Zie, Ik ben bij jullie alle dagen. En de mijnen sta Ik bij en Ik geef hun kracht. Het is een oneindig rustgevende gedachte zich door de Heer van de schepping beschermd te weten. En daarom zullen de mensen die in de Heer hun vriend en beschermer en hun Vader zien, hun levensweg ook in vrede tot het einde toe kunnen gaan. Word zoals de kinderen en vertrouw jullie toe aan de Vader!
Hij hoort jullie gebed en staat jullie bij in jullie nood. Want het is Zijn wil dat jullie behoed worden voor hartenpijn en zonder deze pijn de weg naar Hem vinden. Elke ziel ontvangt door de genade van God zulke wonderbaarlijke bewijzen van Zijn Liefde. En hoe meer ze zich naar Hem toewendt, des te vaker zal ze zich in deze liefdesbewijzen mogen verheugen. Het is des te beter te begrijpen dat het een goede verbinding met de Heer tot gevolg heeft wanneer Zijn Liefde het mensenkind omvat en dat dit zich zo uit dat Hij op aarde kracht toezegt, die aan de goddelijke kracht gelijk is.
Als jullie je bewust worden van deze kracht, zullen jullie je realiseren dat er een onzichtbare vereniging van de geest met de ziel plaatsvindt. Want God laat deze buitengewone genade toe waar de eigen wil de volmaaktheid nastreeft en waar een voortdurend werken aan de ziel haar in de toestand plaatst waarin de geest zich met de ziel kan verenigen en waarin bijgevolg alle dwang van de materie van haar afvalt. Het mensenkind moet een weergaloze strijd uitvechten, als de ziel de ketenen van de materie van zich wil afschudden.
Zonder de genade van God zou dit onmogelijk zijn. Want de kracht van de mensen is verre van toereikend, maar aan elke ziel worden door de Liefde van de Heer enorme middelen geboden. Elke verlangende gedachte zorgt ervoor dat deze middelen naar de ziel worden toegewend en zodoende is de weg gemakkelijk wanneer de genade van God afgesmeekt wordt.
Maar als de mensen het gebed niet in acht nemen, dan zullen ze in hun eventuele inspanningen om boven te komen, zeer snel nalatig worden. Ze bereiken niets door eigen kracht. Ze worden moe en geven spoedig hun voornemen geheel op. Maar de ziel is heel bang voor deze traagheid en ze lijdt onuitsprekelijk, wanneer de wil van de mens verzwakt.
Uit de geestelijke wereld kan er voor hem echter ook maar weinig hulp komen, want haar bewoners wachten eveneens op de smeekbede, vooraleer ze mogen ingrijpen. In deze verlatenheid zal de ziel zich vaak genoodzaakt voelen het lichaam openlijk ontrouw te zijn. Ze zal het in de zwaarste innerlijke conflicten laten komen en het niet voor geestelijke depressies kunnen sparen, zodat het lichaam ondanks het welzijn en de vervulling van aardse verlangens geen rust vindt en de dagen doorbrengt in ware zelfafmatting. En deze inwerking van de ziel op het lichaam kan het er soms toe brengen van wereldse verlangens af te zien en de gedachten op het geestelijke leven te richten.
Als de mensen zulke waarschuwingen, ongenoegens en kwellende zelfverwijten niet onopgemerkt voorbij lieten gaan, dan zouden ze vaak veel eerder tot inzicht komen en de ziel zou hen er dankbaar voor zijn. Alleen in de voortdurende pijniging van het lichaam ondervindt de ziel ondersteuning van de kant van liefhebbende, geestelijke wezens, als ze niet meteen om hulp aanroepen worden.
Elke mislukking, elke ergernis, elke onverkwikkelijke gebeurtenis is als het ware een hulpbetoon van gene zijde om de ziel te ondersteunen het lichaam gewillig te maken, zodat de ziel en het lichaam zich samen aan het werk aan zichzelf wijden. En deze samenwerking is wederom onontbeerlijk opdat de ziel de graad van rijpheid bereikt om de goddelijke Geest in zich te kunnen herbergen. Want waar het lichaam niet dezelfde weg gaat, is de materie een onoverwinnelijke hindernis voor de vereniging van de ziel met de Geest van God. Elke arbeid van de ziel moet tegelijk door het lichaam uitgevoerd worden. Er moet een heel goede verstandhouding zijn tussen het lichaam en de ziel. En zonder weerstand moet het lichaam uitvoeren wat alleen nuttig is voor de ziel.
Amen
VertalerGuarda, Io sono con voi tutti i giorni e Sono vicino ai Miei e sa loro la Forza. E’ un pensiero infinitamente tranquillizzante sapersi protetto dal Signore della Creazione, e gli uomini, che vedono nel Signore il loro Amico, Protettore ed il loro Padre, potranno perciò percorrere in pace la via della loro vita fino alla fine. Diventate come i bambini ed affidatevi al Padre!
Egli ascolta le vostre preghiere e vi assiste nelle vostre miserie, perché è la Sua Volontà che siate salvati dalla sofferenza del cuore e troviate Lui senza questa. Ogni anima riceve attraverso la Grazia di Dio delle Dimostrazioni così magnifiche del Suo Amore e potrà gioire sovente di queste dimostrazioni d’Amore, più si rivolgono a Lui. Perciò è ancora più comprensibile che il giusto collegamento con il Signore risulta quando il Suo Amore abbraccia il figlio umano e questo si manifesta in modo che Egli promette la Forza sulla Terra che somiglia alla Forza divina. Riconoscerete che avrà luogo un’invisibile unificazione dello Spirito con l’anima, quando vi rendete conto di questa Forza in voi, perché Dio permette questa straordinaria Grazia dove la propria volontà tende alla Perfezione e dove un continuo lavoro sull’anima mette questa stessa nello stato, che lo Spirito Si può unire con l’anima e poi decade da lei ogni costrizione della materia.
E’ una lotta senza pari, che un figlio terreno deve combattere, se l’anima vuole scuotere da sé le catene della materia, senza la Grazia di Dio questo sarebbe impossibile, perché la forza dell’uomo non basta per nulla, ma all’anima sono state appunto offerti immensi mezzi attraverso l’Amore del Signore. Ogni pensiero che pretende ha per l’effetto, che questi mezzi vengano rivolti all’anima e con ciò la via diventa leggera, quando l’anima supplica per la Grazia di Dio, ma se gli uomini non badano alla preghiera, allora nel loro possibile sforzo di giungere in Alto, molto presto diventeranno trascurati, non raggiungono nulla con la propria forza, si stancano e presto cedono nel loro intento. Ma l’anima teme ed ha paura di quest’attività e soffre indicibilmente, quando la volontà dell’uomo cede. Ma dal mondo spirituale gli può giungere anche poco aiuto, perché i loro abitanti attendono pure la chiamata d’aiuto, prima che possano intervenire.
In un tale abbandono l’anima si sentirà sovente obbligata a commettere un’evidente infedeltà al corpo. Lei lo farà arrivare nei più difficili conflitti interiori e non potrà risparmiargli delle depressioni spirituali, in modo che il corpo, malgrado il ben vivere ed adempimento di desideri terreni, non trova nessuna pace e passa i giorni nell’auto demoralizzazione e questo agire dell’anima sul corpo può a volte determinarlo a desistere da desideri mondani ed a rivolgere i pensieri alla vita spirituale. Se gli uomini non lasciassero passare inosservati tali avvertimenti interiori, malumori e tormentose auto accuse, giungerebbero sovente molto prima alla comprensione e l’anima glielo ringrazierebbe. Solo nel costante maltrattamento del corpo l’anima trova il sostegno da parte di amorevoli esseri spirituali, se questi non vengono chiamati direttamente per l’aiuto.
Ogni fallimento, ogni dispiacere ed ogni avvenimento spiacevole è come una prestazione d’aiuto dall’aldilà, per sostenere l’anima a rendere duttile il corpo, affinché l’anima ed il corpo si diano insieme al lavoro su sé stessi. E d’altra parte un tale comune lavoro è inevitabile, se l’anima deve raggiungere il grado di maturità, per poter celare in sé lo Spirito divino, perché dove il corpo non percorre la stessa via, la materia è un ostacolo insuperabile per l’unificazione dell’anima con lo Spirito di Dio. Ogni lavoro dell’anima dev’essere contemporaneamente eseguito dal corpo, deve regnare una piena sintonia di corpo ed anima ed il corpo deve eseguire senza resistenza ciò che serve unicamente all’anima.
Amen
Vertaler