Welke bestemming de oneindig vele hemellichamen hebben, is de mens onbekend en een verklaring daarover is ook alleen maar d.m.v. het geloof te geven en ook gelovig slechts als waarheid aan te nemen, want een bewijs kan niet geleverd worden zolang de mens nog bij de aarde hoort.
De hemellichamen hebben dezelfde taak als de aarde: de geestelijke wezens een verdere mogelijkheid te bieden zich te ontwikkelen; alleen zijn ze zo verschillend en in hun aard volledig afwijkend van de aarde, toch dienen alle hetzelfde doel: de onrijpe wezens in een hogere staat van rijpheid te brengen. En deze opgave is steeds bepalend voor de gesteldheid en samenstelling van elk hemellichaam. Elk hemellichaam is dus voor de eerste keer bewoond en wel door zodanige wezens die nog zichtbare scheppingswerken nodig hebben, omdat hun de zielerijpheid nog mankeert.
De aard en manier van de werkzaamheid van zulke wezens op een hemellichaam buiten de aarde is de mensen niet begrijpelijk te maken. Het wijkt echter totaal af van de taak van de wezens op aarde, want voor deze opdracht is materie nodig, terwijl de andere hemellichamen scheppingen zijn waar noch aardse natuurwetten worden toegepast, noch van de wezens die er op wonen werkzaamheden gevergd worden die overeenkomen met die van de aarde. Toch stelt de mens zich iets soortgelijks voor zolang hij er niets anders voor in de plaats kan stellen. Derhalve kan alleen op deze manier de mensen opheldering toekomen, en wel is het goddelijke Wil, dat de mensheid daarover opheldering gegeven wordt. Waarheen uw oog zich ook wendt, ziet u goddelijke scheppingen, maar u ziet niet het geestelijke dat ze bevatten. Dit geestelijke gaat zo door oneindig veel verblijfplaatsen, voordat het zich weer aansluit bij waar het is van uitgegaan. (16 mei) De gang door GOD's zichtbare schepping kan voldoende zijn het geestelijke weer de staat van volmaaktheid te verschaffen, zoals het eens was, dan heeft het geen verdere school van de geest meer nodig. Het kan zich in het lichtrijk aaneensluiten met net zulke rijpe wezens en zich daardoor steeds meer positief ontwikkelen.
Ontelbare zielen echter benutten het bestaan op aarde niet zoals ze het zouden kunnen, ze verlaten dan de aarde in een onvoldoende staat van rijpheid en zijn onbekwaam het Lichtrijk binnen te gaan. Dezen moet nu een andere mogelijkheid gegeven worden zich verder te ontwikkelen, want GOD's schepping is oneindig groot en vormingsplaatsen van de geest zijn er waarlijk genoeg. Elk oord beantwoordt aan de staat van rijpheid van de zielen die er nu in verblijven. Ze onderscheiden zich alleen van elkaar in de lichtsterktes, d.w.z. ze zijn meer of minder stralend, omdat de straalkracht van elk hemellichaam afhankelijk is van de rijpheid van de wezens die er op wonen, want hun graad van rijpheid is maatgevend voor de straling van het licht die ze ontvangen. Er zijn hemellichamen die van licht verstoken zijn, omdat er totaal onwetende wezens op wonen, d.w.z. die zich voor de hun aangeboden onderrichtingen afsluiten. Maar weten is licht.
Deze hemellichamen zonder licht zijn het dichtst met zielen bevolkt, want er gaan ontelbare zielen heen van de aarde die geen enkel geestelijk weten in zich hebben opgenomen en dezen kunnen daarom ook alleen aan die hemellichamen worden toegewezen, waar het nog donkere nacht is. Toch ervaren ze meestal de duisternis als 'n kwelling en dan bestaat de mogelijkheid dat ze licht begeren en zoeken. En dan kan de positieve ontwikkeling ook bij deze zielen beginnen en kunnen ze in streken met wat meer licht worden geplaatst, d.w.z. op hemellichamen die een geringe graad van lichtkracht hebben. Maar voor alle hemellichamen geldt dezelfde wet: dat de wezens werkzaam zijn in liefde - want dit geeft licht, d.w.z. het licht stroomt nu de in liefde aktieve wezens toe in de vorm van weten. Er zijn hemellichamen die een onvoorstelbare lichtintensiteit hebben. Daar zijn dus de zielen die door hun aan GOD welgevallige levenswandel op aarde en hun dienen in liefde het tot een hoge graad van zielenrijpheid hebben gebracht, of op andere hemellichamen zich inspanden om hun taak op aarde, die ze veronachtzaamden alsnog te volbrengen en die nu lichtdragers zijn, dus onophoudelijk licht ontvangen en kunnen uitdelen.
Voor deze geestelijke wezens is het niet nodig dat ze op zichtbare scheppingen verblijven. Ze zijn nu door hun hoge graad van rijpheid bekwaam te scheppen en te vormen en doen dit nu tot hun eigen gelukzaligheid. Bijgevolg zijn die hemellichamen vol van bovenmate bekoorlijke scheppingen. Dit zijn geen aardse scheppingen, dus bestaand uit materie en derhalve met een vaste vorm, maar ze stroken alleen met de verblijfplaats van de wezens in geestelijke regionen. Net zo als ook de hemellichamen zonder licht geen materiele scheppingen bevatten, echter eveneens voor de wezens waar te nemen zijn, omdat daar alles voorhanden is wat de wezens in hun donkere staat begeren. Voor hun geestelijke ogen ontstaan ook aardse scheppingen, want hun wil, hun verlangen ernaar, laat deze scheppingen zichtbaar worden, echter zonder materieel werkelijk aanwezig te zijn.
En dat betekent voor het wezen een kwelling, naar iets te verlangen en het nooit grijpbaar of voelbaar, maar alleen als inbeelding voor zich te hebben. Daardoor wordt hem de vergankelijkheid van het aardse duidelijk gemaakt zodat ze de begeerte ernaar vanzelf leren overwinnen, want zonder deze overwonnen te hebben, kan het wezen nooit de sferen vol van licht binnengaan. In de staat van volmaaktheid is het scheppen en het dingen vorm geven echter wat anders. Dit zijn geestelijke scheppingen, die geen enkel verband hebben met begerenswaardige dingen op aarde. De verschillende hemellichamen zijn derhalve verblijfplaatsen voor de zielen van hen die op aarde gestorven zijn met een verschillende graad van rijpheid. En er bestaan miljoenen en nog eens miljoenen hemellichamen van 'n zo verschillende lichtkracht dat waarlijk iedere ziel een verblijfplaats vindt die overeenkomt met haar graad van rijpheid om zich verder te kunnen ontwikkelen, zodat dus alleen de wil van het wezen maatgevend is of het de weg omhoog in kortere of langere tijd aflegt. GOD laat geen wezen vallen en geeft het steeds weer mogelijkheden zich te ontwikkelen ook buiten de aarde, dus in het hiernamaals.
Toch is het aardse leven dat niet benut is, nooit helemaal goed te maken - want alleen op de aarde kan het wezen, als het zijn wil goed gebruikt, een staat van volmaaktheid bereiken die hem het hoogste erfdeel van de hemelse VADER oplevert: het kindschap GOD's. Er zijn oneindig veel graden van gelukzaligheid, welke de wezens door hun ontwikkelingsgang omhoog kunnen verwerven op de hemellichamen. Maar nimmer zullen ze die gelukzaligheid kunnen genieten die een kind GOD's bereid is. Daartoe gaf GOD de mens het aardse leven, dat hij, zolang hij de vrije wil heeft en hem daardoor kracht en genade in onmetelijke mate ter beschikking staat, zich het allerhoogste verwerven kan: het kindschap GOD's. Want wat dit Woord betekent, kunt u allen niet begrijpen. En toch moet u, zonder de betekenis ervan te weten, door het aardse leven gaan, opdat u in volledige vrije wil al op aarde de vereniging met GOD nastreeft, en dan eens de meest gelukzalige schepselen wordt in de eeuwigheid.
Amen
VertalerKoje određenje imaju beskrajne zvijezde (planete) ljudima je nepoznato, i objašnjenje je moguće jedino dati u vjeri i prihvatiti ga kao Istinu samo u vjeri, jer ne može se pružiti dokaz, sve dok čovjek pripada Zemlji. Zvijezde imaju istu misiju kao i Zemlja.... da duhovnim stvorenjima daju daljnje mogućnosti za razvoj, jedino što su od Zemlje toliko različite i u svojoj 'vrsti' potpuno drugačije, no služe istoj svrsi, a to je da nezrela bića uzdignu u više stanje zrelosti. A taj zadatak je uvijek presudan za sastav i uređenje svakog nebeskog tijela.
Svaka zvijezda je dakle prvo naseljena od takvih stvorenja kojima su još potrebna djela stvaranja pošto im još nedostaje duševne zrelosti. Vrsta i način djelatnosti tih bića na zvijezdama van Zemlje ne može se ljudima objasniti. No ona se potpuno razlikuje od zemaljskog zadatka stvorenja (Zemlje), pošto taj zadatak zahtijeva materiju, dok su druge planete tvorevine na kojima niti vladaju zemaljski zakoni, niti se od stvorenja koja ih nastanjuju zahtjevaju poslovi koji bi sličili onima na Zemlji.
Samo što čovjek zamišlja nešto slično sve dok ne može zamisliti ništa drugačije. Tako da ljudima jedino na ovaj način može biti dano objašnjenje, i Božja je volja da se i o tome čovječanstvu da objašnjenje.... Dokle god vam oko seže, vidite Božje tvorevine, no ne vidite duhovno što je unutar njih skriveno. To duhovno prolazi beskrajne stanice prije nego se pridruži Onome iz Kojeg je proizišlo.
(16 Svibanj1941) Prolazak vidljivim djelom Božjeg stvaranja, duhovnome je dovoljno da bi mu opet povratilo stanje savršenosti, u kojem je u početku bilo, onda ne treba daljnju školu duha. U kraljevstvu svjetla može se skupljati sa isto tako zrelim duhovnim stvorenjima i time se sve višlje razvijati.
No bezbrojne duše ne koriste zemaljski život onako kako bi mogle, pa onda Zemlju napuštaju u nedovoljnoj zrelosti i nesposobne su ući u kraljevstvo svjetla. Njima onda mora biti pružena jedna daljnja mogućnost za razvoj, jer Božje stvaranje beskrajno je veliko, i stanica za razvoj duha uistinu ima dosta.
Svaka stanica odgovara stanju zrelosti duša, koje se onda u njoj nastanjuju. One (stanice) se razlikuju jedna od druge jedino u jačini svjetla, što znači one su manje ili više svijetle jer je svjetlosna snaga svake zvijezde ovisna o zrelosti bića koja je nastanjuju, pošto je njihov stupanj zrelosti odlučujući za zračenje svjetlosti koje primaju.
Postoje planete koje su lišene svjetla, pošto je nastanjuju stvorenja potpuno bez znanja, i koja nisu voljna primati svjetlo, što znači, ona se njima ponuđenim podukama zatvaraju. No, znanje je svjetlo.... Te planete bez svjetlosti najgušće su naseljene, pošto sa Zemlje odlaze bezbrojne duše koje u sebe nisu primile nikakvo duhovno znanje, tako da one mogu biti 'pridružene' jedino onim planetama gdje je još mrkli mrak.
Međutim, tamu obično doživljavaju kao patnju, tako da postoji mogućnost da žude i traže svjetlo.... I onda se razvoj nagore može dogoditi i kod tih duša, i one mogu biti premještene u nešto svjetlija područja, što će reći, na planete koje posjeduju niski stupanj svjetlosne snage.
Međutim, za sve zvijezde važi isti zakon.... da su stvorenja aktivna u Ljubavi.... jer to donosi svjetlo, što znači, tim stvorenjima aktivnim u Ljubavi tada pritječe svjetlo u obliku znanja. Postoje planete koje posjeduju nezamislivu snagu svjetla. Dakle tamo su duše koje su se kroz način života mio Bogu i njihovo služenje u Ljubavi dovele u stanje visoke duševne zrelosti ili su se trudile na drugim planetama ponoviti njihovu propuštenu zemaljsku priliku i koje su sada nositelji svjetla, dakle svjetlo neprestano dobijaju i mogu ga razdjeljivati.
Ta duhovna stvorenja ne trebaju mjesto stanovanja u vidljivim tvorevinama. One su tada svojim visokim stupnjem zrelosti osposobljene stvarati i oblikovati, što sad i čine sebi na blaženost. Rezultat je da su t(akv)e planete ispunjene nadasve dražesnim tvorevinama. To nisu zemaljske tvorevine, dakle materijalni i čvrsti oblici, nego oni odgovaraju samo za boravak stvorenja u duhovnim predjelima, kao što ni bez-svijetle planete ne nastanjuju materijalne tvorevine, no i pored toga su perceptibilne tim stvorenjima, pošto je tamo prisutno sve što ta stvorenja u svom tamnom stanju žude.
Pred njihovim duhovnim očima nastaju i zemaljske tvorevine, jer njihova volja, njihova žudnja za tim, čini da te tvorevine postanu vidljive, bez da su prisutne u materijalnoj stvarnosti. A to za stvorenje predstavlja muku, nalaziti se u čežnji za nečim, no nikada to pred sobom ne imati opipljivo i osjetljivo, nego jedino u mašti. Time mu biva jasna prolaznost zemaljskoga, tako da žudnju za tim automatski uči nadvladavati, jer bez da je ona nadvladana, stvorenje nikada ne može ući u svjetlosne sfere.
Ali u stanju savršenstva, stvaranje i oblikovanje stvari nešto je drugo.... To su duhovne tvorevine, koje nemaju nikakve veze sa stvarima koje su zemaljski poželjne. Tako da su razne planete boravišta za duše koje su napustile Zemlju i koje se nalaze u različitim stupnjevima zrelosti. A postoje milijuni i milijarde zvijezda (planeta) tako različite jačine svjetlosti, da uistinu svaka duša pronalazi boravište koje odgovara njezinom stupnju zrelosti, kako bi se mogla dalje razvijati, tako da je samo volja stvorenja presudna za to hoće li ona razvoj na gore prevaliti u kraćem ili dužem vremenu.
Bog ne napušta niti jedno stvorenje ni izvan Zemlje, znači i u onostranomemu uvijek iznova pruža mogućnost za razvoj. No neiskorišteni zemaljski život nikad se ne može skroz nadoknaditi.... jer jedino na Zemlji stvorenje uz ispravnu upotrebu volje može postići stanje potpunosti, koje mu donosi najveće nasljedstvo nebeskog Oca.... 'Dijeteštvo' Božje....
Postoje beskrajno mnogi stupnjevi blaženstva, koje stvorenja prolaskom kroz razvoj nagore u zvijezdama mogu postići. No nikad neće moći uživati to blaženstvo koje je 'spremljeno' za dijete Božije. Za to je Bog čovjeku dao život na Zemlji, kako bi si on, sve dok ima slobodnu volju, čime mu snaga i milost beskrajno stoje na raspolaganju, mogao izboriti najuzvišenije.... biti dijete Božije.... Jer što to znači ne možete pojmiti.... No i pored toga morate bez znanja o tome živjeti zemaljski život, kako bi ste se u potpuno slobodnoj volji već na Zemlji trudili postići 'sjedinjenje' s Bogom, kako biste jednom postali najblaženija stvorenja u vječnosti.
Amen
Vertaler