De weinige mensen aan wie de geest van God zich openbaart, zijn uitverkozen om buitengewone kennis te ontvangen en daarom zullen dezen zo vaak op verzet of ongeloof stuiten, omdat deze kennis niet met de wereldse kennis overeenstemt en ook de kennis overtreft van degene, die geestelijke kennis uit boeken in ontvangst neemt en gelooft de juiste kennis te hebben. God erkent wel diens wil en Hij probeert hem ook meer kennis te geven, maar de mens is door de kennis, die hij bezit, arrogant van geest.
Hij zal in de waarheid staan, zodra hij God om opheldering vraagt en zich via de gedachten door God laten onderwijzen. Maar meestal wordt kennis van mensen overgenomen, die naast waarheid ook vergissingen bevat. En de mens is niet geneigd zich aan dwaling over te geven. Dat wil zeggen dat hij geen onderricht accepteert, die hem het mogelijk zou maken om de waarheid van de leugen te kunnen onderscheiden en scheiden. En dan is het moeilijk om de zuivere waarheid over te dragen, vooral wanneer de mens, die de juiste kennis heeft, hem opheldering wil geven over zaken, die zijn kennis te boven gaan.
Maar God wil deze kennis over de aarde verspreiden om de mensen gelovig te maken. Om hun de samenhang tussen alle dingen begrijpelijk te maken. De geest uit God zal de mensen nooit iets anders onderwijzen, dan wat God van eeuwigheid af aan de mensen bekendgemaakt heeft, maar de menselijke wil schiep zelf grenzen aan de kennis, doordat hij barrières opgeworpen heeft, die hij niet wil overschrijden en ook niet af wil breken. Deze barrières zijn het werk van mensen, die zich voor het zuivere woord van God afgesloten hebben en deze dus misvormd hebben.
Om Gods woord en mensenwerk uit elkaar te kunnen houden, moet de geest uit God weer actief zijn in de mens en de mens moet weten, dat God diens wil niet dwingt om juist te denken, maar hem daar altijd behulpzaam bij is. Hij moet verder weten, dat Hij de mensen niet hindert, als ze tegen Zijn wil werken. Dat Hij Zijn woord in zoverre zuiver houdt, als dat Hij het de mensen steeds weer onveranderd toe doet komen. Dat Hij zodoende steeds weer in het woord naar de mensen afdaalt, opdat Zijn woord onveranderd blijft bestaan. Maar dat Hij het woord niet beschermt tegen veranderingen, die de menselijke wil voortdurend opnieuw vormt en gevormd heeft sinds het ontstaan hiervan.
Toch zal Hij het denken van de mens, die in liefde voor Hem en met de wil om God te dienen, juist leiden als hij dit woord leest. Hij zal Zichzelf in het woord aan hem openbaren, zodat de mens dus alleen maar het zuivere woord van God daaruit put en geen aanstoot neemt aan de leringen, die tegen Gods wil aan Zijn woord toegevoegd werden. Maar verstandsmatig een samenhang te willen vinden of scheppen tussen de goddelijke leringen en het mensenwerk leidt tot verkeerd denken en ofschoon de mens ook juist wil handelen, is zijn wil sterker dan de wil van God. Zodoende stelt hij zijn wil tegenover de goddelijke wil.
Wie door God onderwezen wordt, die heeft ook het recht en de plicht om voor zijn kennis op te komen en hij mag zich niet van de wijs laten brengen, wat voor bezwaren hem ook geopperd worden. Want degenen, die door God onderwezen worden, zullen overeenstemmend dezelfde waarheid ontvangen. Ze zullen geen verschillende kennis hebben. Ze zullen steeds alleen maar dat ontvangen van God, wat met de waarheid overeenkomt, zodra ze de wil hebben om God te dienen. Dat wil zeggen, met de ontvangen waarheid voor Hem te werken, deze aan de medemensen te geven en zodoende verlossend werkzaam te zijn op aarde.
Wie alleen maar voor zichzelf naar kennis verlangt, heeft nog een zekere eigenliefde, die tegengesteld is aan de onbaatzuchtige naastenliefde, die echter de eerste voorwaarde is voor het ontvangen van de waarheid. En hieraan moet de maatstaf gelegd worden, als men de bekendmakingen met verschillende inhoud op waarheid wil onderzoeken. Alleen het willen dienen in liefde maakt de mens bekwaam om het goddelijke woord te ontvangen en enkel in een mens, die diep gelovig is en zich tot liefde vormt, kan de geest uit God werkzaam zijn.
En het werkzaam zijn van de goddelijke geest komt zo tot uiting, dat het resultaat hiervan als weldadig ervaren wordt door de ziel, maar niet door het lichaam. Als de ziel jubelt en juicht over de ontvangen geestelijke goederen, zal het lichaam terug moeten treden met zijn verlangens. Zodoende zal de mens, die geestelijke goederen ontvangt van de geest van God, zich steeds meer en meer van de wereld afwenden en minder aandacht geven aan het lichaam, terwijl de leringen, die niet met de waarheid overeenstemmen, een bepaalde leegte in de ziel teweegbrengen en de mens zal dit gevoel van leegte proberen op te heffen, doordat hij streeft naar iets dat bevorderlijk is voor het lichaam. Die waarheid is enkel nuttig voor de ziel, de onwaarheid voor het lichaam, omdat het lichaam nog deel is van degene, die de onwaarheid onder de mensheid wil brengen.
Degenen, die nu één van geest zijn, streven het leven van de ziel na, want hun ziel betekent alles voor hen. Maar in het grootste gevaar verkeren deze mensen, die zich vergaan wanen bij hun sterven op aarde, als ze niet buitengewoon in liefde werkzaam zijn op aarde. Want hun kennis is werkelijk nog heel gering. Om hun kennis toe te laten nemen, laat God hen verbinding vinden met wetende mensen. Dat wil zeggen degenen, die kennis van God gegeven werd met als doel het onderrichten van degenen die dwalen.
Gods liefde wil ook deze mensen wetend maken tot zegen voor de mensheid. En de bereidwillige mens herkent de waarheid, zodra hij zich deemoedig buigt voor de goddelijke leiding en zich door Hem laat leiden. Want God leidt elk mens naar de kennis en hij zal in de waarheid staan, als hij bereidwillig is en zich er niet tegen verzet. Hij moet zich door de stem van het hart laten leiden, maar nooit verstandsmatig oordelen, als de innerlijke stem hem dringt om hetgeen geboden is, aan te nemen.
Amen
VertalerAs poucas pessoas a quem o espírito de Deus se revela são escolhidas para receber um conhecimento extraordinário, e é por isso que muitas vezes encontrarão resistência ou descrença, porque esse conhecimento não corresponde ao conhecimento do mundo e também excede o conhecimento de alguém que recebe conhecimento espiritual dos livros e acredita estar no estado certo de conhecimento. Deus certamente reconhece a sua vontade e também procura transmitir-lhe um maior conhecimento; o ser humano, porém, é arrogante em espírito, devido ao conhecimento que possui. Ele permanecerá na verdade assim que pedir a Deus por esclarecimento e se permitir ser mentalmente ensinado por Deus. Mas o conhecimento é geralmente tomado por pessoas que, além da verdade, também contém erros. E o ser humano não está disposto a ceder ao erro, ou seja, não aceita qualquer instrução que lhe permita distinguir e separar a verdade da mentira. E então é difícil transmitir-lhe a pura verdade, especialmente se a pessoa em pleno conhecimento quer dar-lhe esclarecimento sobre coisas que estão para além do seu conhecimento. Mas Deus quer difundir este conhecimento na Terra para que as pessoas acreditem, para que a ligação de todas as coisas seja compreensível para elas. O espírito de Deus nunca ensinará às pessoas nada além do que Deus tem proclamado às pessoas desde a eternidade, mas a vontade humana criou os seus próprios limites de conhecimento, construindo barreiras para si mesma, que não quer atravessar nem derrubar. Essas barreiras são obra do homem, que se uniu à pura Palavra de Deus e assim a formou. Para poder distinguir entre a Palavra de Deus e a obra do homem, o espírito de Deus deve ser ativo no ser humano, e o ser humano deve saber que Deus não força sua vontade a pensar corretamente, mas que Ele sempre o ajuda a fazer isso. Além disso, ele deve saber que Ele não impede que as pessoas trabalhem contra a Sua vontade.... que Ele mantém a Sua Palavra pura na medida em que Ele permite que ela chegue às pessoas não-construídas.... que Ele, portanto, desce às pessoas uma e outra vez na Palavra para que a Sua Palavra permaneça inalterada.... mas que Ele não protege a Palavra das mudanças, que a vontade humana tem constantemente remodelado e formado desde o seu surgimento. No entanto, Ele guiará corretamente a mente do ser humano que lê esta Palavra em amor por Ele e na vontade de servir a Deus..... Ele se revelará a ele na Palavra, para que o ser humano só tire dela a Palavra pura e não se ofenda com os ensinamentos que foram acrescentados à Sua Palavra contra a vontade de Deus. No entanto, tentar intelectualmente encontrar ou criar uma ligação entre os ensinamentos divinos e o trabalho do ser humano leva a pensar erroneamente, e mesmo que o ser humano queira agir correctamente.... A sua vontade é mais forte do que a vontade de Deus, por isso ele se opõe à vontade divina com a sua própria vontade. Qualquer pessoa que seja ensinada por Deus também tem o direito e o dever de manter o seu conhecimento e não deve deixar-se influenciar, independentemente das objecções que se levantem contra ele.... Pois aqueles que são ensinados por Deus receberão unanimemente a mesma verdade. Não terão conhecimentos diferentes, só receberão de Deus o que corresponde à verdade assim que tiverem a vontade de servir a Deus, ou seja, de trabalhar para Ele com a verdade recebida, de transmiti-la aos semelhantes e assim serem redentoramente ativos na Terra. Quem deseja apenas o conhecimento para si próprio ainda tem um certo amor-próprio, que é contrário ao amor altruísta ao próximo, mas que é a primeira condição para receber a verdade. E o padrão deve ser aplicado a isto, se se quiser examinar a verdade das proclamações de vários conteúdos. Somente a vontade de servir no amor torna uma pessoa capaz de receber a Palavra divina, e somente em uma pessoa que acredita profundamente e que se molda em amor pode o espírito de Deus trabalhar. E o funcionamento do espírito divino se expressa de tal forma que o resultado dele é sentido de forma benéfica pela alma mas não pelo corpo.... Se a alma se alegra e se exalta com o conhecimento espiritual recebido, o corpo terá que retirar o seu desejo, assim o ser humano que recebe o conhecimento espiritual do espírito de Deus se afastará cada vez mais do mundo, assim ele não prestará mais atenção ao corpo.... enquanto os ensinamentos que não correspondem à verdade desencadeiam um certo vazio na alma, e o ser humano tentará levantar esse sentimento de vazio, esforçando-se por algo benéfico para o corpo. A verdade só é útil para a alma, a inverdade para o corpo, porque o corpo, a matéria, ainda é parte daquele que quer trazer a inverdade à humanidade. Aqueles que são de uma só mente lutam pela vida da alma, pois sua alma significa tudo para eles. Mas aquelas pessoas que pensam ter falecido na Terra correm maior perigo se não forem excepcionalmente amorosas na Terra. Pois o conhecimento deles ainda é realmente pequeno. A fim de aumentar seu conhecimento, Deus permite que eles encontrem contato com pessoas conhecedoras, ou seja, aqueles para quem o conhecimento foi transmitido por Deus com o propósito de instruir os errados. O amor de Deus também quer torná-los conhecedores para a bênção da humanidade. E o ser humano disposto a reconhecer a verdade assim que se submete humildemente à orientação divina e se permite ser guiado por Ele..... Porque Deus conduz cada pessoa ao conhecimento e Ele permanecerá na verdade se estiver disposto e não oferecer resistência. Ele deve se deixar guiar pela voz do coração, mas nunca julgar intelectualmente onde a voz interior o impele a aceitar o que é comandado...._>Amém
Vertaler