Vergelijk Kundgabe met vertaling

Meer vertalingen:

Strijd van de lichtwezens om de te zwakke zielen

De ziel verlangt naar bevrijding, ook wanneer ze op aarde een verkeerde weg bewandelt. Ze is zich weliswaar van haar dwaling bewust, maar te zwak om zich uit haar boeien te bevrijden. Anders zou haar geen schuld toe te kennen zijn en zou ze in het hiernamaals geen vergelding te vrezen hebben. Want het staat haar altijd vrij om haar zwakke wil te versterken en te vragen om kracht om zichzelf te verlossen, zodat ze dus slechts haar vrije wil hoeft te gebruiken. Ze moet wel grote moeilijkheden overwinnen om tot de hoogte te geraken, maar er wordt niet te veel of iets onvervulbaars van haar verlangd, omdat haar in dezelfde mate de kracht daartoe ter beschikking staat.

Wanneer ze echter haar vrije wil op de tegenovergestelde manier gebruikt, wanneer ze zich uit eigen beweging naar de tegenstander toekeert, dus de kracht om te handelen en te denken daar vandaan verlangt, dan zal ze ook van daar ontvangen worden en haar weg leidt neerwaarts, het verderf tegemoet. De tegenstander zal nu proberen om het bewustzijn van deze ziel te vertroebelen, doordat hij haar op aarde alles toekent, wat haar tevreden stelt. Hij zal het aardse verlangen vervullen en dus proberen om de ziel te bedwelmen, opdat ze niet te veel moeite doet om vrij te worden van de macht, die haar overheerst.

En hij zou nu een gewonnen spel spelen, wanneer er van goede geestelijke zijde niet ongelofelijk om deze zielen geworsteld zou worden. De tegenstander zal de ziel niet zonder strijd afstaan. En daarom werken de lichtwezens onvermoeibaar op zulke zielen in, door te proberen om via de gedachten hun het grote gevaar bekend te maken, waarin ze zich bevinden.

Daarom zal ook de mens, die zich zonder bezwaar aan de boze macht uitgeleverd heeft, zich af en toe met gedachten bezighouden, die hem niet bevallen, want hij wordt niet zonder waarschuwing gelaten, als hij een verkeerde weg gaat. Als hij nu tot het inzicht komt, dat zijn weg verkeerd is en hij nu de wil heeft om een andere weg in te slaan, dan staat hem ook al de kracht ter beschikking, die hij alleen mag benutten om zich te bevrijden van de boze macht.

Maar als hij de hulp van de kant van de lichtwezens afwijst, dan is hij hopeloos aan de macht van het kwaad prijsgegeven en zulke zielen gaan voor eeuwige tijden verloren. Dat wil zeggen, dat ze eigenzinnig weer die toestand nastreven, die deze zielen sinds onheuglijke tijden gebonden hield. De macht van de tegenstander is des te groter, naarmate de wil van de mens zich meer aan hem uitlevert. En als de wil eerst eenmaal door hem verzwakt is, wordt het steeds moeilijker voor de ziel om zich los te maken uit haar boeien.

En toch is de toestand van een ziel niet hopeloos, zolang goede geestelijke krachten zich voor haar inspannen. Dat wil zeggen, zolang de ziel beide krachten op zich in laat werken, dus zich niet juist tegen de goede geestelijke krachten verzet. Dan bestaat er nog steeds de hoop, dat ze haar wil naar deze krachten toekeert. En dan is het gevaar voor de ondergang van deze ziel voorbij. Dan kunnen de goede geestelijke krachten aan de versterking van de wil bijdragen en het zich losmaken uit de macht van de tegenstander zal steeds makkelijker worden, naarmate de ziel de goede krachten meer macht over zich geeft, zodat deze krachten nu hun gehele invloed kunnen doen gelden. En het zal de ziel lukken om de juiste weg naar de hoogte te vinden.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Peter Schelling

La lotta degli esseri di Luce per anime troppo deboli

L’anima langue per la liberazione, anche se percorre una via sbagliata sulla Terra. Si rende ben conto del suo errore, ma è troppo debole per liberarsi dalle sue catene, altrimenti non le sarebbe da attribuire nessuna colpa e non avrebbe nemmeno da temere nessuna retribuzione nell’aldilà, perché è sempre libera di fortificare la sua volontà debole e richiederebbe la forza per la sua auto liberazione, in modo che deve soltanto utilizzare la sua libera volontà. Ha bensì grandi difficoltà per vincere, per giungere in Alto, ma da lei non viene preteso troppo né qualcosa di inadempibile, dato che nella stessa misura le sta a disposizione la Forza. Ma se utilizza la sua libera volontà nel modo contrario, se si rivolge all’avversario per propria spinta, quindi se desidera da lui la forza per agire e pensare, allora la riceverà anche da lui, e la sua via conduce in basso, incontro alla rovina. Ora l’avversario cercherà di offuscare la consapevolezza dell’anima, mentre sulla Terra le concede tutto ciò che la mette in uno stato soddisfatto; adempirà il desiderare terreno e quindi cercherà di intontire l’anima, affinché non faccia nessuno sforzo di diventare libera dal potere che la domina. Ed ora avrebbe anche vinto il gioco, se non venisse lottato incredibilmente per l’anima dalla parte spirituale buona. Questa non lascia l’anima all’avversario senza lotta. Perciò gli esseri di Luce agiscono instancabilmente su tali anime, mentre cercano di presentare loro mentalmente il grande pericolo nel quale si trovano. Perciò anche l’uomo che si è consegnato spensieratamente al potere maligno, si occuperà di tanto in tanto con pensieri che non gli piacciono, perché non verrà lasciato inavvertito, quando cammina per una via sbagliata. Se ora arriva alla conoscenza che la sua via è sbagliata ed ha la volontà per prendere un’altra via, ha anche a disposizione la Forza che ora può utilizzare per liberarsi dal potere maligno. Ma se respinge da sé l’aiuto da parte degli esseri di Luce, allora è esposto senza speranza al potere maligno e tali anime sono perdute per tempi eterni, cioè tendono di nuovo arbitrariamente allo stato che le ha tenute relegate attraverso tempi inimmaginabili. Il potere dell’avversario è maggiore, più la volontà dell’uomo gli si consegna, e quando la volontà è una volta indebolita tramite lui, allora è sempre più difficile per l’anima staccarsi dalle sue catene. E malgrado ciò lo stato di un’anima non è senza speranza, finché una buona Forza spirituale si sforza per lei, cioè finché l’anima lascia agire su di sé ambedue i poteri, quindi non oppone proprio una resistenza alla Forza buona. Allora esiste sempre ancora la speranza che rivolga la sua volontà a queste Forze, perché allora il pericolo del naufragio è passato per quest’anima. Le Forze buone possono poi contribuire ad aumentare la volontà ed il distacco dal potere dell’avversario sarà sempre più facile, più l’anima concede alla Forza buona il potere su di sé, in modo che questa ora possa far valere la sua influenza. Ed all’anima riuscirà a trovare la retta via verso l’Alto.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Ingrid Wunderlich