Een onvrijwillige maar uiterst heilzame levensbeproeving heeft de mens te doorstaan, wanneer hij door zijn uiterlijke gestalte niet in staat is aan aards genot te hangen, dat wil zeggen: wanneer hem door een of andere handicap de gelegenheid tot onverdeeld levensgenot onthouden is en hij zo noodgedwongen moet afzien van aardse vreugden. Hij is nu weliswaar in groot gevaar in verbittering aan zijn Schepper te denken of Hem zelfs geheel en al af te wijzen, daar hem de wil van een Godheid die naar zijn mening de stervelingen onrechtvaardig met gaven bedeelt, onbegrijpelijk is. Wanneer hij echter ondanks zijn tegenslag een diep geloof heeft, is hem de geestelijke vooruitgang veel eerder mogelijk, omdat het voor hem gemakkelijk wordt, de wereld met haar verlokkingen te weerstaan en hij door het gebrek aan aardse vreugden zich veel meer met geestelijke vraagstukken bezighoudt - die hem veel eerder de staat van rijpheid bezorgen. Zo komen deze mensen vaak in korte tijd tot de juiste opvatting omtrent hun leven. Zij verlangen van het leven niet meer de volkomen vervulling, maar wachten op de tijd die aan hun aards bestaan een einde maakt, ervan overtuigd dat dan pas het ware leven begint en hun aardse levenswandel overeenkomstige gevolgen heeft in het hiernamaals.
En zo heeft dus de gehandicapte mens op aarde een zeker voordeel, omdat voor hem het zich ontzeggen van aardse vreugden bij wijze van spreken gemakkelijker wordt gemaakt dan voor een welgeschapen mens die voortdurend aan de verzoekingen van de wereld is blootgesteld. Maar alleen dan, wanneer hij in dezen zijn aandeel levert, wanneer hij in overgave aan de wil van God, zijn lot dat hem is opgelegd accepteert en hij zijn Schepper dankbaar is dat Hij hem het leven gaf. Is zulk een mens geestelijk actief, dan zal hij ook spoedig de vorm van zijn lichaam niet meer als tegenspoed zien maar het geestelijk leven als een begerenswaardig doel beschouwen. Hij zal alsmaar trachten zijn geestelijke kennis te verrijken en hij zal ook de medemensen liefde schenken en vanwege zijn lot niet mopperen of zelfs tegen God in opstand komen.
Amen
VertalerEl hombre tiene que sostener una prueba de vida involuntaria –pero aun así extremadamente curativa– cuando su cuerpo presenta deformaciones que le impiden el gozo ilimitado de placeres terrenales, es decir, cuando por eso se ve obligado a renunciar a placeres mundanos.
Sólo que ahora se encuentra en el gran peligro de guardar rencor a su Creador o, igual, de rehusarle del todo; porque según su criterio la Voluntad de un Divinidad que “agracia” a los seres humanos con semejantes “dones” le resulta incomprensible.
Pero si a pesar de su desgracia mantiene una fe firme, su progreso espiritual será más fácil porque le resultará más fácil resistirse a las tentaciones del mundo; pues en falta de placeres mundanos se dedicará tanto más a problemas espirituales que le llevarán mucho antes al estado de madurez.
De modo que frecuentemente tales hombres llegan en poco tiempo al concepto correcto de su Vida de la cual ya no exigen una realización total sino que con paciencia esperan la hora que acaba con su existencia, convencidos que solamente entonces comenzará la verdadera Vida... y que en el Más Allá su conducta en la Tierra tendrá sus consecuencias.
En este sentido el que en la Tierra esté deformado tiene cierta ventaja pues su renuncia a los placeres terrenales le resulta más fácil que a un hombre bien hecho que continuamente está expuesto a las tentaciones mundanas - pero eso sólo si el mismo cumple con lo suyo, es decir, si con devoción a la Voluntad de Dios soporta la suerte que le está impuesta, dando gracias a su Creador por haberle dado la vida.
Si tal hombre es espiritualmente activo, entonces pronto ya no considerará su figura como una desgracia sino verá en la Vida espiritual un objetivo deseable. Siempre aspirará por más saber, y también dará amor a sus semejantes. Pero no se quejará de su suerte y menos aún se rebelará contra Dios...
Amén.
Vertaler