Vergelijk Kundgabe met vertaling

Meer vertalingen:

De onsterfelijkheid van de ziel (1)

De leer van de onsterfelijkheid van de ziel is voor veel mensen onaannemelijk, omdat ze de maatstaf leggen bij het aards vergankelijke. Er bestaat op aarde niets wat blijft bestaan, alles bestaat slechts tijdelijk volgens de mening van deze mensen. Met andere woorden, ze geloven op deze natuurwet geen uitzondering te vormen. Het aardse lichaam zal weliswaar evengoed aftakelen, dat wil zeggen het wordt schijnbaar opgelost en vergaat, de mens overweegt echter niet, dat het schijnbare vergaan alleen maar het middel is om een nieuwe vorm te krijgen. Bij enig nadenken zal hij moeten inzien dat al het aardse voor een of ander doel dient en hij zal constateren dat zelfs de meest nietige scheppingen in een zekere samenhang met elkaar staan en dus niet doelloos zijn.

Vergaat er nu zo'n scheppingswerk, dan nemen weer talrijke andere scheppingen de overblijfselen van het eerste in zich op en is het deze van dienst en leeft het in de nieuwe scheppingen verder. Hij hoeft alleen serieus een uiterlijke verandering te aanschouwen, dan moet hij ook toegeven, dat het innerlijke leven niet kan vergaan. En dit innerlijke leven moet hij op z'n minst ook de mens toewijzen, het moet hem duidelijk worden, dat de ziel van de mens - het gevoelsleven - niet naar eigen goeddunken is te beëindigen, dat dit gevoelsleven de eigenlijke zin van elke belichaming is. De uiterlijke vorm dient tot niets als door de mensheid de innerlijke kern niet wordt onderkend.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Gerard F. Kotte

La inmortalidad del alma

Para muchos hombres la enseñanza de la inmortalidad del alma es inaceptable porque lo que les sirve de modelo es lo terrenal pasajero. En este mundo no hay nada que sea duradero. Por eso, según la opinión de estos hombres, tampoco los seres humanos hacen una excepción de esta ley de la naturaleza.

El cuerpo humano, por supuesto, se pudre; es decir, evidentemente se desintegra y desaparece... pero ahí el hombre no se figura que la aparente descomposición no es sino un medio necesario para la generación de una nueva vida. Si el hombre reflexiona bien, tiene que reconocer que todo lo terrenal tiene que servir para algún propósito, y observará que incluso las creaciones más insignificantes tienen una cierta relación entre sí, por lo que también tienen su utilidad...

Cuando tal obra de creación perece, entonces muchas otras creaciones acogen los restos incluyéndolos en sí mismas, de modo que estos continúan viviendo en las nuevas creaciones en las que pueden servir. El hombre sólo debe observar seriamente un cambio exterior, y ya tiene que reconocer que la vida interior no puede perecer. Y esta vida interior la tiene que adjudicar por lo menos al ser humano... reconociendo que el alma del hombre, la vida sentimental, no puede ser terminada a voluntad... y que esta vida sentimental es el sentido verdadero de toda encarnación... Pues la forma exterior no sirve para nada si la humanidad no reconoce el núcleo interior.

Amén.

Vertaler
Vertaald door: Meinhard Füssel