5518 Het opwekken van de geestelijke honger

27 oktober 1952: Boek 61

De geestelijke honger moet worden gewekt onder de mensen. En dit vraagt om het aanbieden van smakelijke voorproefjes, die juist het weten bevatten dat voor de mens onduidelijk was. Ieder mens is op een bepaald gebied onzeker. Ieder mens heeft een bijzonder probleem dat hem bezighoudt. En als hem daarover uitsluitsel kan worden gegeven, opent hij zijn hart ook voor verder weten. En het is dan van het grootste belang wanneer de onderwijzende hem geen antwoord ontzegt, wanneer hem alle denkbeelden bekend zijn en zodanig duidelijk dat hij zijn weten aan de medemens kan overbrengen, dat hij de honger stilt van de mens die naar waarheid verlangt.

In de mensheid is het verlangen naar de waarheid nog niet ontwaakt. Ze gaat onverschillig voorbij aan wat voor haar onbegrijpelijk is. De mensen verlangen niet naar opheldering en daarom kan die hun ook niet worden aangeboden. Maar steeds ligt dit hieraan, dat hun denken niet werd aangespoord, dat hun geen voorbeelden werden aangeboden, dat ze niet werden verzocht zichzelf geheel bloot te geven, het eigen denken duidelijk te maken.

Een vraag kan hen buitengewoon fascineren wanneer die op het juiste moment en op de juiste wijze wordt gesteld. En een antwoord kan buitengewoon bevredigen, wanneer het door een daartoe bevoegde leraar wordt gegeven, die de zuivere waarheid behartigt en uit kan dragen. Dan zal het verlangen naar meer bijzonder weten vanzelf wakker worden. En dan pas kan degene die hongert, verzadigd worden met het brood uit de hemel.

Een antwoord dat onwetendheid verraadt, bevredigt niet en kan de mensen er van afhouden, zich op de één of andere manier opheldering te willen verschaffen. Maar de zuivere waarheid spreekt voor zich en spreekt daarom ook ieder mens aan die op de zuivere waarheid uit is. En deze zal nu voortdurend brood uit de hemel krijgen aangeboden, dat hem van boven wordt toegestuurd. Hij zal geen honger en gebrek meer hoeven te lijden. Hij zal steeds rijkelijk naar behoefte en hoedanigheid worden bedacht. Want om het brood des hemels te genieten, is alleen nodig dat men een echte opwekking van zijn ziel wil, dat men ontvankelijk is voor dat wat Gods Liefde hem biedt.

Daarom zult u als vertegenwoordigers van God en Zijn rijk steeds Zijn Woord moeten verkondigen, ook wanneer het verlangen daarnaar nog niet aanwezig is. Want Hij Zelf zal u zegenen als u zult spreken en u zult deze zegen gewaarworden. De toehoorders zullen nu zelf verlangen, ze zullen elke gelegenheid zoeken dat hun het goddelijk Woord wordt verkondigd.

U zult in liefde moeten uitdelen, wat u zelf door Gods grote Liefde hebt ontvangen. Dan laat het niet na indruk te maken op uw medemensen. En u wint dan mensen voor God en Zijn rijk en u verricht getrouwe arbeid in de wijngaard. Want u bent Zijn dienaren. U zult degenen die het feestmaal willen vieren, de tafel des Heren moeten laten zien en dus goede gaven uitdelen. U zult het Woord Gods altijd en overal moeten verkondigen, waar mensen tot u worden gebracht, die geestelijk gebrek lijden. U zult hun het brood des hemels moeten aanreiken, opdat nu hun geestelijke honger levendig wordt gehouden, zodat steeds weer voedsel wordt verlangd voor de zielen die eens van het brood uit de hemel hebben geproefd.

Amen

Vertaald door: Gerard F. Kotte

Deze openbaring is niet opgenomen in de themaboekjes.

Downloads

Download-aanbod voor boek _book
 ePub  
 Kindle  
  Meer downloads

Deze openbaring

 als MP3 downloaden  
Afdrukvoorbeeld
 Kladschriften

Translations