Vergelijk Kundgabe met vertaling

Meer vertalingen:

Vreugden van de wereld – Opnamevat van de goddelijke geest

Laat jullie niet verblinden door de prikkels van de wereld. Want jullie geraken in groot gevaar, en jullie zielenheil moeten jullie boven alles in de wereld stellen. Als jullie de Heer willen dienen, dan moeten jullie alles opgeven wat jullie met deze aarde verbindt. Jullie moeten je bewust teweerstellen tegen de verlokkingen van de wereld. De strijd hiertegen versterkt de geest in jullie en jullie worden als het ware als overwinnaar van de materie vrij van het geweld van het kwaad.

Alles wat jullie zien en voelen, bergt onvrij geestelijks in zich, wat jullie moeten weerstaan, want de aarde met alle glans en alle uiterlijkheden is jullie gegeven als steen des aanstoots, als verzoeking, opdat jullie je daaraan zullen beproeven en uit vrije wil deze verzoeking leren weerstaan. Heeft alle glans van de wereld zich eenmaal van jullie harten meester gemaakt, dan is de strijd onuitsprekelijk zwaar en dan betekent dat geweld gebruiken om het hemelrijk te verwerven. Alleen maar in voortdurende strijd tegen de verzoeking is het mogelijk de ziel uit haar nood te verheffen en haar te verlossen uit de donkere nacht. Ze smacht al te zeer in de banden van de haar omgevende materie en haar verlangen is de bevrijding hiervan.

Daarom moet de mens alles mijden wat haar omhulsel zou kunnen verdikken. Hij moet proberen haar verlichting te brengen doordat hij gewillig alles opgeeft wat hem met de aardse wereld verbindt en zijn gedachten op de geestelijke wereld richten. Daardoor wordt het licht en helder rondom de ziel en haar toestand wordt vrijer en vrijer. Ze zoekt de verbinding met de in haar sluimerende goddelijke geest die zich met de ziel verenigen kan, naarmate ze vrijer van de materie wordt. Zo is het ter opwekking van de geest in zich telkens voorwaarde tegenstand te bieden aan alle wereldse verlangens. Want nooit kan de toestand van de ziel zich verbeteren als het lichaam aan aardse verlangens toegeeft, en daarom kan de ziel ook nimmer een opnamevat van de goddelijke geest worden.

De wereld lokt wel heel erg en is daarom onophoudelijk een gevaar voor de ziel, maar omdat de mens hulpkrachten van iedere aard ter beschikking staan gedurende het leven op aarde, heeft hij het toch in zijn macht haar te weerstaan. De goddelijke Schepper laat geen wezen onbeschermd en machteloos door het leven op aarde gaan. Iedere bescherming en iedere hulp kan hij zich verschaffen door het gebed en wie zich van dit middel bedient, kan iedere aardse verzoeking de baas worden, want hij wordt door het gebed deelachtig aan alle genade van de Heer en hoeft nooit meer te vrezen zonder bescherming aan alle verzoekingen van de wereld overgeleverd te zijn.

Hij vermeerdert zijn geestelijke goederen in dezelfde mate als hij zich van het gebed bedient. Hij heeft dus zelfs de mogelijkheid en de macht figuurlijk de aarde te verlaten en zich daarvoor geestelijk volop te verzadigen en veel mooiers voor de ziel in te ruilen dan dat de aarde ooit aan wereldse vervulling van het lichaam bieden kan. En dus geeft de mens niets op als hij de vreugden van de wereld mijdt, maar wint onuitsprekelijk veel, want de vreugden van de wereld zijn niet bestendig, zij zijn onecht en vergankelijk, maar de geestelijke vreugden wegen tegen al het aardse op en blijven bestaan tot in alle eeuwigheid.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Gerard F. Kotte

Freuden der Welt.... Aufnahmegefäß des göttlichen Geistes....

Lasset euch nicht betören von den Reizen der Welt. Denn ihr geratet in große Gefahr, und euer Seelenheil soll euch höherstehen als alles in der Welt. Wollet ihr dem Herrn dienen, so müsset ihr alles aufgeben, was euch mit dieser Erde verbindet, ihr müsset euch in bewußte Abwehr stellen den Lockungen der Welt gegenüber. Der Kampf wider diese stärkt den Geist in euch, und ihr werdet gleichsam als Bezwinger der Materie frei von der Gewalt des Bösen. Es birgt alles, was ihr seht und fühlt, unreifes Geistiges in sich, dem ihr widerstehen müßt, denn die Erde mit allem Glanz und allen Äußerlichkeiten ist euch gegeben als Stein des Anstoßes.... als Versuchung.... auf daß ihr euch daran erproben sollt und aus freiem Willen dieser Versuchung widerstehen lernt. Hat sich aller Glanz der Welt eures Herzens erst einmal bemächtigt, dann ist der Kampf unsagbar schwer, und dann heißt es Gewalt anwenden, um das Himmelreich zu erwerben. Nur im steten Kampf gegen die Versuchung ist es möglich, der Seele Not zu heben und sie zu erlösen aus dunkler Nacht. Sie schmachtet allzusehr in den Banden der sie umgebenden Materie, und ihr Verlangen ist die Befreiung von derselben. Darum muß der Mensch alles meiden, was ihre Hülle verdicken könnte.... er muß versuchen, ihr Erleichterung zu bringen, indem er willig alles aufgibt, was ihn mit der irdischen Welt verbindet, und seine Gedanken der geistigen Welt zuwenden. Dadurch wird es licht und hell um die Seele, und ihr Zustand wird freier und freier.... Sie sucht die Verbindung mit dem in ihr schlummernden göttlichen Geist, der sich mit der Seele einen kann, je freier sie von der Materie wird. So ist allemal zur Erweckung des Geistes in sich Vorbedingung Widerstand gegen alles weltliche Verlangen.... Denn niemals kann der Seele Zustand sich bessern, wenn der Körper irdischem Verlangen nachgibt, und kann daher die Seele auch nimmermehr Aufnahmegefäß göttlichen Geistes werden. Es locket die Welt wohl gar sehr und ist daher unausgesetzt Gefahr für die Seele, doch da dem Menschen Hilfskräfte jeglicher Art zur Verfügung stehen während des Erdenlebens, hat er es doch in der Gewalt, ihr zu widerstehen. Der göttliche Schöpfer läßt kein Wesen schutzlos und ohnmächtig durch das Erdenleben gehen.... jeden Schutz und jede Hilfe kann er sich verschaffen durch Gebet, und wer sich dieses Mittels bedient, kann jeder irdischen Versuchung Herr werden, denn er wird durch das Gebet aller Gnade des Herrn teilhaftig und braucht nimmermehr zu fürchten, schutzlos aller Versuchung der Welt ausgeliefert zu sein. Er vermehrt sein geistiges Gut im selben Maß, als er sich des Gebetes bedient, er hat somit selbst die Möglichkeit und die Macht, sich bildlich von der Erde zu trennen und sich geistig dafür vollauf zu sättigen und weit Schöneres für die Seele einzutauschen, als die Erde je an weltlicher Erfüllung dem Körper bieten kann. Und somit gibt der Mensch nichts auf, wenn er die Freuden der Welt meidet, sondern gewinnt unsagbar viel, denn die Freuden der Welt sind nicht von Bestand.... sie sind unecht und vergänglich.... doch die geistigen Freuden wiegen alles Irdische auf und bleiben bestehen bis in alle Ewigkeit....

Amen

Vertaler
This is an original publication by Bertha Dudde