet worden om dit verzet te overwinnen.

Maar er is niets wat voor de lichtwezens te moeilijk zou zijn of hun liefde af zou kunnen zwakken. Steeds zal het medelijden met de lichtloze zielen de lichtwezens tot de grootste activiteit aanzetten, die in een voortdurend onderwijzen en willen overtuigen tot uitdrukking komt, want ze kennen de martelende toestand van de wezens, die nog onder invloed van de tegenstander staan en ze zouden hen graag veranderen, omdat ze niet anders kunnen, dan goed doen aan alle wezens en daarom ook hun gebrek aan kennis op zouden willen heffen. Bijgevolg moeten ze tegen de onwetendheid ten strijde trekken. Ze moeten strijden tegen elke valse leer, tegen elke valse interpretatie van het goddelijke woord. Ze moeten ook de lethargie van de zielen proberen te veranderen in een ijverig observeren van degenen, die hen naderen.

De lichtwezens oefenen net zo lang hun invloed op het onvolmaakte wezen uit, zolang deze zich niet koppig verzet. De nood en de kwellingen van de lichtloze wezens zal altijd de erbarmende liefde van de lichtwezens vinden. Dat wil zeggen dat de liefde van deze wezens altijd bereid zal zijn om hen te helpen.

Maar verzet hindert de lichtwezens om hen liefhebbend naderbij te komen. Zodoende verspelen de onvolmaakte wezens zelf de hulp, als ze hen afwijzen. Dan is de verlossende werkzaamheid van de lichtwezens een onmogelijkheid geworden. Nochtans laten ze niet na in zoverre hun best te doen, dat ze op elke opwelling letten, waarin het wezen voor een lichtstraal toegankelijk is en ze gebruiken zo’n opwelling om opnieuw in liefde werkzaam te zijn.

Maar omdat de liefde een aanzienlijk sterker wapen is in de strijd om dit wezen, worden talloze wezens aan de duisternis ontworsteld en naar het lichtrijk geleid, want de liefde is in staat om het buitengewone tot stand te brengen en enkel de afwijzende wil, dat wil zeggen het bewuste onderwerpen aan de wil van de duistere macht, elimineert een werkzaam zijn in liefde van deze wezens. De strijd van het licht tegen de duisternis duurt eeuwig, maar het rijk van het licht vergroot zich eeuwig, terwijl het rijk van de duisternis aan grootte en macht verliest.

Amen

Kampf des Lichtes gegen die Finsternis....

Alles Lichtvolle steht im Kampf mit der Finsternis, wenngleich das Kämpfen der Lichtwesen nur in nimmermüder Liebetätigkeit besteht, so muß es doch Kampf genannt werden, denn sein Ziel ist, die Finsternis zu besiegen, d.h., sie allmählich durch Licht zu verdrängen. Dieser Kampf erfordert große Liebe und Geduld, weil von der Gegenseite der größte Widerstand diesem Ringen entgegengesetzt wird und daher immer wieder versucht werden muß, diesen Widerstand zu besiegen. Es gibt aber nichts, was den Lichtwesen zu mühevoll wäre oder ihre Liebe abschwächen könnte; immer wird das Erbarmen mit den lichtlosen Seelen die Lichtwesen antreiben zu höchster Tätigkeit, die sich äußert in ständigem Belehren und Überzeugen-Wollen, denn sie wissen um den qualvollen Zustand der Wesen, die noch unter dem Einfluß des Widersachers stehen, und möchten ihn ändern, weil sie nicht anders können als allen Wesen Gutes tun und daher auch ihr mangelndes Wissen beheben möchten. Folglich müssen sie gegen die Unwissenheit zu Felde ziehen. Sie müssen kämpfen gegen jegliche falsche Lehre, gegen jede falsche Auslegung des göttlichen Wortes.... sie müssen auch die Lethargie der Seelen zu wandeln versuchen in ein eifriges Beobachten derer, die sich ihnen nahen. Die Lichtwesen üben so lange ihren Einfluß aus auf das unvollkommene Wesen, wie dieses sich nicht hartnäckig widersetzt. Die Not und Qual des lichtlosen Wesens wird immer die erbarmende Liebe der Lichtwesen finden, d.h., die Liebe dieser Wesen wird immer bereit sein, ihnen zu helfen. Jedoch Widerstand hindert die Lichtwesen, liebend sich zu nahen, also es verscherzen sich die unvollkommenen Wesen selbst den Beistand, wenn sie ihn ablehnen. Es ist dann die erlösende Tätigkeit für die Lichtwesen eine Unmöglichkeit geworden. Dennoch lassen sie nicht nach in ihren Bemühungen insofern, als daß sie jeder Regung achten, in der das Wesen einem Lichtstrahl zugänglich ist, und sie nützen solche Regung zu erneutem Liebeswirken. Da die Liebe aber eine ungleich stärkere Waffe ist im Kampf um die Wesen, werden der Finsternis unzählige Wesen abgerungen und dem Reich des Lichtes zugeführt, denn die Liebe vermag Außerordentliches zu leisten, und nur der abweisende Wille, d.h. das bewußte Unterwerfen unter den Willen der finsteren Macht, schaltet ein Liebeswirken jener Lichtwesen aus. Der Kampf des Lichtes gegen die Finsternis währet ewig, doch ständig vergrößert sich das Reich des Lichtes, während das Reich der Finsternis an Größe und Macht verliert....

Amen