Elke geestelijke gedachte brengt de verbinding met de wereld aan de overkant tot stand. Elke geestelijke gedachte is een uiting van kracht van de geestelijke vrienden, wier werkzaamheid erin bestaat om kracht te geven aan wezens, die krachteloos zijn. Want kennis is kracht en de wezens in het hiernamaals, die kennis hebben, willen deze kennis in de vorm van gedachten ook op de mensen overdragen, hun dus antwoord geven op vragen, die ze via de gedachten op wetende krachten richten, ofschoon ze hier ook niet bewust om verzoeken.
De mens stelt onbewust vragen, zodra hij over iets nadenkt, waar hij geen kennis van heeft. Als hij nu een tijd bij een vraag stil blijft staan, komen de wetende krachten in actie. Ze fluisteren de mens via de gedachten het antwoord in. Dat wil zeggen dat gedachten op de mens toespringen en omdat hij over het wezen van de gedachten nog niet geïnformeerd is, ziet hij zichzelf als de schepper van deze gedachten en het resultaat als het product van zijn eigen verstand. Nochtans bouwt hij op deze gedachten verder. Zodoende blijft hij met de gevende wezens in het hiernamaals in verbinding. Hij wordt door hen onderwezen, terwijl hij gelooft het vraagstuk, dat hem aanleiding tot deze vraag gaf, verstandsmatig opgelost te hebben.
Wat de gedachte echt is, kan de mens niet zo begrijpelijk verklaard worden en daarom stuiten juist deze bekendmakingen vaak op weerstand. Het ontstaan van het werk wordt aan het eigen denken toegeschreven en daarom wordt ook aan de geloofwaardigheid getwijfeld van dat, wat boven elke twijfel verheven is. En pas wanneer het de mens duidelijk wordt wat betreft de gedachten, kent hij een diepere waarde aan deze boodschappen toe.
En toch zal de mens de krachtschenking zelf gewaar kunnen worden, want als hem gedachten die met de waarheid overeenstemmen, toegestuurd worden, ervaart zijn ziel dit als weldadig en dit spoort zijn wil aan om de medemensen het resultaat van zijn denken mede te delen en zodoende werkt de mens nu eveneens als schenker van kracht, doordat hij de kennis doorgeeft, dat in wezen eigenlijk kracht uit God is.
Kracht spoort tot activiteit aan. Bijgevolg zal niemand die kracht ontvangt, inactief kunnen zijn. Elke gedachte, die uit het geestelijke rijk aan de mensen gegeven wordt, zal de mens ertoe brengen om daarover te spreken. En zo stelt de mens zich onbewust in dienst van het rijpe geestelijke, doordat hij aan de verspreiding van dat bijdraagt, wat wetende krachten hem overgedragen hebben. Derhalve staat de aardse wereld voortdurend met de geestelijke wereld in verbinding, want deze laatste grijpt elke gedachte vast en probeert deze te beantwoorden, zodra de vragende langere tijd bij zijn vraag stil blijft staan.
Amen
VertalerOgni pensiero spirituale stabilisce il contatto con il mondo dell’aldilà, ogni pensiero spirituale è una manifestazione di Forza degli amici spirituali, la cui attività consiste nel fatto di trasmettere la Forza agli esseri che sono deboli. Perché il sapere è una Forza, e gli esseri dell’aldilà che si trovano nella conoscenza, vogliono trasmettere il sapere anche agli uomini in forma di pensieri, che quindi danno loro le risposte a domande, che loro rivolgono mentalmente a delle Forze sapienti, anche se non richiedono coscientemente la risposta. L’uomo pone inconsciamente delle domande, appena riflette su qualcosa, che si sottrae al suo sapere. Se ora si sofferma più a lungo su una questione, allora delle Forze sapienti entrano in azione, sussurrano mentalmente la risposta agli uomini, cioè all’uomo sorgono dei pensieri, e dato che non è ancora informato sull’essenza del pensiero, vede sé stesso come autore di questo pensiero ed il risultato come il prodotto del proprio intelletto. Ciononostante edifica di nuovo su questi pensieri, cioè rimane in contatto con gli esseri donanti dell’aldilà, egli viene istruito da loro, mentre crede di aver risolto in modo intellettuale il problema, che lo ha indotto a quella domanda. Quello che il pensiero è realmente, non può essere spiegato così in conciso agli uomini, e perciò proprio questi annuncia incontrano sovente la resistenza. Il sorgere dell’opera viene sottoposto al proprio pensare, e perciò viene anche messo in dubbio la credibilità di ciò che è al di fuori di ogni dubbio. E soltanto quando l’uomo si rende conto chiaramente sull’essere del pensiero, allora attribuisce a queste comunicazioni un valore più profondo. E comunque l’uomo potrà sentire lui stesso la trasmissione di Forza, perché quando gli giungono dei pensieri corrispondenti alla Verità, la sua anima lo percepisce come beneficio, e lei stimola la sua volontà, di comunicare ai prossimi il risultato del suo pensare, e così ora l’uomo agisce pure come donatore di Forza, mentre dà ad altri il sapere, che in fondo è la Forza di Dio. La Forza stimola all’azione, di conseguenza nessuno che riceve la Forza, potrà essere inattivo. Ogni pensiero, che viene trasmesso agli uomini dal Regno spirituale, stimolerà colui a parlarne, e l’uomo si mette inconsciamente al servizio dello spirituale maturo, mentre contribuisce alla diffusione di ciò che delle Forze sapienti gli trasmettono. Di conseguenza il mondo terreno è costantemente in contatto con il mondo spirituale, perché l’ultimo afferra ogni pensiero e cerca di rispondere, appena l’interrogante rimane più a lungo con la sua domanda.
Amen
Vertaler