Vergelijk Kundgabe met vertaling

Meer vertalingen:

Toestand van vrede op aarde is afhankelijk van de geestelijke toestand

De mensen hebben nog de vrede in het vooruitzicht, die de aarde eens gelukkig zal maken. Er grijpen nog te veel demonen, die door de geestelijke instelling van de mensen makkelijk hinderlagen kunnen leggen, in het wereldse gebeuren in en zo zal een omwenteling in het aardse leven pas dan merkbaar worden, wanneer het denken van de mensheid meer een geestelijke beleving wordt. Voor de tijd op aarde zullen de beloften van de Heer dus pas dan vervuld worden, wanneer het geloof van de mensenkinderen in Hem levend wordt in hun harten.

Al het geestelijke gaat als het ware niet met de wereld, maar naast de wereld. Enkel de één of de ander kan de mens geheel beheersen en de wereld zal in dezelfde mate verliezen, als het geloof wint. Zoals de weegschaal doorslaat naar het geestelijke zal ook de vrede de aarde gelukkig maken en alle aardse nood zal tot een einde komen.

Maar het verlangen van de mensheid is daar nog ver van verwijderd. Het wereldse verlangen houdt hen nog vast in strakke boeien. Er wordt steeds alleen maar hieraan geofferd en bijna alle interesses betreffen enkel maar de aardse vreugden. Aan de brede, begaanbare weg, die tot de ondergang van de ziel en het verderf leidt, wordt de voorkeur gegeven boven het smalle pad, dat wel vol doornen zit, maar zeker naar het doel leidt. Naar het eeuwige leven in alle pracht en heerlijkheid.

En zolang het streven en denken van de mensen niet veranderen, zolang hun denken niet dieper en meer naar binnen gericht wordt, kan ook het wereldgebeuren niet veranderen, want de mensen vormen deze zelf door hun wil. Zolang hun liefde alleen maar de bevrediging van het lichaam betreft, halen ze ook de krachttoevoer voor hun streven uit de materialistische geestenwereld en dit kan enkel een toename van alle wereldse begeerten tot gevolg hebben, maar nooit een afnemen hiervan.

Daarentegen zal de kracht om het goede te doen enorm toenemen als de liefde van de mens niet zichzelf, maar de medemensen betreft en hiermee de alles onderhoudende Schepper. Elke hulp die de mensen nu toegestuurd wordt, is goede geestelijke kracht, die steeds het verlangen naar het geestelijke vergroot en een zekere vergeestelijking van het menselijke denken tot gevolg heeft.

De mensen zijn dus zelf omvormers van het wereldgebeuren en daarmee dragers van de vredesgeest, als ze hun geneigdheid naar de wereld ondermijnen en in een geestelijk beleven en vervolmaking hun vervulling zoeken. Een vrediger toestand zal dan de aarde gelukkig maken. Er zal noch tweedracht noch nijd onder de volkeren zijn. Niemand zal proberen om de goederen van anderen te verminderen, maar steeds met anderen delen en het werkzaam zijn in liefde onder elkaar zal de mens de hoogste ontplooiing van de geest bezorgen.

Want de wereld is deel van de duistere macht. Degene, die naar haar verlangt, geeft zich ook aan deze macht in eigendom, maar degene, die haar verafschuwt, wordt door de zalige geestelijke wereld gegrepen en kan zich voortdurend kracht ontvangend aan deze geestelijke wereld overgeven. En zo zal de staat van vrede buitengewoon gelukkig makend zijn voor de mensenkinderen, die het verlangen naar de wereld volledig afgelegd hebben en zich volledig naar het geestelijke toegekeerd hebben. Maar pas degene, die dit beseft heeft, kan aan de samenwerking om de wereld de eeuwige vrede te brengen, deelnemen.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Peter Schelling

Friedenszustand der Erde abhängig vom Geisteszustand....

In weiter Sicht ist den Menschen noch der Friede, der die Erde einst beglücken soll. In das Weltgeschehen greifen noch zu viele Dämonen ein, die in der geistigen Einstellung der Menschen zu großen Hinterhalt finden, und so wird sich eine Umwälzung im Erdenleben erst dann bemerkbar machen, wenn sich der Menschheit Sinn mehr dem geistigen Erleben zuwendet.... Und es werden sonach für die Erdenzeit die Verheißungen des Herrn erst dann Anwendung finden, wenn der Glaube der Erdenkinder an Ihn im Herzen lebendig wird. Es geht alles Geistige gleichsam nicht mit der Welt, sondern neben der Welt.... Es kann nur eines oder das andere den Menschen ganz beherrschen, und es wird im selben Maße die Welt verlieren, wie der Glaube gewinnt. So die Waagschale des Geistigen das Übergewicht haben wird, wird auch der Friede die Erde beglücken, und alle diesirdische Not wird ein Ende haben. Doch der Menschheit Sehnen ist davon noch weit entfernt. Das weltliche Verlangen hält sie in festen Banden, es wird nur immer diesem geopfert, und nahe alle Interessen gelten nur den irdischen Freuden. Der breite, gangbare Weg, der zum Untergang der Seele und ins Verderben führt, wird dem schmalen Weg vorgezogen, der wohl dornenvoll ist, aber mit Sicherheit zum Ziel führt.... zum ewigen Leben in aller Pracht und Herrlichkeit. Und ehe sich nicht das Trachten und Sinnen der Menschen ändert, ehe nicht ihr Denken tiefer und innerlicher wird, kann sich auch das Weltgeschehen nicht ändern, denn die Menschen selbst formen es durch ihren Willen. Solange ihre Liebe nur der Befriedigung des Leibes gilt, so lange holen sie sich auch die Kraftzufuhr für ihr Streben aus der materialistischen Geisterwelt, und dies kann nur eine Vermehrung aller weltlichen Begierden zur Folge haben, niemals aber ein Abflauen derselben. Dagegen wird die Kraft zum Guten sich ungeheuer vermehren, so die Liebe des Menschen nicht sich selbst, sondern den Mitmenschen gilt und somit wieder dem alles erhaltenden Schöpfer.... Jede Unterstützung, die den Menschen nun zugeht, ist gute geistige Kraft, die stets das Verlangen nach Geistigem erhöhen und ein sicheres Vergeistigen des menschlichen Denkens zur Folge hat. Es sind sonach die Menschen selbst Umgestalter des Weltgeschehens und somit Träger des Friedensgeistes, so sie ihren Hang zur Welt untergraben und im geistigen Erleben und Vervollkommnen ihre Erfüllung suchen. Es wird dann ein friedvoller Zustand die Erde beglücken.... es wird weder Zwietracht noch Neid unter den Völkern sein.... Keiner wird des andern Gut zu schmälern versuchen, doch immer mit dem anderen teilen, und ein Liebeswirken untereinander wird den Menschen zur höchsten Entfaltung des Geistes verhelfen. Denn die Welt ist Anteil der finsteren Macht.... Wer nach ihr verlangt, gibt sich auch dieser Macht zu eigen, doch wer sie verabscheut, wird von der seligen Geistwelt ergriffen und kann fort und fort kraftempfangend sich dieser hingeben. Und so wird der Friedenszustand ungemein beglückend sein für die Erdenkinder, die das Verlangen nach der Welt völlig abgelegt und sich voll dem Geistigen zugewendet haben. Doch erst, wer dies erkannt hat, kann sie sich an der Mitarbeit beteiligen, der Welt den ewigen Frieden zu bringen.

Amen

Vertaler
This is an original publication by Bertha Dudde