Op de jongste dag zullen jullie aan de poort van het paradijs staan en toegang verlangen, en de levenden en de doden zullen gericht worden. Wie vol van leven en geloof was, zal toegelaten worden tot het rijk van de eeuwige heerlijkheid, maar wee degenen die dood zijn, die het ontbreekt aan geloof en die zich dus in verdorvenheid onwaardig gemaakt hebben voor het hemelse paradijs. Dezen zullen geen opname vinden, maar naar beneden in de diepste duisternis gestoten worden. Aan hen heeft de Heer op aarde meer dan genoeg aanwijzingen gegeven, opdat ze de weg terug naar Hem zouden vinden, maar Zijn woorden stierven ongehoord weg, en bij hun eigen ongeloof voegden ze nog de schuld van het ongeloof van anderen, doordat ze al hun geloof poogden te verwoesten en zich over haar bereikte doelen verheugen.
O, wee hen. De eigen ziel in de afgrond te storten is onnoemelijk treurig en verwerpelijk, maar medeschuldig te zijn aan de verdoemenis van medemensen, respectievelijk hun zielen, is onverantwoordelijk en zal door de goddelijke Wreker met Zijn toorn belast worden, reeds hier op aarde en in het hiernamaals. Die God gevonden hebben, zullen zich over de heerlijkheid verheugen, die Hem trouw gediend hebben en zich hebben verenigd met de goddelijke Vadergeest. Voor hen zal in het hiernamaals helder licht stralen en onvergankelijke vreugden zullen hen te wachten staan, want de liefde van de Vader is onmetelijk en bereidt hen alle gelukzaligheden van de hemel.
En zo zal aan allen het rechtvaardige loon toebedeeld worden in de eeuwigheid, de rechtvaardigen zullen leven in de Heer en allen die in strijd met Zijn geboden handelen en Hem niet als hun Schepper en Vader willen erkennen, zullen uit de nabijheid van de Heer verstoten worden. En deze verwijdering van de Vader zal hun tot grootste kwelling zijn, want al het licht zal hun afgenomen worden en diepste duisternis is hun aandeel. De mate van hun onvolmaaktheid zal hen bedrukken en een pijnvolle toestand van berouw teweegbrengen en ze zullen in opstand komen tegen de onverbiddelijke macht die ze in banden houdt.
Het is nu echter de opdracht voor deze goede geesten van God hun verlossingswerk aan hen te beginnen en door hun onvermoeibare liefde ook deze zielen omhoog te halen naar het licht. Onnoemelijk langdurig is zo’n onderneming en aan de liefhebbende geestelijke wezens wordt weerstand van allerlei aard geboden. Wie tot inzicht komt en berouw toont, is niet reddeloos verloren en komt, hoewel onder smartelijk lijden, toch langzaam omhoog. Maar de haat en de laster verspert vaak in volle wil de weg die uit de eeuwige duisternis naar het licht zou kunnen voeren. Daar is de toestand dan gelijk aan de grootste ellende. In onbeschrijflijk lange tijd moeten zulke zielen door het vuur van hun hartstochten gaan tot de hen altijd weer toegekeerde barmhartigheid aangenomen wordt. Maar daar kunnen eeuwigheden overheen gaan. En in diezelfde eeuwigheden straalt de kinderen van God het vuur van de goddelijke liefde toe. Zij zijn verenigd met de eeuwige Godheid, het oerbegin van alle zijn.
Amen
VertalerOs pararéis en la puerta del paraíso en el último día y pediréis admisión, y los vivos y los muertos serán juzgados. Cualquiera que esté lleno de vida y de fe será admitido en el reino de la gloria eterna, pero ¡ay de los muertos.... que carecen de fe y se han hecho indignos del paraíso celestial por depravación! Estos no encontrarán aceptación, sino que serán arrojados a las tinieblas más profundas. El Señor les ha dado suficientes indicaciones en la tierra para que encuentren el camino de regreso a Él, pero Sus Palabras fueron desoídas, y a su propia incredulidad agregaron la culpa de la incredulidad a los demás, tratando de destruir toda su fe y se alegraron de su objetivo logrado. Ay de ellos....
Empujar la propia alma al abismo es indescriptiblemente triste y reprobable, pero ser cómplice de la condenación de los semejantes, res. de sus almas es irresponsable y será castigado con Su ira por el vengador divino ya aquí en la tierra y en el más allá. La gloria la gozarán los que se han acercado a Dios, los que Le han servido fielmente, y los que se han unificado con el divino Espíritu del Padre. Luz brillante resplandecerá para ellos en el más allá, y les esperarán alegrías imperecederas, porque el amor del Padre es inconmensurable y les prepara todas las delicias del cielo.
Y así todos recibirán una justa recompensa en la eternidad, los justos vivirán en el Señor, y todos aquellos que contravengan Sus mandamientos y no hayan querido reconocerlo como Su Creador y Padre serán echados de estar cerca del Señor. y esta distancia del Padre será su mayor tormento; porque toda la luz les será quitada y las tinieblas más profundas serán su parte. El grado de su insuficiencia los oprimirá y creará un doloroso estado de arrepentimiento, y se rebelarán contra el poder implacable que los ata. Sin embargo, esos buenos espíritus de Dios tienen ahora la tarea de comenzar con ellos su obra de redención y, por su amor incansable, atraer también a estas almas hacia la luz.
Tal comienzo es indescriptiblemente tedioso, y todo tipo de resistencia se opone a los amorosos seres espirituales. Cualquiera que reconoce y arrepiente no está irremediablemente perdido y se levanta lentamente hacia la altura, aunque sea en un sufrimiento insoportable. Pero el odio y el vicio a menudo obstruyen el camino con plena voluntad, que podría llevar de las eternas tinieblas hacia la luz. Allí entones las circunstancias siempre son la mayor miseria. En un tiempo indescriptiblemente largo tales almas tienen que pasar por el fuego de sus pasiones hasta que la misericordia que se le muestra sea aceptada.... Pero pueden pasar eternidades al respecto.... y en las mismas eternidades el fuego del amor divino brilla para los hijos de Dios.... ellos están unidos con la Deidad eterna, el principio mismo de toda existencia.... amén
Vertaler