Het werkzaam zijn van de geest in de mens wordt niet erkend, ofschoon de mens gelovig is, omdat het onvoorstelbaar voor hem is, dat God Zelf Zich op een duidelijke manier uit. Hij gelooft wel in Zijn almacht en liefde. Hij gelooft dat God alles kan, wat Hij wil, maar hij gelooft niet, dat Hij wil. Hij gelooft niet dat God de verbinding met de mensen tot stand wil brengen en dat Hij hun Zijn vertrouwen wil schenken. Als hij dit geloof in zichzelf levend zou laten worden, dan zou Zijn werkzaam zijn ook voor hem begrijpelijk worden.
Hij gelooft verder niet, dat God Zich van een mens bedient, die niet in de goddelijke leer ingewijd is en hij eist het recht voor zich op om Zijn openbaringen in ontvangst te nemen. Maar hij kan pas dan met goddelijke openbaringen bedacht worden, als hij gelooft dat God zich aan de mensen openbaart. Want pas het geloof maakt het werkzaam zijn van de geest in de mens mogelijk.
Dat God in die mens werkzaam is, die in Hem gelooft, is maar voor weinig mensen begrijpelijk. Dit is een leer, waar weinig aandacht aan geschonken wordt en daarom het werkzaam zijn van de geest in de mens uitschakelt. Zelden zal een mens luisteren of hij de stem van God in zich hoort. En omdat hij niet luistert, kan God ook niet spreken en zodoende kan Zijn geestelijk werkzaam zijn niet duidelijk worden. Zelfs wanneer de men ervan in kennis gesteld wordt, doet hij geen poging, omdat hij niet gelooft en hij kan daarom de stem van God niet horen, ofschoon zijn levenswandel voor God is. Ofschoon hem de waardigheid niet ontzegd kan worden.
Als hij niet in zijn innerlijk luistert, kan de geest uit God zich niet bekendmaken. En luisteren zal hij pas, wanneer hij volledig gelooft dat God tot hem spreekt. God is het woord, maar het woord wil gehoord worden en het kan pas dan werkzaam zijn, als er naar geluisterd wordt.
Maar om het te kunnen horen, moet de wil zich bereid verklaren om te luisteren. En waar deze wil faalt, daar kan God Zich niet uiten, als Hij niet de vrije beslissing van de mens gevaar in gevaar wil brengen. Het is van de wil van de mens afhankelijk of de geest uit God in hem werkzaam kan worden, want de werkzame wil is pas het gevolg van het geloof.
God kan alles wat Hij wil en Hij wil alles, wat dient tot het heil van de ziel van de mens. Als nu de geest van God in de mens werkzaam is, dan maakt Hij hem de goddelijke wil bekend en het vervullen van deze wil zal de ziel steeds tot heil strekken. Bijgevolg heeft het werkzaam zijn van de geest zijn grondslag in de eindeloze liefde van God. Deze liefde zal er alles aan doen om de mens te helpen, zodat zijn ziel uitrijpt.
God zal altijd willen en Zijn wil ook tot uitvoering brengen op grond van Zijn almacht. Maar de mens heeft pas het volledige geloof, als hij de eindeloze liefde van God en Zijn almacht en wijsheid erkent en dan zal het gemakkelijk voor hem zijn om het werkzaam zijn van de geest in de mens in de vorm van goddelijke openbaringen te erkennen. En pas wanneer hij dit geloven kan, is hij zelf in staat om zulke openbaringen in ontvangst te nemen, zowel in gedachten alsook hoorbaar. Want omdat hij gelovig is, is de geest uit God in hem werkzaam.
Amen
VertalerDas Wirken des Geistes im Menschen wird nicht anerkannt, wenngleich der Mensch gläubig ist, weil es ihm unvorstellbar ist, daß Gott Selbst Sich äußert in offensichtlicher Weise. Er glaubt wohl an Seine Allmacht und an Seine Liebe.... er glaubt, daß Gott alles kann, was Er will.... aber er glaubt nicht, daß Er will.... er glaubt nicht, daß Gott die Verbindung herstellen will mit den Menschen und daß Er Sich ihnen mitteilen will. Würde er diesen Glauben in sich lebendig werden lassen, dann wäre ihm auch Sein Wirken verständlich. Er glaubt ferner nicht, daß Gott Sich eines Menschen bedienet, der uneingeweiht ist in die göttliche Lehre, und er nimmt das Recht, Seine Offenbarungen entgegenzunehmen, für sich in Anspruch. Er kann aber erst dann bedacht werden mit göttlichen Offenbarungen, wenn er es glaubt, daß Gott Sich den Menschen offenbart. Denn erst der Glaube macht das Wirken des Geistes im Menschen möglich. Daß Gott im Menschen wirkt, der an Ihn glaubt, ist nur wenigen Menschen verständlich.... Es ist dies eine Lehre, die sehr wenig beachtet wird und deshalb das Wirken des Geistes im Menschen ausschaltet. Es wird selten ein Mensch lauschen, ob er die Stimme Gottes in sich vernimmt.... Und da er nicht horchet, wird Gott auch nicht reden, und also kann Sein Geisteswirken nicht offenbar werden. Selbst wenn der Mensch davon in Kenntnis gesetzt wird, macht er nicht den Versuch, weil er nicht glaubt, und er kann daher die Stimme Gottes nicht vernehmen, wenngleich sein Lebenswandel ist vor Gott.... wenngleich ihm die Würdigkeit nicht abgesprochen werden kann.... So er nicht lauschet nach innen, gibt sich der Geist aus Gott nicht kund. Und lauschen wird er erst, wenn er vollgläubig ist, daß Gott zu ihm spricht. Gott ist das Wort.... das Wort aber will vernommen werden, und es kann erst dann wirksam sein, wenn es angehört wird. Um es aber hören zu können, muß der Wille sich bereit erklären zu horchen. Wo dieser Wille aber versagt, dort kann Gott Sich nicht äußern, will Er nicht die freie Entscheidung des Menschen gefährden. Vom Willen des Menschen also ist es abhängig, ob der Geist aus Gott in ihm wirksam werden kann, der tätige Wille aber ist erst die Folge des Glaubens.... Gott kann alles, was Er will, und Er will alles, was dem Menschen dient zum Heil seiner Seele. Wirkt nun der Geist Gottes im Menschen, so gibt Er ihm den göttlichen Willen kund, und das Erfüllen dieses Willens wird immer der Seele zum Heile gereichen. Folglich ist das Wirken des Geistes begründet in der unendlichen Liebe Gottes. Diese Liebe wird alles tun, um dem Menschen zu helfen, daß seine Seele ausreife. Es wird Gott immer wollen und Seinen Willen auch zur Ausführung bringen kraft Seiner Allmacht. Es ist der Mensch aber erst dann vollgläubig, wenn er die unendliche Liebe Gottes und Seine Allmacht und Weisheit anerkennt, und dann wird es ihm ein leichtes sein, das Wirken des Geistes im Menschen in Form göttlicher Offenbarungen anzuerkennen. Und erst, wenn er dies glauben kann, ist er selbst fähig, solche Offenbarungen entgegenzunehmen, sowohl gedanklich als auch hörbar.... Denn dann wirket auch in ihm der Geist aus Gott, weil er gläubig ist....
Amen
Vertaler