En de groten der aarde zullen erkennen dat ze klein en machteloos zijn en vanuit zichzelf tot niets in staat zijn tot iets wat hun toestand zou kunnen verbeteren. En als ze zich niet bezinnen op hun oorsprong uit God, zullen ze ook geen uitweg vinden uit hun nood. Alleen degene, die zich hiervan bewust is, heeft de middelen in de hand, want deze zal zich steeds vol vertrouwen wenden naar Degene, Die hem geschapen heeft en toont Hem zijn noodsituatie en ook daar vindt hij de hulp, die hij hoopt te vinden. Maar de anderen dwalen rusteloos door nood en gevaar en vinden geen uitweg, want ze sluiten hier in valse trots hun ogen voor.
De toestand van degenen, aan wie de wereld tot nog toe veel geboden heeft, zal bijzonder smartelijk zijn. Hun enige zorg is een passende zekerheid voor hun verdere leven te vinden en ze denken er niet aan, dat dit leven de volgende dag ten einde kan zijn. Ze denken er niet aan dat het veel waardevoller is voor de vrede van de ziel te zorgen dan voor de zekerheid van het lichaam. Want in het eerste geval kunnen ze dagelijks het leven verlaten met de garantie het tegen een beter hiernamaals in te ruilen. Maar de zekerheid van het aardse leven garandeert nooit zo’n zelfde leven in het hiernamaals. En zo zal zo’n ziel steeds armoedig van de aarde scheiden en daarboven een lege plaats aantreffen, waar ze maar verblijf nemen wil.
Het is in de strijd om het aardse bestaan steeds geboden om eerst aan de ziel te denken en de strijd in de eerste plaats voor de ziel te voeren. Dan hoeft het lichaam nooit te vrezen om op aarde benadeeld te worden, want dan is alle lijden voor zo’n mensenkind overbodig, dat zonder dit lijden al de weg naar de Vader gevonden en de ontwikkeling van de ziel als belangrijk ingezien heeft.
Daarom zal aardse kennis, aardse macht en aanzien geen enkel voordeel voor de ziel opleveren, maar elk mensenkind, zowel hoog als laag, arm of rijk, moet zich ijverig inspannen voor zijn ziel. Niemand kan gemakkelijk of zorgeloos het binnengaan in de eeuwige gelukzaligheid verwerven. Iedereen staat hetzelfde werk te wachten, die enkel de vrije wil overwinnen en volbrengen kan. En alleen het vurige gebed kan elk mens helpen bij de vervulling van zijn aardse opdracht. Degene, die zich te verheven voelt om God om hulp te vragen, zal op aarde wel groot, maar zal in de eeuwigheid een van de laatsten zijn.
Amen
VertalerUnd es werden die Großen der Welt erkennen, daß sie klein sind und machtlos und nichts von sich aus vermögen, was ihre Lage bessern könnte. Und so sie sich nicht besinnen auf ihren Ausgang von Gott, werden sie auch keinen Weg finden aus ihrer Not.... Nur wer sich dessen bewußt ist, hat die Mittel in der Hand, denn dieser wird sich vertrauensvoll wenden an Den, Der ihn erschaffen hat, und Ihm seine Notlage darstellen.... und auch dort die Hilfe finden, die er erhofft. Die anderen aber irren ruhelos durch Not und Gefahr und finden keinen Ausweg, denn sie verschließen sich diesen selbst in falschem Stolz. Besonders qualvoll wird der Zustand sein für alle die, denen die Welt bisher viel geboten hat. Ihre Sorge ist einzig die, eine angemessene Sicherheit für das spätere Leben zu finden, und sie bedenken nicht, daß dieses Leben schon anderentags beendet sein kann.... sie bedenken nicht, wieviel wertvoller es ist, für den Frieden der Seele als für die Sicherheit des Leibes zu sorgen. Denn in ersterem können sie täglich das Leben verlassen mit der Gewähr, es gegen ein besseres Jenseits einzutauschen.... Die Sicherheit des irdischen Lebens aber gewährleistet nimmermehr ein ebensolches im Jenseits. Und so wird stets eine solche Seele bedürftig von der Erde scheiden und drüben eine leere Stätte anfinden, wo immer sie Aufenthalt nehmen will.... Es ist im Kampf um das Erdendasein immer geboten, die Seele zuerst zu bedenken und den Kampf in erster Linie für die Seele zu führen, dann braucht sich der Körper niemals zu fürchten, nachteilig auf Erden bedacht zu werden, denn dann erübrigen sich alle Leiden für ein solches Erdenkind, das ohne diese schon zum Vater findet und seiner Seele Förderung als wichtig erkannt hat. Es wird daher das irdische Wissen, irdische Macht und Ansehen keinerlei Vorteil der Seele eintragen, sondern um diesen muß ein jedes Menschenkind gleich eifrig bemüht sein, ob hoch oder niedrig, ob arm oder reich. Niemand kann sich ein Eingehen in die ewige Seligkeit leicht oder sorglos erringen.... Allen steht die gleiche Arbeit bevor, die nur der freie Wille überwinden und vollbringen kann. Und einem jeden Menschen kann zur Erfüllung seiner Erdenaufgabe nur das innige Gebet helfen.... wer sich zu erhaben dünkt, Gott um Hilfe zu bitten, wird wohl auf Erden groß sein, doch einer der letzten in der Ewigkeit....
Amen
Vertaler