Al het geestelijke is van Mij uitgegaan, en al het geestelijke moet naar Mij terugkeren. En alle aardse wijsheid is niet in staat iets uit te richten, waar Mijn liefde werkzaam is, waar de geest uit God eenmaal opgewekt is. Want alle macht in de hemel en op aarde komt Mij toe, en wat Ik wil, dat geschiedt.
Als Ik nu wil, dat alle schepselen Mij gehoorzamen, dan zullen ze daar niet tegen op kunnen, maar dan zou het wezen niet meer vrij zijn. Maar als de mens zelf wil, als hij naar Mij verlangt, kan Ik hem grijpen en naar Mij toe trekken en hij zal waarlijk niet meer terug verlangen. Het vurige verlangen naar Mij zal tot in het onmetelijke stijgen, en Ik zal haar vervullen en alle liefde zal in zijn hart ontvlammen, want het is Mijn geest, die naar Mij verlangt, het is Mijn schepsel, dat Ik het leven gaf en dat Ik zonder begin en zonder einde met al Mijn kracht liefheb. Begrijp dit goed en probeer de vurigheid van Mijn liefde te begrijpen.
Wat sinds eeuwigheid van Mij was, moet in alle eeuwigheid van Mij blijven, want het is immers goddelijke oerkracht, die jullie liet ontstaan. En er kan in het heelal niets verloren gaan, maar enkel voor eindeloos lange tijd van de Vader van het heelal gescheiden zijn.
En met verlangende liefde verwacht Ik al hetgeen van Mij uitgegaan is, terug. Ik liet de schepping ontstaan met als doel de uiteindelijke hereniging met de door Mij buitengewoon geliefde wezens. Ik hoor de zachtste roep en ben tot hulp bereid, waar Mijn schepselen naar hun Vader en Verwekker verlangen. Ik gaf Mezelf aan Mijn kinderen in eigendom en bracht het grootste offer voor hen door Mijn dood aan het kruis. Ik bied hun alle genaden aan en Ik leid en bestuur hen en verzeker hen van Mijn bescherming in elke nood en gevaar, want Mijn liefde kan hen niet loslaten. En Ik worstel om elke ziel en Ik wil hen niet zonder strijd aan de boze macht overlaten, want in Mijn liefde zie Ik al hun leed, wanneer ze aan de boze macht vervallen.
En degenen, die Mij weer liefhebben, zijn in alle waarheid Mijn kinderen en Mijn vaderlijke zorg geldt hen onophoudelijk. Degenen, die Mij dienen, wil Ik op aarde al de gelukzaligheden van de hemel te proeven geven. En als ze Mij Zelf in hun hart bespeuren, zijn ze onlosmakelijk met Mij verbonden en reeds op aarde al onnoemelijk zalig. Want Ik neem bezit van hen en ze gaan nooit alleen, ofschoon ze door de wereld en haar dienaren verlaten en verstoten worden. Ze hebben Mij verkozen en Mij tot hun leider gekozen, en hun liefde wil Ik belonen en Ik wil dichter bij hen komen en tot in alle eeuwigheid bij hen verblijven.
Amen
VertalerAller Geist ist von Mir ausgegangen, und aller Geist soll zurückkehren zu Mir.... Und alle irdische Weisheit vermag nichts auszurichten, wo Meine Liebe wirkt, wo der Geist aus Gott einmal erweckt ist.... Denn Mir steht alle Macht zu im Himmel und auf Erden, und was Ich will, das geschieht. So Ich nun will, daß Mir gehorchet alle Kreatur, so wird sie nicht dagegen ankönnen, doch es wäre dann das Wesen nicht mehr frei. So aber der Mensch selbst will.... so er zu Mir verlangt, kann Ich ihn ergreifen und zu Mir hinanziehen, und er wird wahrlich nicht mehr zurückverlangen.... Die Sehnsucht nach Mir wird ins unermeßliche steigen, und Ich werde sie erfüllen und alle Liebe entflammen in seinem Herzen, denn es ist Mein Geist, der nach Mir verlangt, es ist Mein Geschöpf, dem Ich das Leben gab und das Ich liebe mit all Meiner Kraft ohne Anfang und ohne Ende. Fasset dies wohl, und versuchet, die Innigkeit Meiner Liebe zu verstehen.... Was von Ewigkeit her Mein war, muß in alle Ewigkeit Mein verbleiben, denn es ist ja göttliche Urkraft, die euch erstehen ließ, und es kann nichts im Weltall verlorengehen, sondern nur unendlich lange Zeit getrennt sein vom Vater des Alls. Und mit sehnender Liebe erwarte Ich alles von Mir Ausgegangene zurück. Ich ließ die Schöpfung entstehen zum Zweck der endgültigen Wiedervereinigung mit den Mir überaus lieben Wesen.... Ich vernehme den leisesten Ruf und bin zur Hilfe bereit, wo Meine Geschöpfe ihren Vater und Erzeuger begehren, Ich gab Meinen Kindern Mich Selbst zu eigen und brachte das größte Opfer für sie durch Meinen Tod am Kreuze.... Ich biete ihnen alle Gnaden und lenke und leite sie und sichere ihnen Meinen Schutz zu in jeder Not und Gefahr, denn Meine Liebe kann nicht von ihnen lassen.... Und Ich ringe um jede Seele und will sie nicht kampflos der bösen Macht überlassen, denn in Meiner Liebe sehe Ich all ihr Leid, so sie dieser verfallen.... Und die Mich wiederlieben, sind in aller Wahrheit Meine Kinder, und ihnen gilt Meine Vatersorge unausgesetzt. Die Mir dienen, denen will Ich auf Erden schon die Wonnen des Himmels zu verkosten geben, und so sie Mich Selbst spüren im Herzen, sind sie unlösbar mit Mir verbunden und unsagbar selig schon auf Erden. Denn Ich nehme von ihnen Besitz, und sie wandeln nimmer allein, wenngleich sie von der Welt und ihren Dienern verlassen und verstoßen werden.... Sie haben Mich erkoren und Mich zu ihrem Führer gewählt, und ihre Liebe will Ich ihnen lohnen und Mich ihnen nahen und bei ihnen verbleiben bis in alle Ewigkeit....
Amen
Vertaler