De aan God tegengestelde wil was aanleiding voor de afval van God en deze aan God tegengestelde wil was dus de tegenpool van God. Dat wil zeggen het wezenlijke dat een tegenovergestelde wil heeft, keert zich van God af en keert juist naar die macht, die deze tegengestelde wil ontstoken heeft, die zich bewust tegenover God plaatste. En dit was een wezen dat van goddelijke oorsprong was, dus een hoogst volmaakt wezen, dat het echter ook vrijstond om zich tegen God te keren, omdat de vrijheid van de wil immers absoluut tot de volmaaktheid behoort.
Het is nu ook begrijpelijk, dat ook het wezenlijke, dat door de wil van deze macht ontstond, eveneens de tegen God gerichte vrije wil in zich moest dragen, dus in een graad van onvolmaaktheid geduwd werd, zonder daar zelf schuld aan te hebben. Daarom gaf God dit wezenlijke het zelfbeschikkingsrecht, zodat het wezen weer vrij zijn heer zou kunnen kiezen.
En het wezenlijke gaf nu uit vrije wil de voorkeur aan de tegenstander van God. Bijgevolg was het nu niet meer zonder schuld, want om een besluit te kunnen nemen, moest dit wezenlijke, dat duisternis in zich droeg als teken van zijn verwijderd zijn van God, met het licht in aanraking komen om ook hiervan te weten. Maar het voerde een strijd tegen het heldere licht om ook deze overvloed aan licht tot zich omlaag te trekken en dit was een duidelijk verzet tegen God. Zodoende werd het wezenlijke zondig.
En om weer vrij te kunnen worden van deze zonde van het vroegere verzet tegen God, werd alles geschapen. Hemel en aarde en alle hemellichamen. De totale schepping. En nu gaat het wezenlijke door de schepping steeds alleen maar dit ene doel tegemoet: in de nabijheid van God geraken, om helder verlicht te worden. Om dat te worden, wat het eens gemakkelijk had kunnen zijn, maar afgewezen heeft.
De schepping bevat het wezenlijke in zich, dat nog ver of minder ver van God verwijderd is, maar al het wezenlijke is aan de tegenstander van God onttrokken, zolang het de gang door de individuele scheppingswerken gaat. Maar het wezen kan niet systematisch naar de hoogte geleid worden, omdat het dan alleen maar een gericht, dus willoos tot rijpheid gekomen wezen zou zijn, wat de graad van volmaaktheid uit zou sluiten.
Bijgevolg moet zijn wil, of hij voor God of voor Diens tegenstander kiest, opnieuw beproefd worden. Dus moet hem een tijd lang de vrije wil gegeven worden en tegelijkertijd moet de tegenstander van God weer de toegang tot en de invloed op het wezenlijke toegestaan worden. Maar evenzo is ook de invloed van de lichtwezens toegelaten, zodat het wezen dus werkelijk vrij voor God of Diens tegenstander kan kiezen. En beiden ontplooien nu hun activiteiten en strijden om het wezen, dat als mens op aarde deze wilsproef moet doorstaan.
Vóór het verlossingswerk van Christus was de invloed en de macht van de tegenstander enorm en de wil, ofschoon vrij, was buitengewoon verzwakt door juist deze macht van zijn verwekker. En de goddelijke liefde erbarmde zich. God kon niet ingrijpen door te dwingen om juist het volmaakt worden van het wezen niet onmogelijk te maken. Zodoende moest Hij de wezens Zelf te hulp komen. Hij moest als verdediger van deze onderdrukte wezens de strijd opnemen tegen degene, die de wil van de mensen door zijn macht gebonden had. Hij moest tegen hem strijden, maar met middelen, die als enige de macht van de tegenstander konden breken. Hij moest met middelen van liefde strijden, want hiertegen was de tegenstander machteloos.
En uit liefde voor de mensen liet de Godmens Jezus Zich aan het kruis slaan en overwon daardoor de dood. Dat wil zeggen de gebonden wil en tegelijkertijd degene, die de wil gebonden had. En vanaf dat moment was de weg vrij voor iedereen, die net als Jezus deze weg wilde betreden, want deze moet eveneens de weg van de liefde gaan, maar ook in het geloof in de goddelijke Verlosser van de mensheid.
De mens, die in de liefde staat, zal ook Jezus Christus als de Verlosser erkennen en aanvaarden, want hij staat als het ware in het nauwste verband met Hem, als hij in de liefde staat, dat wil zeggen op aarde liefdevol actief is. Op hem heeft de tegenstander weinig invloed en kan hem dus ook niet de kennis van de goddelijkheid van Jezus afnemen. Derhalve zal Jezus Christus als Gods zoon en Verlosser van de wereld erkend worden door allen, die zich door werken van liefde uit de macht van de tegenstander van God bevrijd hebben.
Die Hem echter afwijzen, staan nog onder diens invloed en zodoende is hun wil nog gebonden. Ze kunnen daar alleen maar uit vrij komen wanneer ze, als ze te zwak zijn om eigenmachtig weerstand te bieden of in liefde werkzaam te zijn, smekend om de genaden van het verlossingswerk vragen. De wil, om de juiste weg naar God te gaan, zal hen ook de kracht geven. Want Jezus Christus heeft Zijn leven gegeven, opdat deze wil gesterkt wordt, zodat de mens, als hij zich uit de vijandige macht bevrijden wil, dit ook kan wanneer hij Jezus Christus belijdt.
Amen
VertalerA vontade oposta a Deus foi a causa da apostasia de Deus, e essa vontade oposta a Deus foi, portanto, o antípole de Deus, ou seja, a essência, que permaneceu na vontade oposta, luta longe de Deus e em direção ao próprio poder que inflamou essa vontade oposta, que, portanto, conscientemente se opôs a Deus. E este era um ser de origem divina, portanto um ser altamente perfeito que, no entanto, era também livre para se opor a Deus, pois a liberdade de vontade é uma parte essencial da perfeição. Agora deve ser entendido que a disposição, que surgiu através da vontade desse poder, também teve de carregar o livre arbítrio em si mesma, sendo assim empurrada para um grau de imperfeição, sem culpa própria. Portanto, Deus deu a essa beingness o direito de autodeterminação para que pudesse escolher livremente o seu senhor novamente. E a disposição agora escolheu o adversário de Deus de sua própria vontade. Consequentemente, não era mais irrepreensível, pois para poder decidir esta entidade, que trazia as trevas dentro de si como sinal do seu afastamento de Deus, tinha que entrar em contato com a luz para saber também sobre ela. Mas ela lutou contra o luminoso para atrair o luminoso para si mesma, e isto foi uma rebelião aberta contra Deus. Então a disposição tornou-se pecaminosa.... E para se poder libertar novamente deste pecado da antiga rebelião contra Deus, tudo foi criado.... Céu e terra, todos os corpos do mundo.... o todo da criação. E agora a disposição sempre caminha através desta criação em direção a apenas um objetivo, aproximar-se de Deus, tornar-se cheio de luz.... para se tornar no que uma vez foi, mas rejeitado. A criação guarda em si a beingness que está ainda mais longe ou mais perto de Deus, mas toda a beingness é retirada da influência do adversário de Deus, desde que ela caminhe o curso através das obras individuais da criação. Mas o ser não pode ser sistematicamente dirigido para cima, porque então seria apenas um ser dirigido, portanto sem vontade, que tinha atingido o seu estado de maturidade, o que excluiria o grau de perfeição. Consequentemente, sua vontade tem que ser testada novamente, se ela decide a favor de Deus ou do Seu adversário. Assim, o livre arbítrio deve ser-lhe dado por um tempo e, ao mesmo tempo, o adversário de Deus deve ter novamente acesso e influência sobre a beingness. Mas também é permitida a influência dos seres de luz, de modo que o ser possa realmente decidir livremente por Deus ou pelo seu oponente. E ambos agora desenvolvem sua atividade e lutam pelo ser que, como ser humano na Terra, tem que passar neste teste de vontade.... Antes do ato de Salvação de Cristo, a influência e o poder do adversário era imenso e a vontade, embora livre, estava extraordinariamente enfraquecida precisamente por esse poder do seu Criador. E o amor divino teve piedade dele.... No entanto, Deus não podia intervir à força para não tornar impossível a perfeição do ser. Portanto, Ele teve de vir em auxílio dos próprios seres.... Como representante desses seres escravizados Ele teve que assumir a luta contra aquele que tinha amarrado a vontade dos seres humanos através do Seu poder.... Ele teve que travar a batalha contra ele, mas teve que lutar com meios que eram os únicos capazes de quebrar o poder do adversário.... Ele teve que lutar com meios de amor, pois o adversário era impotente contra eles. E por amor às pessoas, o Deus-homem Jesus permitiu que Ele próprio fosse atingido na cruz e assim venceu a morte...., ou seja, a vontade vinculada e, ao mesmo tempo, aquele que tinha vinculado a vontade.... E a partir daquele momento o caminho estava aberto para quem quisesse tomar esse caminho como Jesus, pois ele também tem que tomar o caminho do amor, mas também na fé no divino Redentor da humanidade. Uma pessoa de amor também poderá reconhecer e afirmar Jesus Cristo como Redentor, pois está, por assim dizer, em íntima união com Ele se for de amor, isto é, se for amorosamente ativo na terra. O adversário tem pouca influência sobre ele e, portanto, não pode tirar-lhe o conhecimento da divindade de Jesus. Consequentemente, Jesus Cristo será reconhecido como Filho de Deus e Redentor do mundo por todos aqueles que se desligaram do poder do adversário de Deus através da atividade amorosa. Aqueles que O rejeitam, contudo, ainda estão sob a sua influência e, portanto, também ainda na vontade.... Eles só se podem libertar disso se.... se são demasiado fracos para resistir com a sua própria autoridade ou para agir com amor.... rezem fervorosamente pelas graças da obra de salvação. A vontade de tomar o caminho certo para Deus também lhes dará a força. Pois Jesus Cristo deu Sua vida para que essa vontade fosse fortalecida, para que o ser humano, se quiser se libertar do poder oposto, também o possa fazer se confessar Jesus Cristo....
Amém
Vertaler