7700 In het begin was het Woord

15 september 1960: Boek 81

In het allereerste begin kon u Mijn Woord in u horen. De eeuwige Liefde sprak u toe. Mijn gedachten straalden als kracht van Liefde binnen in u en weerklonken in u als Mijn Woord. U verstond Mij. U kon denken en dus Mijn Woorden in u als gedachten overwegen. U was daardoor van Mij Zelf op de hoogte, van Mijn verhouding tot u, van Mijn wil, en door Mijn Woord werd u gewaar dat Ik Me in oneindige Liefde tot u wendde om u gelukkig te maken. U herkende Mij door het Woord dat van Mij uitging en voor u weerklonk. En u wist nu dat u zelfstandige wezens was die uit Mij waren voortgekomen. En u beantwoordde Mijn Liefde vurig en innig. U liet zich onophoudelijk doorstralen door Mijn Liefde. U wisselde met Mij van gedachten door het Woord. U vroeg, Ik gaf antwoord. Ik onderrichtte u en schiep steeds meer gelukzaligheid voor u, omdat u inzicht had en alles licht was in u.

En deze gelukzaligheid bereidde Mijn Woord u. Want Mijn Woord was de verbinding tussen de Schepper en Zijn schepsel. Ze konden Mij niet zien, maar ze konden Mij horen en daardoor waren ze ook op de hoogte van Mijn bestaan. Ze lieten zich voortdurend door de kracht van Mijn Liefde doorstromen en waren daardoor onuitsprekelijk gelukkig. Maar Mijn Woord verhoogde hun gelukzaligheid, want de door hen herkenbare band met Mij als hun God en Schepper, bracht in hen deze overgrote gelukzaligheid teweeg. En ook Mijn gelukzaligheid bestond daarin, dat Ik met de door Mij geschapen wezens kon spreken, dat Ik diepste wijsheden aan hen kon overdragen, dat Ik ze tot Mijn evenbeelden kon vormen, omdat ook hetzelfde licht, dezelfde kracht in hen moest zijn die Mij vervulde en omdat Ik deze nu voortdurend door Mijn toespreken op hen overdroeg.

Dat ze nu Mijn Woord in zich konden vernemen en dus een levendige uitwisseling met Mij hadden, zou hen ook hebben kunnen beschermen en bewaren voor de afval van Mij, wanneer Ik deze wezens niet ook het denkvermogen zou hebben gegeven, naar eigen goeddunken of vrije wil in elke richting gebruik te maken van de geestelijke leringen. Maar ter wille van de geestelijke vrijheid moest dit mogelijk zijn, want Ik wilde kinderen naast Me hebben, en geen schepselen die alleen maar in één richting konden denken, die als het ware machines waren, al waren ze in hoogste volmaaktheid door Mij geschapen. Maar Mijn Woord had - omdat het een uitstraling van Liefde mijnerzijds was - ook het wezen in het juiste denken, naar Mijn wil hebben kunnen laten blijven. Want Mijn Woord was licht in alle volheid en het wezen had het helderste inzicht zolang het Mijn Woord in zich kon vernemen.

Dat het zich dan zelf in vrije wil afsloot voor de toevoer van de kracht van Mijn Liefde, dat het dan niet meer in staat was Mijn Woord in zich te vernemen toen het de weg naar de diepte insloeg, was het gevolg van zijn verkeerde denken onder de invloed van Mijn huidige tegenstander, die eveneens Mijn Woord had vernomen en onuitsprekelijk zalig was en toch zijn denkvermogen verkeerd gebruikte en zich tegen Mij verhief. En zodra dus het wezen zich afsluit van Mij en van de uitstraling van Mijn Liefde, is het ook niet meer in staat Mijn toespreken te vernemen. Het kan niet meer van de gelukzaligheid genieten die Mijn Woord in hem teweegbracht. Want het hoort Mijn Woord niet meer, omdat Mijn Woord de uitdrukking van Mijn Liefde is en omdat het wezen deze Liefde van Mij afwijst.

Maar Mijn Woord, Mijn toespreken, zal steeds de uitdrukking van Mijn Liefde zijn, die het hart van een mens binnenstroomt, dat zich voor Mij opent en begeert Mij te horen. En Mijn Woord zal voortdurend weerklinken in de oneindigheid. Want overal waar wezens zijn, eens van Mij weggegaan, zal Mijn Liefde die niet zal ophouden, proberen ze toe te stralen. En wie zich opent, zal ook Mijn toespreken vernemen en gelukzalig zijn. Want Mijn Woord was in het begin en zal er zijn tot in alle eeuwigheid. En al vergaan ook hemel en aarde, Mijn Woord zal blijven bestaan en voor alle wezens weerklinken die Mij willen horen, die een innige verbinding hebben met hun Vader, die dus Mijn kinderen zijn geworden, zoals dit Mijn doel is geweest bij de schepping van al het wezenlijke.

Amen

Vertaald door: Gerard F. Kotte

Deze openbaring is opgenomen in het volgende themaboekje:
Themaboekje Titel Downloaden
97 Waar kom ik vandaan? Wat is mijn taak op aarde? Waar ga ik heen? ePub   PDF   Kindle  

Downloads

Download-aanbod voor boek _book
 ePub  
 Kindle  
  Meer downloads

Deze openbaring

 als MP3 downloaden  
Afdrukvoorbeeld
 Kladschriften

Translations