Vergelijk Kundgabe met vertaling

Meer vertalingen:

Liefde – Levensstroom – Goddelijke kracht – Bevrijding

Zie, Mijn kind, wie voor Mijn naam strijdt, zal in het aardse leven ook moeten lijden, maar jullie zullen dit lijden moeiteloos verdragen omdat jullie dan in vast vertrouwen aan Mij denken en in de liefde voor Mij verzachting en troost zullen vinden. En wie op moeilijke momenten aan Mijn lijden aan het kruis zal denken, diens hart zal in liefde ontbranden en hij zal als het ware het kruis met Mij dragen. Bij wie echter het geloof ontbreekt, die zal veel zwaarder moeten strijden tegen de wederwaardigheden van het leven, maar deze moeten hem opgelegd worden wil ook hij de weg naar de hemelse Vader vinden. Maar jullie, die de weg naar Mij gevonden hebben, vrezen jullie niet het leed want Ik kom jullie nader in grote liefde en deze uit zich op elke manier, maar altijd tot jullie nut.

De liefde kent geen grenzen, ze is eeuwig en altijd en kan nooit vergaan. Ze grijpt jullie vast, Mijn kinderen, en kan jullie niet loslaten. En in de liefde wortelt al het goede, ze trekt de mens omhoog, ze ontwikkelt en steunt hen, ze blijft onveranderlijk dezelfde, steeds de belichaming van de goddelijke schepping, ze is de drijfkracht achter hen die naar de hoogte streven, ze is het vurige verlangen en de vervulling tegelijkertijd. En zonder liefde zal geen wezen ooit de voltooiing kunnen bereiken. De liefde is de levensstroom, die, van God uitgegaan, alles in de schepping laat ontstaan en het voortbestaan waarborgt. En dus kan de liefde ook nooit uitgeschakeld worden. Ze is goddelijke kracht en derhalve levenwekkend. Dus wat leeft, moet door de liefde van God gegrepen zijn en kan dus niet meer vergaan, want de goddelijke kracht kan nooit een teruggang ondergaan. Ze zal alleen maar sterker en intensiever worden zonder ooit op deze kracht in te boeten.

En wanneer jullie nu zelf pure liefde geworden zijn, dan moeten jullie noodgedwongen ook kracht zijn, en deze kracht werkt gelijk aan Mij en met Mij volgens Mijn wil, want alles wat uitvloeisel van de eeuwige Godheid is, kan niet op raken. Alleen de vaste wil van de mensen is nodig om deze kracht in zich op te nemen, dat wil zeggen zo toegewijd in liefde werkzaam te zijn dat nu de goddelijke kracht, die op zich pure liefde is, zich aan de mensen meedeelt. En deze kracht moet de mens rijkelijk benutten. Hij moet steeds liefhebben opdat de ook de geestelijke kracht, de goddelijke liefde, in hem zal toenemen. Hij moet bij al het handelen en denken steeds alleen maar de liefde voorop zetten, dan kan hij ieder gevaar dat hem van buiten bedreigt in de ogen kijken, want hij heeft dan de kracht in zich om alles tot volledige stilstand te kunnen brengen wat van de liefdeloze zijde tegen hem ondernomen wordt. De macht van de vijand bezwijkt tegen de overmacht van de liefde. De haat zal door de liefde verslagen worden en de mens zal heer worden over alle materie, alleen maar door het vuur van de goddelijke liefde, dat de ziel loutert en ze hiermee van de materie verlost. En alles zal vrij worden door de liefde.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Peter Schelling

Liebe.... Lebensstrom.... Göttliche Kraft.... Befreiung....

Siehe, Mein Kind, wer für Meinen Namen kämpft, wird auch leiden müssen im Erdenleben, doch sollt ihr diese Leiden leicht ertragen, weil ihr in fester Zuversicht dann Meiner gedenket und in der Liebe zu Mir Linderung und Trost finden werdet. Und wer in schwerer Stunde an Mein Leiden am Kreuz denken wird, dessen Herz wird in Liebe erglühen, und er wird gleichsam das Kreuz mit Mir tragen.... Wem aber der Glaube mangelt, der wird viel ärger kämpfen müssen gegen die Widerwärtigkeiten des Lebens, doch diese müssen über ihn verhängt werden, soll auch er zum himmlischen Vater finden.... Aber ihr, die ihr zu Mir gefunden habt, fürchtet nicht das Leid, denn euch nahe Ich Mich in großer Liebe, und diese äußert sich in jeder Weise, doch immer euch zum Nutzen.... Die Liebe kennt keine Grenzen, sie ist immer und ewig und kann nie vergehen, sie erfaßt euch, Meine Kinder, und kann nicht von euch lassen.... Und in der Liebe wurzelt alles Gute, sie zieht den Menschen nach oben, sie bildet und fördert ihn, sie bleibt unveränderlich die gleiche, immer der Inbegriff göttlicher Schöpfung, sie ist die Triebkraft alles zur Höhe Strebenden, sie ist Sehnsucht und Erfüllung zugleich.... Und ohne Liebe wird kein Wesen je vollkommen werden können, es ist die Liebe der Lebensstrom, der, von Gott ausgegangen, alles in der Schöpfung erstehen läßt und das Fortbestehen sichert.... Und so kann die Liebe auch nimmer ausgeschaltet werden, sie ist göttliche Kraft und somit Leben erweckend. Was also lebt, muß von der Liebe Gottes erfaßt sein und kann sonach nicht mehr vergehen, denn die göttliche Kraft kann nimmer einen Rückgang erfahren, sie wird in sich nur immer stärker und intensiver werden, ohne jemals von dieser Kraft einzubüßen. Und wenn ihr nun selbst pur Liebe geworden seid, dann müsset ihr notgedrungen auch Kraft sein, und diese Kraft wirket dann gleich Mir und mit Mir nach Meinem Willen, denn alles, was Ausfluß der ewigen Gottheit ist, kann sich nicht aufbrauchen.... Es wird nur der feste Wille des Menschen benötigt, diese Kraft in sich aufzunehmen, d.h., sich so hingebend in Liebe zu betätigen, daß nun die göttliche Kraft, welches ist pure Liebe an sich, dem Menschen sich mitteilt.... Und diese Kraft soll der Mensch ausgiebig nützen.... er soll immer nur lieben, auf daß sich in ihm auch die Geisteskraft, die göttliche Liebe, vermehre. Er soll allem Handeln und Denken nur immer die Liebe voransetzen, dann kann er jeglicher Gefahr, die ihm von außen droht, ins Auge sehen, denn er hat dann die Kraft in sich, einen völligen Stillstand gebieten zu können allem, was von liebloser Seite gegen ihn unternommen wird. Es wird die Macht des Feindes zerschellen an der Übermacht der Liebe.... es wird der Haß besiegt werden von der Liebe, und es wird der Mensch Herr werden über alle Materie nur durch das Feuer göttlicher Liebe, das die Seele läutert und sie somit von der Materie erlöst.... Und alles wird frei werden durch die Liebe....

Amen

Vertaler
This is an original publication by Bertha Dudde