Hoe ver de zorg van de hemelse Vader om Zijn kinderen op aarde zich uitstrekt, kun je daaraan zien, dat elke belichaming tevoren al de grootst mogelijke geestelijke ontwikkeling waarborgt, die in deze vorm kan worden bereikt, zodat de ziel van de mens bij het binnengaan van het vleselijk lichaam zich in een bepaalde graad van rijpheid bevindt en nu de laatste belichaming helemaal voldoende is het kindschap Gods te verkrijgen, wanneer de mens het er zich aan gelegen laat liggen, het aardse leven naar vermogen te benutten, om geestelijk vooruit te gaan. Is deze tijd van genade door eigen wil of weerstand nutteloos of weinig succesvol voor de ziel verstreken, dan is dit des te betreurenswaardiger, omdat nu het wezen juist de gevolgen van zijn weerstand zelf moet dragen. Dat wil zeggen, dat tegelijkertijd al het onrijpe en onvolmaakte geestelijke zich ook doet gevoelen als leed en straf. De ziel zal in dezelfde mate lijden als ze haar zwakheden en fouten inziet en zich hiervan niet meer, zoals op aarde, zelf kan bevrijden. De tijd van genade van de eigen verlossing is voorbij en als het werk van verlossing en liefde van de volmaakte geesten niet zou beginnen om de ziel bij te staan en haar opwaarts te helpen, dan zou de ziel nu reddeloos verloren zijn.
Het is nu echter een verkeerde veronderstelling, een nutteloos doorgebracht aards leven naar believen weer op zich te kunnen nemen om de verzuimde zelfverlossing in te halen. Wanneer zoiets door de Heer van de schepping zonder uitzondering zou zijn voorzien, was het verlossingswerk van de goddelijke Heiland waarlijk niet nodig, want het stond dan ieder wezen zonder meer vrij, het eens mislukte of slecht benutte aardse leven naar believen te herhalen en dan zou zo de enorm grote Zegen van het verlossingswerk aanzienlijk verminderd zijn, terwijl echter juist voor de korte duur van het aardse leven door het werk van verlossing buitensporig veel genaden voor de mens werden verworven, om juist een algeheel vrij worden van de materie in deze tijd mogelijk te maken, hoewel het aan ieder mens wordt overgelaten, deze weg van genaden te kiezen, respectievelijk zich nuttig te maken of de tijd van lijden met alle kwellingen in het hiernamaals op zich te nemen. De oneindige Liefde Gods laat geen wezen aan de eeuwige ondergang ten prooi vallen en er zijn eindeloos veel mogelijkheden tot loutering, maar de tijd op aarde te benutten zal slechts eenmaal zijn toegestaan, op de weinige gevallen na, waarbij de Heer er een bijzondere taak of bedoeling aan verbindt, welke echter niet te generaliseren zijn.
De leer van de reïncarnatie is beslist schadelijk voor de mensen, want ze zullen vanuit een zekere luiheid van geest steeds daarin hun troost of motivatie zoeken, dat ze eens al hun onvolkomenheden en fouten kunnen goedmaken. En zo’n leer zal nooit zegenrijk zijn, want alleen onvermoeid werken aan zichzelf is in staat hen het resultaat op te leveren, dat ze eens tevreden op hun leven kunnen terugzien, terwijl de leer van de herbelichaming steeds een achterdeurtje openlaat, waarvan de zwakken, nalatigen en luien zich bedienen. Geen minuut van uw leven moet u uw doel vergeten; u moet steeds alleen de hereniging met God nastreven en proberen de tijd op aarde tot het uiterste te benutten. Alleen dan maakt u zich waardig, de zorgzame en liefdevolle steun, die God de Heer u ten deel liet vallen, gedurende de oneindig lange weg die u tot aan uw bestaan op aarde gegaan bent.
Amen
Vertaler(Continuación de B.D. 0786 y 0787)
En qué medida se extiende el cuidado del Padre celestial a sus niños en la Tierra, esto se desprende del hecho que cada encarnación antes ya garantiza un desarrollo lo más espiritual posible en esta forma humana. De modo que el alma al entrar en el cuerpo carnal ya se encuentra en cierto estado de madurez, por lo que ahora la última encarnación es absolutamente suficiente para obtener la filiación de Dios - eso si el hombre cuida de aprovechar la vida en la Tierra con todas las fuerzas para el progreso espiritual.
Si esta etapa de Gracia por propia voluntad o por resistencia ha transcurrido inútilmente o poco aprovechada para el bien del alma, esto es tanto más lamentable ante el hecho de que ahora el ser mismo tiene que soportar precisamente las consecuencias de su propia resistencia; es decir que, a la vez, todo lo espiritual inmaturo e inacabado se le manifiesta en forma de sufrimiento y castigo...
También el alma sufrirá en la misma medida en que reconoce sus flaquezas y sus errores, de los que ya no puede liberarse ella misma - como lo pudo en la Tierra... La etapa de Gracia de su propia salvación se ha acabado; y si ahí no intercediera la obra de amor y de salvación por parte de los seres perfectos para socorrer al alma y llevarla hacia la Altura, el alma estaría irremediablemente perdida.
Hay una suposición errónea de poder repetir, a voluntad, una vida en la Tierra inútilmente desperdiciada, para recuperar la auto-salvación omitida. Si el Señor de la Creación hubiera previsto esto sin excepción, entonces, verdaderamente, no habría sido necesaria la Obra de Redención del Salvador divino, porque una vez que la vida terrenal hubiera sido desperdiciada o desaprovechada, cada ser habría sido libre a repetirla, sin más ni más. En este caso la gran Bendición de la Obra de Redención quedaría considerablemente reducida - mientras que precisamente por la corta duración de la vida en la Tierra, la Obra de Redención ha conseguido Gracia ilimitada para el hombre... y eso precisamente para facilitar, en esta corta etapa, una liberación total de la materia - a pesar de ser cosa de cada hombre el elegir este camino de Gracia y aprovecharlo o, en el Más Allá, cargarse con la era de todos tormentos.
El Amor ilimitado de Dios no permite que un ser esté condenado al fracaso eterno, y hay una infinidad de posibilidades para la purificación, pero lo de poder aprovechar el tiempo en la Tierra sólo os será permitido una sola vez - excepto en los pocos casos cuando el Señor lo combina con un una tarea o un propósito especial - lo que nunca se debe generalizar.
La “doctrina” de la reencarnación siempre es en detrimento de los hombres. Porque en cierta tibieza del espíritu siempre verán en ella un consuelo o la argumentación que una vez podrán recuperar todo de lo que carecen. De modo que esta “doctrina” nunca será benéfica, porque únicamente el trabajo incesante en sí mismo puede producirles el éxito que algún día, con satisfacción, podrán echar una mirada retrospectiva sobre su vida... mientras que la “doctrina de la reencarnación” siempre reserva una salida trasera de la que se aprovechan los débiles, los negligentes y los tibios.
Ni un solo minuto de vuestra vida debéis olvidaros de vuestra meta. Siempre sólo debéis aspirar a la reunificación con Dios, y procurar a aprovechar al máximo el tiempo en la Tierra. Sólo entonces os volvéis dignos del Cuidado amoroso que Dios el Señor os ha concedido durante el camino infinitamente largo que anduvisteis hasta el día de vuestra encarnación en la Tierra...
Amén.
Vertaler