Vergelijk Kundgabe met vertaling

Meer vertalingen:

Verbannen machten - Materie drager van geestelijke substantie

Alle machten van de hemel en de aarde worden als het ware door mijn wil in de ban gehouden, want als ze zich totaal en ongedwongen zouden uiten, zouden de mensen verstarren van ontzetting. Als de natuurmachten zich één enkel ogenblik ongehinderd zouden ontvouwen, zou alles wat op en boven de aarde bestaat, daar slachtoffer van moeten worden. Maar nog verwoestender zou de werking van de boze geestelijke macht zijn, als deze onbeperkte invloed op de mensen zou hebben. Maar daarom is er aan deze machten een grens gesteld, wanneer de ziel voor het goede kiest. Zo blijven deze zielen ook onaangetast door het hen voortdurend omringende gevaar om zich in het oeverloze te verliezen. Dat wil zeggen, dat ze niet zijn blootgesteld aan de machten die zich inspannen om de ziel af te brengen van wat ze zich eenmaal heeft voorgenomen waardoor ze zichzelf ontrouw wordt. Wie in de strijd van het leven de kracht van deze vijandelijke macht nog niet herkend heeft, diens geest is nog niet binnengedrongen in de wereld die van Gods grootsheid en almacht getuigt. Goede en boze krachten strijden tegen elkaar, ieder laat zijn macht ten volle gelden. Ieder wezen krijgt de inwerking van beide te voelen en toch distantiëren de mensen zich van het geloof aan dergelijke bovenaardse krachten.

Ze hechten te veel betekenis aan hun aardse leven en ze zijn helemaal niet meer in staat de scheppingsbegrippen uit elkaar te houden.

Ze miskennen het doel van het leven geheel en al. Ze blijven op geen enkele wijze scheppend werkzaam, wanneer ze ontkennen dat alle materie in het scheppingsruim de taak heeft drager van een geestelijke kracht te zijn. Want zonder deze veronderstelling kunnen ze nooit bijdragen aan de verdere ontwikkeling ervan, maar zijn ze als een plant. Dit wil zeggen dat het uiterlijke omhulsel van een plant volgens Gods raadsbesluit voor de mens vaak slechts dient als streling voor het oog, maar verder op geen enkele manier nuttig is of vrucht draagt in het scheppingswerk van God.

Zo zouden deze mensen weliswaar het aardse dal bevolken, maar in volledige onwetendheid van hun opdracht zouden ze net zoals deze planten slechts van de scheppingsdrang van God getuigen, maar zonder enig noemenswaardig nut voor zichzelf en hun medemensen. Zo iemand zou nooit op geestelijke wijze werkzaam kunnen zijn. Elke bekwaamheid zou hem onthouden worden, aangezien hij deze bekwaamheid immers niet zou benutten volgens de bedoeling van de Schepper. Alle materie is drager van geestelijke substantie. En alles wat op aarde bestaat, heeft steeds de hogere ontwikkeling tot doel. Maar het is de mensen nooit toegestaan de materie willekeurig van deze geestelijke kracht te beroven.

De mensen die zo onvolkomen naar Gods schepping kijken dat ze het kleinste wezen in de natuur de goddelijke kracht - de ziel - betwisten, zouden steeds de genade van God kwijtraken. Ze denken niet aan de nauwe samenhang tussen zichzelf en dit kleine wezen.

Ze zijn pas overtuigd van hun opdracht op aarde wanneer ze dezelfde opdracht ook in alle andere schepselen vaststellen, en dat is voor hen niet aannemelijk te maken.

Alle waarde van het leven ligt volgens hun opvatting slechts in de uitoefening van hun aardse werkzaamheid. Dit plaatsen ze bovenaan en ze blijven verder angstig en bezorgd om het wel en wee van hun lichaam.

Mijn kind, dit zal je streven verlichten en je nieuw voedsel geven, opdat je wil niet verzwakt en je je vol vreugde verder aan je geestelijke arbeid wijdt. Het geloof zal je opwekken en elke daad van liefde zal je sterken en mijn liefde zal je te allen tijde vergezellen. Want in de liefde tot Mij vind je alles wat bevorderlijk is voor je bewustzijn en je geest. Ze brengt je in een toestand van steeds vuriger verlangen en dit verlangen zal vervuld worden door je Heer en Heiland zelf.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Gerard F. Kotte

Gebannte Gewalten.... Materie Träger geistiger Substanz....

Alle Gewalten des Himmels und der Erde werden gleichsam von Meinem Willen in Bann gehalten, denn so sie sich restlos und ungezwungen äußerten, würden die Menschen erstarren vor Entsetzen. Einem einzigen Augenblick ungehinderten Entfalten der Naturgewalten müßte alles zum Opfer fallen, was auf und über der Erde besteht. Noch verheerender aber wäre die Wirkung der bösen geistigen Gewalt, hätte diese uneingeschränkten Einfluß auf die Menschen. So aber ist dort diesen Gewalten eine Grenze gesetzt, wo sich die Seele für das Gute entscheidet. So bleiben auch jene Seelen unberührt von der sie ständig umlauernden Gefahr, sich ins Uferlose zu verlieren.... d.h., sie sind den Gewalten nicht ausgesetzt, deren Bemühen ist, die Seele von dem einmal gefaßten Vorhaben abzubringen und sich selbst untreu zu werden. Wer im Strudel des Lebens die Gewalt solcher feindlicher Macht noch nicht erkannt hat, dessen Geist ist noch nicht eingedrungen in jene Welt, die von Gottes Größe und Allmacht zeugt. Gute und böse Kräfte streiten gegeneinander, jede läßt ihre Macht zur vollen Geltung kommen.... jedes Wesen bekommt beider Einwirkung zu spüren, und doch entfernen sich die Menschen vom Glauben an solche überirdische Kräfte.... Sie legen ihrem irdischen Leben zuviel Bedeutung bei und sind so völlig unfähig geworden, die Schöpfungsbegriffe auseinanderzuhalten.... Sie verkennen den Zweck des Lebens voll und ganz, sie bleiben in keiner Weise schaffend tätig, wenn sie verneinen, daß jeglicher Materie im Schöpfungsraum die Aufgabe zufällt, Träger einer geistigen Kraft zu sein, denn sie können ohne diese Voraussetzung niemals zur Höherentwicklung dieser beitragen, sondern sie sind einer Pflanze gleich, was besagen will, daß die äußere Hülle einer Pflanze nach Gottes Ratschluß oft nur den Menschen zur Augenweide dient, sich aber sonst in keiner Weise nutzen- oder fruchtbringend in das Schöpfungswerk Gottes einfügt.... So auch würden jene Menschen wohl das Erdental beleben, doch in voller Unkenntnis ihrer Aufgabe jenen Pflanzen gleich nur ein Zeuge des Schöpfungswillen Gottes sein, aber ohne jeglichen nennbaren Nutzen für sich und seine Mitmenschen. Und es könnte ein solcher Mensch auch nimmermehr tatkräftig sein in geistiger Weise, ihm wäre jede Fähigkeit vorenthalten, da er ja eine solche Fähigkeit nicht ausnützen würde im Sinne des Schöpfers. Jede Materie ist Träger geistiger Substanz.... und alles, was auf Erden ersteht, hat immer nur den Zweck des Höherentwickelns, niemals aber ist es dem Menschen überlassen, willkürlich die Materie dieser Geisteskraft zu berauben.... Es würden nur immer die Menschen der göttlichen Gnade verlustig gehen, die Gottes Schöpfung so unvollkommen ansehen, daß sie dem kleinsten Wesen in der Natur die göttliche Kraft.... die Seele.... absprechen. Sie bedenken nicht den engen Zusammenhang von sich selbst zu jenen kleinen Wesen.... Sie sind überzeugt von ihrer Mission auf Erden erst dann, wenn sie die gleiche auch in allen anderen Geschöpfen feststellen, und das ist ihnen nicht glaubhaft zu machen.... Aller Wert des Lebens liegt ihrem Begriff nach nur in der Ausübung ihrer irdischen Tätigkeit. Diese stellen sie obenan und bleiben fortan ängstlich besorgt um des Körpers Wohl und Wehe.... Dies, Mein Kind, soll dir dein Streben erleichtern und dir neue Nahrung geben, auf daß dein Wille nicht nachläßt und du dich voller Freude weiter deiner geistigen Arbeit hingibst. Beleben soll dich der Glaube und stärken jede Tat der Liebe, und Meine Liebe soll dir beschieden sein zu jeder Zeit.... denn in der Liebe zu Mir findest du alles, was deinen Sinnen und deinem Geist förderlich ist.... sie bringt dich in den Zustand immer heißeren Verlangens, und diesem wird Erfüllung werden durch deinen Herrn und Heiland Selbst....

Amen

Vertaler
This is an original publication by Bertha Dudde