Het gebod van de naastenliefde is een dringend gebod om de medemens zijn aardse taak bekend te maken, voor zover hij deze nog niet goed begrepen heeft en in het gevaar verkeert om achteruit te gaan in zijn ontwikkeling. Zo’n mens heeft geen aandacht voor de ontwikkeling van de ziel en er kan daarom geen invloed op hem uitgeoefend worden, voordat hij zijn eigenlijke aardse doel kent. Elke gelegenheid moet daarom benut worden om de medemensen opheldering te geven, want hun zielen verkeren in grote nood.
De mens moet het volste vertrouwen in de goddelijke leiding hebben, zodra hij gelovig wil zijn. Niets wordt ongewild door God toegelaten, maar is bestemd voor de opwaartse ontwikkeling van de ziel van de mens die het moet dragen en wanneer hij zich nu berustend in alles schikt wat God hem stuurt, zal elke gebeurtenis nuttig voor hem zijn. De beproevingen die de mens opgelegd worden, zullen hem of aan het wankelen brengen of hem sterken in het geloof. Want ze behoren tot de strijd van het leven, die doorstaan moet worden als het leven niet vergeefs geleid mag zijn aan het einde van het aardse leven.
Enkel een leven, dat een voortdurende strijd was voor de mens, brengt de ziel de geestelijke vooruitgang en derhalve zal de zegen pas in de eeuwigheid herkenbaar zijn. Maar dan zal ook duidelijk worden, welke liefdevolle leiding de mens op aarde ten deel viel en dat hij deze weg moest gaan. Dat het de enige weg was om een geestelijke vooruitgang op te kunnen tekenen.
Hoe vaak moppert en klaagt de mens en wenst hij zich een zorgeloos leven en een gemakkelijke leefwijze? En hij weet niet, hoe dwaas zulke wensen juist zijn, hoe vaak de vervulling hiervan de ziel in gevaar kan brengen. Daarom moet alles in gelovig vertrouwen uit de hand van de Vader in ontvangst genomen worden. Want hoe geloviger de mens is, des te eerder legt hij zijn rampspoed aan de Vader in de hemel voor en des te overtuigder is hij ervan, dat God hem helpt. Maar God eist alleen maar van de mens dat hij in Zijn liefde gelooft en op Zijn barmhartigheid vertrouwt. En Hij zal iedereen, die in zo’n nood tot Hem komt, Zijn liefde en barmhartigheid doen toekomen.
En als het geloof dus sterk is en standhoudt tegen alle verleidingen die van buiten komen, dan zal de gang over de aarde met succes afgelegd worden en de ziel zal jubelen en juichen als zij vrijkomt uit haar lichamelijke omhulsel en nu de vruchten van een goed gebruikt aards leven oogsten kan.
Het strijden is nu wel op aarde ten einde gekomen, maar evenwel is het wezen in het hiernamaals niet werkeloos, want van ijverige werkzaamheid hangt weer de redding van talloze zielen af. En zo is dit weer een strijd, die het wezen nu nogmaals uit moet vechten en wel met deze krachten, die de zielen, die op aarde niet hun hele wil aangewend hebben om alle weerstanden de baas te worden, in het hiernamaals nog kwellen. Hun worstelen gaat nog verder en de nog strijdende zielen in het hiernamaals worden door enorme krachten bijgestaan, opdat de weerstanden overwonnen zullen worden en de ziel vrede vindt.
Amen
VertalerPara poder recibir luz y fuerza no es necesario nada más que ser criatura de Dios. Dios alimenta con Su fuerza todo lo que emanó de Su voluntad, porque sin este suministro de luz y fuerza el ser tendría que perecer, es decir, tendría que dejar de ser lo que es. Porque todo lo creado es fuerza condensada que se ha convertido en forma.... Es algo que ha surgido de Su voluntad, que lleva Su voluntad dentro de sí y que jamás podría formarse a sí mismo de manera diferente ni podría estar sujeto a otra voluntad. dado que la luz y la fuerza se generan constantemente a través de la tremenda actividad de amor de Dios, también deben surgir constantemente nuevas creaciones.
El flujo de fuerza de Dios debe condensarse continuamente en forma; debe continuar existiendo y preservado al recibir una fuerza siempre nueva de Dios. Porque si Dios retirara Su voluntad activa, es decir, la irradiación de Su fuerza de voluntad basada en Su inimaginable actividad amorosa, éstas dejarían de existir, ya que en sí mismas son sólo voluntad convertida en forma. Sin embargo, lo que es de Dios permanece para siempre. Porque la fuerza que fluye a través de todo lo creado es imperecedera; sólo puede canalizarse hacia una forma continuamente nueva y visible, y esta forma sólo puede transformarse, pero no disolverse por completo. Porque ella también es fuerza de Dios, que fue creada por la voluntad divina según su tarea, para un fin determinado.
Porque nada surgió sin un propósito o plan en toda la creación, y dado que todo ser recibe la luz y la fuerza de Dios para poder existir, es luz y fuerza en su sustancia original; Tiene su origen en Dios, eternamente no puede ser otra cosa que irradiación divina y, por tanto, nunca puede desvanecer. Sólo puede alejarse infinitamente de Dios en su ciclo, pero independientemente de ello debe seguir recibiendo luz y fuerza para poder ser lo que es, mientras permanezca a la obra visible de la creación. Y después de eones de años, toda la fuerza que emana de Dios terminará su ciclo y regresará a su punto de partida. La luz y la fuerza se fusionarán nuevamente con la eterna luz primordial, con Dios, Padre de toda luz....
amén
Vertaler